komt daar alleen voor bij onzijdig en bij mannelijk enkelvoud (en dit slechts bij enkele woorden, die personen noemen in een ambt of qualiteit). De regelmaat ten aanzien van de tweelettergrepige comparatieven schijnt hier doorbroken te zijn door een uitbreiding van den regel voor den e-loozen (zgn. ‘sterken’) vorm van het adjectief in het algemeen. Met het bepalende lidwoord zien wij toch de buiging weer intreden: de betere resultaten, deze grootere tegenstelling.
Historisch beschouwd, zijn de verbogen vormen de oudste; maar reeds in de Middelnederlandsche taal (vóór 1500) kwamen de onverbogen vormen voor: die steinen pilare, die drunken liede, die gesworen eede, den verslagen viant, den begeven luden, den verloren sone, open doren, beter wapene, met ontbonden vane, enz., - naast de vollere vormen: opene brieven, begevene lude, den verloornen sone, enz. Het verschijnsel strekte zich zelfs nog wel verder uit: men liet menigmaal ook bijvoeglijke naamwoorden op -er in den stellenden trap onverbogen: in eenre donker nacht, van eenre suver maget, ander liede, die bitter doot; en de adjectiva op -el: die simpel man.
Zoo bleef het nog lang in de volgende eeuwen; maar geleidelijk beperkte het zich tot de rubrieken, waarin het in onzen tijd nog voorkomt. Bij Vondel zien wij in zijn jeugd veel ruimer toepassing dan in den tijd van zijn gevestigde taalkundige theorie en practijk; zoo vroeger als later evenwel gebruikte hij naast de onverbogene ook de vollere vormen: de herborene paleizen, ervarene oorlogsknapen.
Maar er was nog een andere afwijking van de oorspronkelijke verbuiging der bijvoeglijke woorden op -en in zwang gekomen, ook reeds sinds de middeleeuwen. Deze namelijk, dat men de buigingsuitgangen -e en -en in de plaats van den stamuitgang -en zette: een goude kroon (i.p.v. gouden-e), onse opgeblase ziel (i.p.v. -geblazen-e). Dit werd in de 17de eeuw zelfs de regel, dien men door onze grootste schrijvers gevolgd ziet. Wij weten, hoe Hooft in zijn grammatische overwegingen er over getwijfeld heeft, om ten slotte beide manieren goed te keuren: de behoude eer, en: de behoudene eer. De Hubert, met wien Hooft, Vondel en Reael over grammaticale vragen in vergadering beraadslaagd hadden, liet dezelfde keuze voor het vrouwelijk: eene verscheide of verscheidene sake (en pluraal: saken). Maar voor het mannelijk stelde hij reeds den zoo juist genoemden regel: een verscheiden mensch, twee verscheide luiden. De Statenbijbel geeft overvloedige voorbeelden bij de stoffelijke bijv. naamww. van alle drie manieren: de kopere zee, goude ketenen, maar ook: de gouden kalveren, de goudene vercierselen; ysere dorschwagens, houtene beelden; lederen wynsacken; bij de deelwoorden slechts van twee: haren verborgenen raet, verscheiden sieckten, verscheidene sieckten, verscheiden plaatsen, verscheidene soorten.
Die tweeërlei manier van verbuiging van de sterke verleden deelwoorden, die de Statenbijbel te zien geeft, bestaat nog steeds, al heeft de onverbogen vorm steeds meer overwicht gekregen. In één geval moeten wij nog beslist den verbogen vorm gebruiken: wanneer het bijbehoorende zelfst. naamwoord uit het voorafgaande moet worden aangevuld: de gebonden boeken en de niet gebondene. Maar ook anders kan zich nog wel eens zekere voorkeur vertoonen voor den verbogen vorm; en daarmede komen wij tot ons punt van uitgang terug. Ziet men het Woordenboek der Nederl. Taal in op ‘onderscheiden’ (het artikel ‘verscheiden’ zal nog wel verscheidene jaren op zich laten wachten!), dan vindt men in de verzwakte beteekenis, als onbepaald telwoord, tegen één voorbeeld uit de achttiende eeuw: onderscheiden soorten, vier voorbeelden uit de negentiende eeuw van den verbogen vorm: onderscheidene deelen (Bosscha), Vorstendommen (Van Lennep), brieven (Van Koetsveld), tikjes (Beets, Camera Obscura).
Dat verscheiden en onderscheiden nog zoo vasthielden aan den langeren vorm zal wel aan de functie liggen, waarin zij doorgaans worden gebruikt: van onbepaald telwoord. De noodzakelijke verbuiging van: eenige, ettelijke, luttele, weinige, sommige - alle óók met een toonlooze laatste lettergreep - zal de buiging van het in de rij ingevoegde deelwoord hebben doen blijven. Geen wijziging hier, maar handhaving door analogie.
J.W.