[Vragen]
‘Is het woord dislocatie te beschouwen als een Nederlands woord, of is het - speciaal gebruikt i.v.m. voorraden - een germanisme? Hoe moet het woord geschreven worden, met een c of met een k? Hoe moet het woord disloce(e)ren worden geschreven en uitgesproken (men zegt veelal dislokeren)?’ Ve.
§§ - Wij zouden het woord dislocatie met een c schrijven. Een germanisme? een gallicisme eer, zouden wij denken. Engels, Verdeutschungsbuch, noemt het een ‘welschwort’ en geeft er voor: versetzung, verlegung. Het ww. geeft hij weer met dislozieren. Hoe dat in het Ndl. te schrijven, met een c of met een k? Als wij die moeilijkheid eens uit den weg gingen en ons daarvoor behielpen met het... Nederlandsch?
‘Mocht verzekerde op... niet meer in leven zijn, dan zal het verzekerde kapitaal worden uitgekeerd aan zijne ouders, of mochten dezen niet meer in leven zijn enz. Is het juist hier te schrijven: dezen?’ Du.
§§ - Ja, dat is juist; het woord is hier zelfstandig gebruikt voor personen, nl. deze personen (niet: deze ouders). Tusschen twee haakjes: zullen wij dit ‘mocht’ maar niet liever door ‘zou’ vervangen, of anders schrijven: in geval, of indien...?
‘Ik schreef eens: Wij hebben bericht ontvangen dat hij krijgsgevangen is. Mag daar aanmerking op gemaakt worden?’ Kl.
§§ - Een vreemde vorm is het stellig, krijgsgevangen; uit krijg en het verl. deelw. van vangen. Toch mogen wij het woord niet afkeuren; het is oud Nederlandsch. ‘De andere Regimenten, voor zooverre die jegenwoordig meede in Vrankryk krygsgevangen zyn’. Gr. Placaatboek (ao 1747). ‘Hij maakte den russischen veldtogt mede, en zat krijgsgevangen te Breslau’ (Busken Huet).
‘Rijwielen, te berijden door hoofden van gezinnen.’ Deze woordconstructie wordt in ambtelijke stijl veel gebruikt, m.i. verkeerd. Hier wordt een bevel bedoeld, maar slechts de mogelijkheid aangegeven.’ Ov.
§§ - Te, gevolgd door een infinitief, wordt veelvuldig gebezigd als imperatief. ‘De handteekening is te plaatsen...’ (‘te stellen’ leest men wel, maar dat is niet goed). ‘Hier te openen.’
‘Als misschien het grootste deel der Nederlanders sommige werkwoorden hardnekkig sterk vervoegt, is dan niet het ogenblik gekomen om die zwenking van de levende taal mee te maken? Hij is er met de studie uitgescheden (uitgeschejen); ze hebben drie jaar gevrejen; hij heeft 'n hele bonk geörven. Beets laat een kind zeggen: De kousen, die ik Zondags draag, die heb ik dáár gebrejen.’ He.
§§ - .....
‘In een brief van den Raad van State, afdeeling voor de Geschillen van Bestuur, aan een van onze Departementen lees ik: “Uw hoogedelgestrenge heeft enz.”. Is het woord “Uw” hier juist gebezigd?’ H.
§§ - Ons dunkt, het moet ‘U’ zijn. Al dergelijke titulatuur bij aanspraak zal genomen zijn uit het adjectivische gebruik bij Heer(en). Zoo al in de 17de eeuw, bv. bij Jan de Witt: UEdelmogende, enz.
‘Bankinstelling vraagt Jongsten Bediende. - Is deze verbuigings-n van het bnw. te verdedigen? Ik zou er de voorkeur aan geven te schrijven: vraagt (bekwamen) jongste-bediende.’ Dr.
§§ - Zoo zouden wij het ook bij voorkeur doen. De jongstebediende zal wel meestal zijn, maar behoeft niet te zijn de jongste bediende.
‘U sprak over “slapen als een roos” en vermeldde dat een roos geenszins tot de bloemen met slaapbewegingen behoort. Wat kan dan de oorsprong van de zegswijze zijn?’
§§ - Daarover heerscht verschil van meening; laat ons maar aannemen dat de uitdr. ziet op kinderen, die als zij vast slapen dikwijls een hoogroode kleur vertoonen, als hadden zij ‘rozen op de wangen’.
‘Ik lees in de krant: .. er op geschoold vernietigds of beschadigds... weer op gang te krijgen. Is dit “vernietigds”, “beschadigds” bruikbaar Nederlandsch?’ At.
§§ - Stellig niet; het moet zijn: wat er vernietigd is of beschadigd...; bovendien: wat ‘vernietigd’ is, bestaat niet meer en kan dus niet weer ‘op gang’ gebracht worden.
‘Wat is de verklaring van de uitdrukking: heet van de naald?’ Le.
§§ - Spijzen die opgediend worden, zóó als zij van het vuur komen, zijn: heet van den rooster. Vandaar denkelijk de uitdrukking: heet van de naald, zóó als iets uit de handen van den kleermaker komt.
‘Wat beteekent de naam rozemarijn; zee-roos?’ v.d. B.
§§ - De naam is rosemarijn, uit lat. ros (roris), dauw, en marinus, dus zee-dauw. Wij hebben er, onder invloed van roos, rosemarijn van gemaakt; in het Engelsch en dial. Hoogduitsch: rosemary, rosemarie, verbinding van roos met Maria.
‘Is het taalkundig juist, om te schrijven: Wij verzoeken U, te willen...?’ Ro.
§§ - Een beleefdheidsvorm, niets meer. ‘Verzoeken’ kan een verbloemd bevel uitdrukken: ik verzoek U mijn huis te verlaten; door toevoeging van: (wel) te willen wordt elke misvatting van de bedoeling des schrijvers vermeden.
‘Welken naamval regeert waard? toch den tweeden?’ No.
§§ - Vroeger regeerde ‘waard’ - zooals nu nog in het Duitsch - den genitief, een vorm dien wij nog aantreffen in ‘niets waard’ (niets is de genitief van niet), maar thans is deze datief ongebruikelijk. Het klinkt wat boeksch te zeggen: het is der moeite waard.
‘Ik heb met mijn collega's verschil van meening over het woord wag(g)on. In Van Dale lees ik wagon, maar in andere woordenboeken vind ik waggon of wag(g)on; in het laatste geval worden beide vormen toegestaan. Welke spelling is in het Ndl. nu de juiste?’ Re.
§§ - Zullen wij het maar met het Fransch op wagon houden?
‘De kinderen waren nog uitwakker’. Is ‘uitwakker’ een goed Nederlandsch woord? Kan het ontstaan zijn uit een combinatie der woorden: uitgeslapen en wakker?’ Ei.
§§ - Wij kennen de uitdrukking niet. Wanneer het moet uitdrukken: wakker, want uitgeslapen, heeft nog geen zin. Kennen onze lezers het woord?
‘Stond de wieg van “lawaai” in Nederland?’ He.
§§ - Franck-Van Wijk brengt het woord in verband met laveien (laveeren), over straat zwaaien, bij uitbreiding: herrie maken, oproer maken. De vorm ‘lawaai’ kon, zegt Franck-Van Wijk, onomatopoëtisch gevoeld worden.
‘Wat is de verklaring van: iemand in het ootje nemen?’ Le.
§§ - Ootje, nulletje, kringetje. Iemand tot mikpunt zijner spotternij nemen (in Groningen: in den kring nemen), zooals bij het ootjesknikkeren de knikker die in het ootje staat, het mikpunt is.
‘Hoe komen we aan: lig (leg) niet te zaniken?’ He.
§§ - Liggen heeft hier een wel zeer verzwakte beteekenis. Er is hier van ‘liggen’ eigenlijk weinig of geen sprake; het woord geeft in uitdrukkingen als deze slechts een herhaling of voortduring te kennen.
‘Wat is de verklaring van de uitdrukking: spaak loopen?’ Le.
§§ - De uitdr. zal wel verklaard moeten worden uit: een spaak in het wiel steken: vastloopen, geen voortgang kunnen hebben, alsof er een spaak in een wiel gestoken is.
‘Is maatgevend een germanisme?’ Me.
§§ - In de beteekenis: beslissend, norm-gevend? Stellig! ‘In massgebenden Kreisen’ vertale men met: in toon(aan)gevende kringen.