| |
Van onze leden.
Leemte
- Een aardig voorbeeld van beteekenisverandering geeft ons het woord leemte. Oorspronkelijk: verlamming, verminking; later: gebrekkigheid, ziekte. ‘.... de seeren, De lemten en de sweeren’; ‘Pocken en leemten’; ook wel: jicht. ‘Krom van leemt’. Bij uitbreiding: zedelijk gebrek, fout, ondeugd.
Uit de bet. gebrek heeft zich ontwikkeld die van: gaping, lacune. ‘Het bleek weldra, dat,...., de stukken zelf toch enkele leemten openlieten.’
Een leemte kan worden ‘aangevuld’, in een leemte kan worden ‘voorzien’.
Zeldzaam - zegt het Wb. d. Ndl. Taal - wordt leemte gebezigd in meer concreten zin. ‘Zoo wijd het woud met zijne veelvuldige leemten en ijdele plaatsen zich uitstrekte, waren gedeelten van het leger verspreid.’
In een dagblad vonden wij dezer dagen de uitdrukking: een leemte dempen. Hier werd dus leemte zeer concreet opgevat, als: bodemverdieping, gat, put, kloof.
| |
Heeft meenen op te merken
- In onze aflevering van Januari hebben wij de uitdrukking: een van onze leden heeft ‘meenen op te merken’ gebezigd en dit heeft een lid doen schrijven: ‘ga ik naar mijn gevoel te werk, dan zou ik zeggen dat deze constructie toegelaten kan worden, maar ontleed ik den zin taalkundig, dan vrees ik dat ik hem moet afkeuren’.
Deze critiek heeft anti-critiek uitgelokt; een medelid schrijft ons namelijk: ‘Ik meen mij uit mijn schooljaren te herinneren dat er bij de lessen in het Duitsch door den leeraar op gewezen werd dat in het Duitsch, in tegenstelling met het Nederlandsch, het verleden deelwoord van een hulpwerkwoord niet in de onbepaalde wijs verandert, wanneer het hoofdwerkwoord in de onbepaalde wijs staat. Dit wijst er naar mijn gevoelen op dat in elk geval door dezen leeraar de twee onbepaalde wijzen achterelkaar juist als een typeerend iets van de Nederlandsche taal werd beschouwd’.
Inderdaad; in onze taal kunnen twee of meer infinitieven op elkaar volgen. Wij kunnen zeggen: Ik heb het willen doen. Ik heb moeten gehoor- | |
| |
zamen. Ik heb kunnen slapen. In plaats van het verleden deelwoord staat bij zulke modale werkwoorden dus de vorm van den infinitief, als men een voltooiden tijd wil uitdrukken. (Tusschen twee haakjes: dit is in het Duitsch evenzeer mogelijk, alleen met een andere woordschikking dan bij ons. Ich habe es tun wollen. Ich habe gehorsamen müssen. Ich habe schlafen können. Daarentegen: Ik ben gaan wandelen, wordt in het Duitsch: Ich bin spazieren gegangen.)
Maar de uitdrukking, die wij bezigden en welke tot critiek aanleiding gaf, vertoonde een ander type: een werkwoord, gevolgd door een infinitief met te en onze eerst genoemde criticus heeft den spijker op den kop geslagen. Wij zeggen inderdaad: Ik had gehoopt te komen. Ik heb gemeend te moeten zeggen. Ik heb bedoeld te zeggen. Ik heb altijd gewenscht een goed staatsburger te zijn. En tòch had hij geen gelijk door aanmerking te maken op den door ons gebezigden vorm: ‘een van onze leden heeft meenen op te merken’. Die vorm is goed Nederlandsch, en ‘.... heeft gemeend op te merken’ zou bepaald fout zijn.
Waarom fout? Frage nicht warum; wij zouden het niet weten. Maar wel, dat het zoo is!
| |
Mijne heeren
- Een van onze leden maakt aanmerking op de schrijfwijze ‘Mijne Heeren’, zeggende dat nu wij het oude Mijn Heer hebben vervangen door ons ‘Mijnheer’, de redelijkheid ons gebiedt van den vorm Mijne Heeren over te gaan tot ‘Mijneheeren’.
Wij zijn dit niet geheel met ons medelid eens; dat wij het mijn heer hebben laten vervloeien tot mijnheer (meneer), geeft nog geen aanleiding den meervoudsvorm op dezelfde wijze te behandelen. Analogie is een machtig wapen op het terrein der taal, maar ook dit wapen moet met omzichtigheid gehanteerd worden. Zoolang wij een vergadering toesprekende, duidelijk laten hooren: mijne/heeren, dienen wij bij den briefstijl ook deze scheiding in acht te nemen.
Hierbuiten staat uiteraard het gesproken woord, in gemeenzamen stijl; daarbij staat het ieder vrij zijn eigen stijl en smaak te volgen. ‘Ja maar, hoor nou es, meneeren....’ behoort tot een andere sfeer dan de briefstijl.
| |
Kiepfensoepfe
- Zegt U, als U met een Duitscher uit eten gaat, en het menu voor hem vertaalt, dat hij onder meer Kiepfensoepfe krijgt? Neen? en waarom niet? - Omdat de Duitscher dat niet zou verstaan, omdat Kippensoep in het Duitsch Hühnersuppe is?
Voortreffelijk; eerbied voor de taal van den vreemdeling getuigt van hoffelijkheid.
Maar waarom, als gij ons vertelt van wat een Duitsche krant bericht over postverbindingen, en daarbij spreekt van Haupt- en Nebenverbindungen, waarom zet gij ons die dan voor als Hoofd- en neven verbindingen? Dat is immers ook Kiepfensoepfe!
| |
Ten genoege van, ten aanschouwe van
- Ziehier een paar fouten, die men om een haverklap tegenkomt. In de Algemene Voorwaarden van een onzer grote banken (niet: grootbanken) staat: het onderpand moet te haren genoege worden aangevuld. We hebben hier het zelfst. nwd. genoegen; de ‘n’ mag dus niet wegvallen. In ‘aanschouwe’ hebben we te doen met de infinitief, dus: aanschouwen, net als in: ten aanhoren van, het regent uitentreuren.
(Een leerzaam voorbeeld alweer om ons er van te weerhouden, al te zeer naar oudere vormen te zien. Het Wb. d. Ndl. Taal zegt: ‘De niet ongewone schrijfwijze ten aanschouwe is bepaaldelijk af te keuren. De uitdrukking is van betrekkelijk jonger dagteekening, en kan dus niet verklaard worden uit het znw. aanschouw, dat wel in het Mnl. in eigenlijken zin werd opgevat, maar later alleen in oneigenlijke beteekenis heeft gegolden. Er valt dus alleen aan de onbep. wijs van het ww. aanschouwen, als znw. opgevat, te denken, gelijk men voorheen b.v. zeide in u aenschouwen, in sijn aenschouwen, enz. De n kan derhalve hier evenmin wegblijven als in ten aanzien (van) en ten overstaan (van).’ Een zelfde opmerking maakt het Woordenboek met betrekking tot ten aanhoore. ‘De bij velen gebruikelijke schrijfwijze ten aanhoore is niet aan te bevelen. Wel schijnt een znw. aanhoor voor het aanhooren (aanhooring) bestaan te hebben...; doch ons hedendaagsch spraakgebruik laat zich niet anders dan als de onbep. wijs van het ww. aanhooren denken.’ - Red.)
Bijna altijd leest men: in uw beider belang, tot uw aller welzijn, in plaats van in U beider, tot U aller, de genitief van ‘U allen’ en ‘U beiden’. De oorsprong zal wel te zoeken zijn bij hun aller, beider belang, waarin men ‘hun’ ten onrechte houdt voor een bezittelijk voornaamwoord. Wie er meer van wil weten, raadplege het Woordenboek De Vries en Te Winkel.
p.j.m.
| |
Stijlverwarring
- Een lid schrijft: ‘Met voldoening heb ik Uw waarschuwing gelezen tegen het verkeerde gebruik van uitzoeken, nl. waar onderzoeken of uitmaken gebezigd moet worden. Het is, naar het mij voorkomt, achterbuurttaal, die zich een weg heeft gebaand naar aanzienlijker gebied. Een paar of tweetal wordt tegenwoordig ook wel een koppel genoemd, in het bijzonder in de sporttaal. Een koppel wielrenners.
| |
Gespletenheid
- ‘De solidariteitsgedachte van het tot bloei gekomen organisatiewezen werd doorkruist door steeds sterker wordende gespletenheid; thans zal men naar elkaar toe moeten groeien’. Een medelid vraagt zich af of gespletenheid een Nederlandsch woord is en zoo ja, wat de beteekenis er van kan zijn. Voor ‘doorkruist’ zou ons lid willen zeggen: belemmerd of tegengewerkt.
‘In hun geheel vertoonen deze zinnen, die een opschrift vormen van een artikel over landbouwbelangen, de kenmerken van bombast. Met eenvoudiger, beter gekozen woorden zou de quintessence van het betoog duidelijker zijn kenbaar gemaakt.’
| |
| |
| |
Meldingen
- Een lid hekelt het gebruik van meldingen in den zin van ‘aanmeldingen’. Bij ‘melding’ zegt het Woordenboek: Het aanbrengen van iemand of iets, het verklappen, verklikken; thans in onbruik. - Vermelding; in Noord-Nederland in vrij gebruik verouderd. - Bericht, mededeeling; ook in de schrijftaal zoo goed als ongebruikelijk.
Bij ‘aanmelden’: zich aanmelden, zich in zekere hoedanigheid, in persoon of schriftelijk, bij iemand bekend maken. In het bijzonder: zich opgeven als verzoekende tot iets toegelaten te worden, als mededinger naar eene betrekking, of als gegadigde.
| |
Afdoelen
- ‘.... want indien de plannen doorgang vinden, die afdoelen op....’
‘Afdoelen’ is geen Nederlandsch; hd. abzielen (Bemerkungen, Massregeln, Pläne, Reden, welche auf etwas, auf jemand abzielen) vertalen wij met: beoogen, op het oog hebben, ten doel hebben.
| |
Overnacht
- In het Mei-nummer werd gewezen op het gebruik van dit on-Nederlandsche woord in de taal van ingenieurs en chemici. Het blijkt nu dat ook journalisten er niet afkeerig van zijn. Een plechtig gestemd vaderlandslievend artikel in een onzer dagbladen bevatte den volgenden zin: ‘Nu overnacht de nood over ons is gevallen, vraagt de bezorgdheid, wat van ons vaderland worden zal’. Bij de vorige groep taalgebruikers is wellicht de zucht om het kort te zeggen debet, bij onzen journalist verraadt zich de zucht om het mooi te zeggen. Maar kort of mooi, een eerste vereischte moet zijn om het goed, d.i. in goed Nederlandsch, te zeggen. Het dient wel gezegd te worden dat velen van ons daarin ernstig tekort schieten.
Het kan nuttig zijn de aandacht te vestigen op het verschil in beteekenis tusschen de beide ‘overnacht’s, het technische (de overnacht staande Dieseltrein) en het journalistische (de overnacht over ons gevallen nood), een beteekenisverschil, dat met het Duitsche ‘über Nacht’ gegeven is. Het eerste bedoelt te zeggen ‘den geheelen nacht’, het tweede ‘onverwacht, plotseling’. Er is geen Nederlandsch woord dat deze beide begrippen vereenigt zooals het Duitsche ‘über Nacht’. Wel wordt de afstand tusschen beide overbrugd door onze zegging ‘gedurende den nacht’, want volgens de groote Van Dale kan het voorzetsel ‘gedurende’ tweeërlei aanduiden: 1. van het begin tot het einde eener aangewezen tijdruimte en 2. binnen de aangewezen tijdruimte. Het eerste nu hebben we in ‘den geheelen nacht’; het tweede ligt ten grondslag aan ‘onverwacht, plotseling’, want een beteekenis-ontwikkeling van ‘binnen, in den nacht’ tot ‘onverwacht, plotseling’ is begrijpelijk als men den nacht beschouwt als de tijdruimte waarin men minder dan over dag op iets verdacht is.
w.d.
| |
Verwonen
- ‘Rivieren..., die den natuurlijken weg vormden voor menschen, die zich verplaatsten, die gingen verwonen...’
Wat is dat nu weer voor een vreemde wijze van uitdrukken; verwonen, voor: zich elders metterwoon vestigen.
Verwonen is een goed woord, met de beteekenis van: aan huur geven; ik verwoon zooveel honderd gulden. Maar met geen andere.
| |
Belligerenten
- Een pendant van belligerenten is continent, als vervanger van vasteland; waarom zou dit woord bij de pers hebben afgedaan?
|
|