[Vragen]
‘Is het wel goed om te spreken van befaamd, als men een ongunstig begrip wil uitdrukken? ‘Het om zijn keien befaamde Rotterdam; befaamde sjacheraars?’ - Daar is niets tegen; wij gelooven zelfs dat befaamd eertijds alléén - of vooral - in ongunstigen zin werd gebruikt. Kiliaen geeft voor ‘befamen’: diffamare, infamiae nota aspergere. ‘Maer ic en wil niemant besondert befamen, Oft bringhen in blamen.’
Faam is op zich zelf een neutraal woord: wij spreken zoowel van te goeder als te slechter naam en faam; in het Fransch: bien famé, te goeder faam bekend, en: mal famé, berucht, in kwaden reuk staand. Wanneer wij dus lezen van ‘beruchte straatjongens, befaamd om hun wanordelijkheid en straatschenderij’, dan behoeven ‘berucht’ en ‘befaamd’ niet - zooals onze inzender wil - te zijn: bien étonnés de se trouver ensemble, want het zijn hier synoniemen.
‘Zoudt u niet eens den strijd willen aanbinden met het afschuwelijke ‘is... te’, i.p.v. ‘moet... worden’? - Neen, dat doen wij liever niet. De vorm ‘is... te’ als imperatief is goed Nederlandsch, in de officiëele taal dan altijd; in de algemeene taal komt hij zoo goed als niet voor. ‘Is... te’ wordt wel eens misbruikt, en tegen dit misbruik kan men opkomen. Zoo in het voorbeeld, dat onze lezer geeft: ‘Een dergelijke brand is met schuimblusschers te blusschen’; dat is eer de constateering van een feit, dan een bevel, de wijze van blussching volgt uit den aard van den brand. Hier zou men dus beter doen door te zeggen: moet worden, dient te worden.
‘Of (telefoon)centralen wel een goede meervoudsvorm is?’ - Wij geven - met onzen lezer - voor dergelijke woorden de voorkeur aan de s als meervoudsvormer: centrales, machines, enz. - ‘En bonnen voor bons; dunkt u dat geen plat en slordig taalgebruik?’ - Neen; wie er het Fransche ‘bon pour...’ nog in voelt, zal schrijven ‘bons’, maar wij kennen die zeep- en kaasbonnetjes nu al zoo goed, dat wij als vanzelf tot ‘bonnen’ komen. In samenstellingen als: zilver- en cassabons heeft - zooals onze lezer opmerkt - de s zich gehandhaafd.
‘Is het niet heel verkeerd te zeggen: “dáárom”, wanneer men niet de reden van de handeling wil aangeven? Ik denk aan een zin als: Je mag toch die straat niet in die richting berijden? Neen, dat mag ook niet. Maar daarom doen ze het wel!’ - Dit gebruik van ‘daarom’ is inderdaad opmerkingswaardig. Het wordt hier gebezigd in ontkennend verband: in weerwil daarvan, nochtans. De eigenlijke bedoeling is: zij kennen het verbod, maar dat is voor hen geen voldoende grond het te laten; maar dáárom laten zij het (nog) niet.
‘Ik ontmoet herhaaldelijk de uitdrukking “gestempelde” kelder, en de kelder, waarvan de “onderstempeling” juist gereed is gekomen. Zoo'n kelder ziet er uit als een gestorven bosch, met al die naakte, grauwe palen. Zijn de genoemde woorden te beschouwen als doode palen in ons taalwoud?’ - Neen. Een ‘stempel’ is in 't algemeen een gereedschap of werktuig waarmede men stampt, d.w.z. drukt of perst (in-, vastdrukt, -perst). Er is daarom o.i. niets tegen zoo'n paal, die de bekisting draagt, ondersteunt, vastdrukt, stempel te noemen.
‘Is het quasi-plechtige richtig, waar bedoeld wordt “juist” geen ergerlijk taalbederf?’ - ‘Ergerlijk taalbederf’ is wel een heele mond vol; schrijvers als Buys, Falck, Fruin, Geel, Van Lennep e.t.q. er van te beschuldigen, schijnt ons wat al te boud. Alweer, een woord uit de officiëele taal; natuurlijk zou het geen kwaad doen als men, al was het maar ter afwisseling, eens juist in plaats van richtig zou bezigen, maar ja...
Zijn combinaties als copie-brief, copie-factuur correct? (D.w.z. in de beteekenis van copie van een brief, enz.). - Copie-brief, -factuur, als verkorte zegswijze voor: copie van een brief, van een factuur, is zóó gebruikelijk dat wij zulke samenstellingen niet gaarne met incorrect zouden willen bestempelen.