Kaplaken.
Een eigenaardig woord, dit ‘kaplaken’. Aanvankelijk laken voor een (nieuwe) kap, om een kap (= mantel) van te maken. Ook de som gelds, welke aan ondergeschikt personeel werd geschonken om dit laken te bekostigen, en dan bij overdracht de benaming voor een (jaarlijksch) geschenk in geld (gratificatie) voor het bewijzen van zekere diensten. Dus aanvankelijk ongeveer wat wordt aangeduid met Trinkgeld, pourboire; teekenend dat ons volk liever een nieuwe jas koopt dan een borrel drinkt. Of heeft de naamgever zijn brave bedoeling in het woord gelegd tot een les?
De uitdrukking kaplaken wordt veel gebruikt bij de koopvaardij, en duidt dan aan: een zekere verhooging van den prijs van de vracht, ten bate van den schipper. Fransch: chapeau (de maître); Engelsch: hatmoney. ‘Because dropped in a hat’, zegt Murray, maar Sir James is hier in de war. Hij verwijst naar sp. sombrero; blijkbaar kende hij ons ‘kaplaken’ niet. Zijn oudste citaat is van 1676 C. Molloy: De Jure Maritimo. Toen kenden wij het woord al meer dan een eeuw.
Sombrero (del patron). De Spanjaarden denken dus ook aan een hoofdbedekking, en niet aan een mantel, zooals wij. Misschien heeft men de uitdrukking in andere landen van ons overgenomen, toen het allang geen gewoonte meer was bij de kapiteins, om een kleedingstuk voor hun ‘kaplaken’ aan te schaffen. Als men in Spanje ons ‘kap’ als ‘(kap)mantel’ verstaan had, had men niet van sombrero gesproken, want het Spaansch kent ‘capa’ voor mantel. Capa y sombrero, jas en hoed. Was het Fransch soms de bemiddelaar geweest tusschen Nederlandsch en Spaansch? Het Deensch kent de uitdrukking: kaplak(en), het Zweedsch: kaplake.
Kaplaken: zekere vereering die een Schipper boven de vracht der goederen bedingt. Een zekere Somme van penningen, of een nieuwe Vlagge voor den Schipper; die hy boven zyn bedongen Vracht-Loon geniet. De vereering die een Koopman den Schipper geeft boven zyn bedongen vragt (Présent du Marchant au Maître de Navire à son arrivée à bon Port, outre son fret). Zoo 18de-eeuwsche woordenboeken. Een 19de-eeuwsche uitlegger verklaart: Soms maakt men wel bij de vracht bepalingen, dat boven dezelve 10 of 15 percent avarij, en bv. f 50. - kaplaken betaald moet worden; zijnde het eerste naar zekere usantiën, als eene te gemoet koming in schade van het schip, en het laatste eene bijzondere belooning voor den schipper.
De oudstbekende plaats van het woord in dezen zin luidt: ‘Boven dese heeft de schipper noch ontfaen voor averye en caplaken XI lb., XVIII schell. grooten’ (ao 1575).
Kaplaken (Engelsch: primage): een percentsgewijze te berekenen opslag op de vracht, welken wel, gemeenlijk, de reederij zich-toeëigent, doch waarvan de schipper een, door zijn contract met den reeder vastgesteld, aandeel bekomt. Alle die laatste vrachten met 5 pct. kapgeld (N. Rott. Courant van 10 November 1887).