Te onzer voorlichting.
De inleiding tot de ‘Samenvatting’ van onderwerpen, behandeld in Onze Taal, zegt dat wij ons niet mogen verzetten tegen woorden, waarvan de vorming uit Nederlands oogpunt geheel en al verdedigbaar is. Wij verzetten ons wèl tegen woorden, waarvan de vorming indruist tegen de wetten van het Nederlands.
Nu hebben wij indertijd geleerd:
ten eerste - dat wij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord of een groep, bestaande uit een voornaamwoord of een bijvoegelijk naamwoord en een vrouwelijk zelfstandig naamwoord, in de tweede naamval kunnen brengen door een s te plaatsen achter het zelfstandig naamwoord: moeder s pappot, Hare Majesteit s, Oude Zijds Voorburgwal;
ten tweede - dat wij een zoodanige groep ook in de tweede naamval kunnen brengen door een r te plaatsen achter het voornaamwoord of bijvoegelijk naamwoord: Harer Majesteit, ouder gewoonte;
ten derde - dat het indruist tegen de wetten van onze taal om zowel het vrouwelijke woord als het voornaamwoord enz., dat er voor staat, in de tweede naamval te brengen: het boek ener moeders, Harer Majesteits, ouder gewoontes, Ouderzijds, enerzijds, dezerzijds, Uwerzijds enz.
Moeten wij dit nu weer gaan afleren? Zo ja, op wiens gezag?
Wij zouden dit heel graag weten, te onzer voorlichting (of: te r onzer voorlichting?).
G-n.
(Wij merken op, dat wij, O.T. 1937, 11, op een vraag van een lid, of het juist was te spreken van: des heeren Chamberlains meening, geantwoord hebben, dat voor ons de meening des heeren Chamberlain is: des heeren Chamberlain meening. - Red.)