‘In ontvangst nemen’ doet bovendien door het woord ‘nemen’ duidelijk blijken, dat men op ‘aanbieding’ = (in)levering rekent; dit is dus alweer actiever (als wij het zoo mogen noemen) dan men in ontvangen op zich zelf hoort.
Dit wat betreft de bezwaren tegen ‘ontvangen’. Maar, zegt onze correspondent, ook woorden als ‘inzamelen’, of ‘gaderen’ bevredigen niet.
Dit is jammer; wij willen inzamelen in dit verband niet verdedigen, maar, wanneer nu ‘ontvangen’ en ‘in ontvangst nemen’ niet aanvaard worden, dan zou gaderen, of beter de samengetrokken vorm ‘garen’, en dan bij voorkeur ingaren een voortreffelijk woord zijn om het begrip uit te drukken.
Het Wb. d. Ndl. Taal (VI, 1619) zegt: Ingaren, inzamelen, innen, inzonderheid van belastingen, accijnzen en dgl., door den daartoe aangewezen beambte. ‘De penningen die uyt den voorschreven Ommeslagh sullen worden ingegaert door den Secretaris of Gaer-meester.’
Bij gebruik van dit woord staan dan dadelijk (behalve gaarmeester) nog de afleidingen ingaarder en ingaring ter beschikking. ‘Ingaarder’: beambte belast met het ingaren, innen van belastingen, accijnzen enz.; ontvanger. ‘Ingaring’: inzameling, inning, bepaaldelijk van eene belasting enz.; ook het (aan iemand bestede of verpachte) recht tot inning daarvan. ‘Waerschouwinge van de Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt, noopende de ingaringe van de Binnelantsche Ommeslagen’.
Wanneer men van oordeel blijft, dat ‘ontvangen’ iets passiefs suggereert - wat dan trouwens evengoed op ‘innemen’ van toepassing is - dan biedt ‘ingaren’ het voordeel, dat het door dit bezwaar niet wordt gedrukt; ‘ingaren’ veronderstelt een actief optreden van den beambte.
Laat ons dus niet meer spreken van ‘innemen’, maar afwisselend zeggen: ontvangen, in ontvangst nemen, ingaren.
Varkens zullen wij niet ‘ingaren’; die nemen wij dus in ontvangst. Maar de bonnen van de winkeliers, die vragen als het ware om te worden ingegaard!