[Vragen]
‘In een tijdschrift vind ik de volgende mededeeling: “Een lezer zou gaarne vernemen, wie of de jaargang 1891 wil overdoen.” Ik zou gaarne eens van U vernemen, wat “of” het woordje of in dit geval voor functie verricht, en of het gebruik daarvan als goed Nederlandsch kan gelden.’
- Het woordje of dient hier om een twijfel aan te duiden. Zonder dit of - dus: gaarne vernemen wie den jaargang wil overdoen - zou, redeneerde de steller blijkbaar, de zin uitdrukken: ik weet dat er iemand is die den gevraagden jaargang wil overdoen en ik vraag nu dat deze zich bekend make. Met zijn ‘wie of’ wil hij nu blijkbaar zeggen: ‘of er iemand is enz., en zoo ja, wie’, ‘of iemand misschien enz.’. O.i. is de inlassching van ‘of’ hier geheel overbodig; ook zonder dit woordje is de zin volkomen duidelijk. En het moge waar zijn, dat wij in de gemeenzame spreektaal vormen als: wie of, wat of, wanneer of, waar of, hoe of, enz. gereedelijk aanvaarden, in de geschreven taal willen wij ze liever vermijden.
Is ‘In antwoord op Uw schrijven zenden wij U het gevraagde toe’ foutief? - Onze lezer bedoelt, dat de handeling ‘zenden’ geen antwoord is? Daar is moeilijk iets tegen in te brengen. Maar als wij het begrip ‘antwoord’ wat ruim opvatten, en onder antwoord mede begrijpen: de handeling, waardoor men toont gehoor te geven aan de geuite bedoeling of wensch, dan kan ‘zenden’ heel goed het ‘antwoord’ zijn. Een ‘antwoord’ kan ook zijn, de reactie op iets, dat de tegenpartij heeft gedaan. ‘'t Steigrende genet Gaf antwoord op den klank des krijgsbazuins’ (Bilderdijk). ‘Als antwoord op deze beweging van den vijand openden onze batterijen het vuur.’
Voor: ‘In antwoord op...’ in handelsbrieven zeggen wij: ‘Ten antwoord op....’
Is de volgende zinswending aan te bevelen: ‘Ingesloten gelieve U onze factuur aan te treffen’? - Een oude, verstarde uitdrukking, zooals de koopmansstijl er zoovele heeft; wat moeten wij daar nu van zeggen! Neen, goed is het niet; aantreffen drukt het begrip: bij toeval vinden of ontmoeten, uit. En als wij iemand een brief zenden, waarbij wij een factuur gevoegd hebben, kan men moeilijk van ‘toeval’ spreken, als de geadresseerde het stuk in zijn bezit krijgt. Anders is het, als wij bij ongeluk een (voor een ander bestemde) factuur in de enveloppe gestoken hebben. Dan kan de geadresseerde zeggen: In Uw brief trof ik een (niet voor mij bestemd) stuk aan....
Is het woord ‘stuks’ wellicht verkeerd gebruikt in ‘5 stuks cylinders’? M.i. dient het slechts gebezigd te worden in ‘5 stuks vee’, e.d. Bestaat ‘één stuks’? - Een wijze van zegging, ontstaan in ambtenaars- en handelskringen, waar men gewend is met ‘staten’ (tabellen) te werken. De kolommen van zulk een staat kunnen als opschrift dragen: aantal stuks (in te vullen: een, twee enz.); aard der voorwerpen (i.t.v.: cylinders, vee enz.). Oplezende komt men dan tot: twee stuks cylinders. Bij ‘één’ zouden wij maar liever die meervouds-s weglaten.
Is het gebruik van ‘eventueel’ juist in de zin: ‘Wij verzoeken U ons Uw eventueele bestelling schriftelijk op te geven’? - Men zou ‘eventueel’ hier kunnen weglaten, zonder schade aan den zin, maar hinderlijk is het woord niet; een beleefdheidstoevoeging, zooiets als: wij willen niet vooruitloopen op Uwe bestelling, - het is aan U te beslissen of onze aanbieding U aanleiding geeft tot een order. In het algemeen bezigen wij voor ‘eventueele’: mogelijke, maar hier zou dit woord misschien niet passen.
In een bekend tijdschrift wordt het woord ‘gooswil’ aanbevolen als vertaling van ‘goodwill’. Wat is Uw meening hierover? - Wij kennen het gebruik van goos-, als aequivalent van eng. good-, in onze taal niet. ‘Goospenning’, maar dit ‘goos-’ is een samentrekking van godes-, gods(‘godspenning’). Op welken grond beveelt het bedoelde tijdschrift het woord ‘gooswil’ aan?
Een lezer schrijft: ‘Er staat mij zooiets van bij.’ - Neen, er ligt mij zooiets van bij; er staat mij zooiets van voor! ‘Is bemerking goed Nederlandsch?’ - Het is een oud woord ‘bemerckinge’, maar, zegt het Wb. d. Ndl. Taal, het wordt door velen voor het tegenwoordig gebruik afgekeurd en is weinig meer voorkomende, alleen in boekentaal. Wij voor ons hebben geen behoefte aan ‘bemerking’; wij zullen het nooit bezigen waar ‘opmerking’ of ‘aanmerking’ dienst kan doen.
‘Moet ik schrijven: Aan de N.V. Haagsche Tramweg Maatschappij, Technische Dienst - of dient het woord Technische een n te krijgen? - Wij gebruiken hier geen n, want wij beschouwen zoo'n adres niet als een syntactisch geheel. Maar wil men Technischen Dienst schrijven, dan is het stellig niet fout.
‘Is goed gezeten, in de beteekenis van “welgesteld” goed Nederlandsch?’ - Ons dunkt van niet. Een ‘gezeten’ burger is iemand, die een vaste woonplaats heeft; hieruit spruit het begrip van zekere welgesteldheid voort. Goedgezeten schijnt ons een vermenging van de begrippen ‘gezeten’ en ‘goed gesitueerd’. Goedgesitueerd, goedgestaat.
‘Inlichtingen op reizigersgebied worden verstrekt enz.’ Wanneer wij inlichtingen wenschen omtrent een reiziger, wenden wij ons tot een handelsinformatiebureau, en niet tot de juffrouw op het station; hoe vriendelijk zij ons op het plaatje ook daartoe moge nooden.’
‘Is het accent op de o bij het woord “contrôle” bepaald noodig?’ - Het Fransche woord heeft het samentrekkingsteeken (‘accent circonflexe’). Beschouwt men echter het woord als te zijn opgenomen in onze taal, en wil men dan het ‘dakje’ weglaten, dan is er nog geen man over boord.
‘Duitsche Vrouwen werken voor hun Volk.’ Dit ‘hun’ is stellig fout.’ - Inderdaad; het moet zijn: voor haar volk.