Onze Taal. Jaargang 8
(1939)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVan onze leden.Paardetrappelende herauten- Een medelid, dat zijn vacantie in Frieslands dreven doorbrengt, heeft op het punt gestaan zich spoorslags naar de hoofdstad te begeven, om daar het wonder der paardetrappelende tweevoeters te aanschouwen. Hem werd namelijk door zijn krant verzekerd, dat aldaar herauten te zien waren, die zich ‘paardetrappelend in beweging zetten’. Maar zijn betere helft, die blijkbaar eenigszins sceptisch staat ten aanzien van krantenberichten, heeft hem er van weerhouden; en, in plaats van zich motorronkend of treinschuddend naar de hoofdstad te begeven, zijn zij maar gezellig, koffiepruttelend, gebleven waar zij waren. Onder het genot van deze koffie - het was ‘vacuumkoffie’, die het voordeel heeft onbeperkt ‘houdbaar’ te zijn - lazen zij allerlei vreemde dingen. Zoo b.v., dat nachtblindheid een ‘vroeg-symptoom’ is van avitaminose A, wat een nuttigwetenschap is voor iedereen; zij vernamen dat ervaringen ‘iets benadrukken’ kunnen; dat spoorwegreclame doeltreffend is en billijk (hd. billig, Ned. goedkoop); dat niemand bang behoeft te zijn (nieuw-Ned.: angst behoeft te hebben) om zonder boterham op reis te gaan, omdat er bufetten waren op ‘ieder’ (elk) perron. Zij leerden tal van nieuwe woorden. Toen zij uit hun rustig tehuis vertrokken, wisten zij op geen stukken na, wat ‘uitplaten’ beteekende; zij weten het nu en zijn er gelukkig mee. ‘Uitplaten’ noemt een bacterioloog het uitstrijken van bacteriën op agar- of gelatineplaten. (Wat bewijst dat niet alleen bacteriën gevaarlijk kunnen zijn, maar bacteriologen ook; linguophage bacteriologen!) Thuisgekomen zullen zij nu trachten aardappeltjes uit te gronden. En dat alles in één vacantie; men zou er een schrik voor krijgen op reis te gaan! | |
Slecht voorbeeld- Wij hebben voor ons liggen een aflevering van een bekend tijdschrift, gewijd aan de belangen van de taal en wij kunnen een gevoel van verwondering niet onderdrukken, nu wij zien dat daarin dezelfde fouten voorkomen, als waaraan wij ons helaas schuldig maken; en dat terwijl wij leeken zijn en van deze schrijvers er twee tot de taalkundigen behooren en één medisch doctor is, mannen dus met een academische vorming. Wij lezen: ‘Meerderen onder hen hebben...’ - ‘Onder de motto's die op meerdere plaatsen in dr. H's dissertatie verspreid staan zijn er verschillende, die...’ - ‘Alvorens deze korte bijdrage te beëindigen...’ - ‘Wij hebben hier echter genoeg van gezegd om te laten zien, dat het welhaast onmogelijk is, om te voorspellen...’ - ‘Een boer, die één (met accenten!) der laatste sprekers van oud nederduitsch in zijn gebied (!) was geweest....’
Een van de schrijvers keert zich tegen een sterk-affectief-geladen terminologie, omdat die tot verzet prikkelt; nu weten wij niet of uit den term ‘tegen de vlakte liggen’ (‘Dus ligt dr. H's boven reeds gewraakte bewering... tegen de vlakte’) een sterk affect spreekt, maar een rare term in den mond van een geleerde is het stellig; en ontzettend (‘... de uitspraak, die hier door de generaties heen zoo ontzettend veranderd is...’ ‘...; niet omdat het (boek) zoo ontzettend veel nieuws brengt, maar...’ ‘En van een dergelijke beoordeeling hangt zoo ontzettend veel af’), dat is toch zeker wel ‘sterk-affectief-geladen’! Een van de schrijvers onderscheidt tusschen ‘gewone’ menschen en den theoreticus en den puren aestheet. Wij, van Onze Taal, zijn maar gewone menschen en wij willen ons niet voor iets anders uitgeven; en stellig willen wij geen critiek uitoefenen op onze meerderen op het stuk van de taal, maar wel mogen wij vragen dat de theoretici, om van de pure aestheten nog maar te zwijgen, ons een beter voorbeeld geven en ons den strijd niet moeilijker maken, dan hij alreeds is! | |
[pagina 43]
| |
Ontwaarding- Men vraagt ons, naar aanleiding van het stukje in de Augustus-aflevering, of wij tegenstanders zijn van vormingen met ont - en, afgeleid van zelfstandige naamwoorden. Dat zijn wij stellig niet; onze taal bezit een reeks van deze vormingen, te veel om op te noemen. Maar waar wij tegenop komen is het gebruik van ont- in den Duitschen zin. Wij moeten niet vergeten dat ons ont-, in het gegeven voorbeeld, een volstrekte beteekenis heeft, een volkomen verwijdering aanduidt; een ‘ontdoen’ van iets. Een boom, die ‘ontbladerd’ is, is bladerloos; water, dat ‘ontijzerd’ is, bevat geen ijzer meer. Willen wij ons niet zoo absoluut uitdrukken, dan dienen wij te zeggen: gedeeltelijk ontbladerd, ontijzerd.
In het Duitsch is dit anders; daar kan ent- ook een verzwakking aanduiden. In het gegeven voorbeeld, waar het betaalmiddel in waarde vermindert, kan de Duitscher spreken van Entwertung; wij zeggen dan: waardevermindering of waardedaling. | |
Regelmatig- Een belangstellende lezer schrijft ons: Zoudt U het A.N.P. niet de hulde brengen, die U aan Reuter toezwaait, het A.N.P., dat de berichten van Reuter vertaalde? Neen, deze hulde (en de - verzwegen - blaam) dienen niet gericht te worden tot het A.N.P., dat in dit geval het Engelsche bericht onvertaald had doorgegeven. Het was het dagblad, waarin het berichtje voorkwam, dat het Engelsche regular eerst verkeerdelijk met regelmatig had vertaald en later tot de ontdekking was gekomen, dat geregeld hier het goede woord was. ‘Voor zoover noodig’ - zegt de Raad van Arbeid te Amsterdam - ‘wordt herinnerd aan het regelmatig plakken van rentezegels.’ Ons behoeft deze Raad van Arbeid niet aan dat ‘regelmatig’ te herinneren. Wij staan er mee op en gaan er mee naar bed! | |
Verwrongen taal- Een fabrikant heeft medelijden met ons gehad, toen hij zag dat de paarlemoeren knoopjes van onze overhemden zoo dikwijls stuk uit de wasch kwamen en hij heeft nu een paar rollen geconstrueerd, die het waschgoed ontdoen van het water en toch de knoopjes niet beschadigen. Dat is heel verdienstelijk van dezen man, maar waarom nu weer de zaak bedorven, door zijn toestel zoo'n raren naam te geven. ‘Knoop-breek-vrije wringers’. Ten eerste is het voeren van waschgoed door een paar rollen geen ‘wringen’, want ‘wringen’ onderstelt een draaiende beweging van het goed; zijn instrument is een mangel. Maar dit daargelaten; het is dat ‘knoop-breek-vrij’, dat ons hier zoo raar aandoet. ‘Knoop-breek-vrije wringers’; dan maar liever stukkende knoopjes! | |
Omgeving- Verscheidene leden maken aanmerking op het bezigen van ‘omgeving’ in den zin van de landstreek, om een plaats gelegen. Het Wdb. (X, 236) geeft hun gelijk; het oordeelt: Hier is omgeving een germanisme van den echten stempel, dat men te recht verwerpt. Het woord moge op zich zelf goed gevormd zijn, maar het drukt volstrekt niets eigenaardigs uit, wat niet beter met echt-Hollandsche woorden kan gezegd worden, en zou alleen kunnen strekken om het vanouds bekende omstreek, omstreken, tot schade der taal, allengs te verdringen. - Een dagblad citeert een schrijver uit Indië die spreekt over: de bijzonder mooie en belangwekkende ‘ruime omgeving’ van Batavia. De krant plaatst de beide hier gespatiëerde woorden tusschen aanhalingsteekens. Terecht! | |
Stilte-ijs- Wie van ons zou er niet een lief ding voor over hebben te zien, hoe het immaterieele in materie verkeerde, het ontastbare tastbaar werd? En wie zou niet even toeven, als hij zag dat het wonder zich ging voltrekken? Niet aldus een reiziger, die ons in de krant van zijn wedervaren verhaalt. Hij stond er om zoo te zeggen vóór, nog even maar wachten, zie, de stilte verdicht zich tot gas, zij neemt een vloeibaren vorm aan, reeds vertoonen zich de eerste stilte-kristallen...., maar neen, onze reiziger moest voort en het wonder bleef ongezien. Jammer, jammer.Ga naar voetnoot*) | |
Waar- Klaarblijkelijk was men in de partij bevreesd voor een splitsing, waar vooral in Vlaamse kringen de aanhang van Minister Spaak groot bleek te zijn. - Waar eertijds gebrek aan kapitaal een beletsel vormde voor de ontplooiing der nijverheid, bestaat momenteel eerder overvloed dan gebrek. - Waar de Engelschman met dit woord zonder meer ‘Nederlandsch’ bedoelt, is dit niet het geval in het Verre Oosten. - Waar nu de tarweoogst buitengewoon onder de invloed staat van de weersgesteldheid, heeft men..... | |
Inbegrip- Ons medelid de heer M. Goldenberg betwijfelt, of het juist is hd. ‘Inbegriff’, in den zin van ‘Höchstes’, ‘Gesamtheit’, in onze taal met ‘inbegrip’ weer te geven. Het Wdb. (VI, 1498) geeft eenige voorbeelden van het gebruik van dit woord: ‘Aller wijsheid inbegrip’ (Bilderdijk). ‘Voor hem (Dante) was zij (de scholastiek) het inbegrip der geheele hoogere beschaving van zijn tijd’ (Busken Huët). Maar de schrijver van dit deel van het Woordenboek verklaart het woord zonder omwegen voor een germanisme. | |
[pagina 44]
| |
Slag- Een van onze leden merkt op, dat ‘slag’ niet altijd ‘stuk grond’ behoeft te beteekenen; bij ‘Wassenaarsche slag’ althans beteekent het stellig karrespoor en in deze beteekenis is het woord mannelijk. Onze zegsman herinnert zich nog goed, dat de Wassenaarsche slag niet bebouwd was en een echte ‘slag’ was, een wagenspoor in de duinen, dat volgens aloude plakkaten niet verlegd mocht worden. (Wdb. XIV, 1508, 62 sub a). Wij danken ons medelid voor zijn opmerking. Uitgaande van wagenspoor heeft ‘slag’, naar het Wdb. (t.a.p.) ons leert, ook de beteekenis gekregen van weg. ‘Brengh my op de rechte baen, Leer my voor de sulcke wachten Die verkeerde wegen gaen, Voer my door dyns waerheyds slagh Wilt my trouwlijck onderrichten (Westerbaen, Ps. 25, 2). Vroeger in Twente: veel bereden weg, met diep spoor, thans in Holland bepaaldelijk: niet verharde weg door de duinen. ‘Niemand (en zal) eenige nieuwe slaagen in deselve Duinen of Wildernissen mogen maaken, of de oude toestoppen’. (Gr. Placaatb. 9, 604 b. ao. 1767). | |
Glazen huis- In de krant richtte een schrijver een waarschuwing tot een auteur, om wat zorgvuldiger te zijn op taal en stijl; de zondaar had iemand van iets laten ontrooven, in plaats van berooven, en van een slachtveld gesproken, in plaats van een slagveld. Deze opmerking had wel wat anders ingekleed mogen worden, immers de mogelijkheid bestaat dat de zetter fouten had gemaakt en dat de schrijver de drukproeven slecht gecorrigeerd had. De recensent zelf was echter ook niet zuiver op de graat, want hij ving zijn oordeel aan met te zeggen dat het boek in kwestie boven het niveau uitging, waarop zulke romans..... geschreven plegen te worden! (M-n) | |
‘Het regelen’- Het volgens de regelen van de kunst schrijven is zoo gemakkelijk niet; dat ondervinden wij dagelijks. Men maakt nogal eens, naar Duitschen trant, een zelfstandig naamwoord van een werkwoord door er eenvoudig het voor te plaatsen. U schrijft in de laatste aflevering: ‘Een belangrijke functie van de huid is het regelen van de lichaamstemperatuur.’ Dat is goed, maar 't lijkt mij Nederlandscher als men zegt: ‘... de lichaamstemperatuur te regelen’. Aldus een lid. Waarvan acte. En willen wij dan in het vervolg voor: ‘Het volgens de regelen van de kunst schrijven’, zooals ons lid dat uitdrukt, zeggen: Volgens de regelen van de kunst te schrijven...? | |
Beendigt- Baarn meldt: ‘Zuster Boonstra heeft heden haar werkzaamheden in het paleis Soestdijk beëindigt.’ Goed zoo, Baarn; wenn schon, denn schon! | |
Causaliteit- Dit schrijft een lid: Mijn krant vertelt: ‘Dit reuzenboschzwijn werd naar zijn ontdekker Hylochoerus rheinertzhagenis O. Thos genoemd en nadien slechts in het Itoeriwoud,.... in bepaalde streken, meest in bergbosschen, als groote zeldzaamheid nu en dan aangetroffen.’ Als het dier nu eens niet naar zijn ontdekker genoemd was, zou het dan misschien nu en dan minder zeldzaam zijn aangetroffen?
Hoe nu? En dat, terwijl ons nummer van Augustus ons heeft geleerd, dat in vele gevallen niet gedacht mag worden aan een causaal verband van den inhoud der beide zinsdeelen? De mededeeling omtrent de naamgeving - naar den ontdekker - wijst al op een, zij het niet scherp bepaald, tijdstip en het ‘nadien’ accentueert het ‘temporale’ verband nog eens. | |
Hardtegraad- Een lid vraagt of wij, nu wij ‘hardtegraad’ verwerpen, moeten spreken van hardte(n). Wij zouden meenen van wel; als het Wdb. zegt dat ‘hardte’ bepaaldelijk mate, graad van hardheid uitdrukt, dan zal er niets tegen zijn om te spreken van verschillende hardten. Voor het overige zal wel niemand er bezwaar tegen hebben te spreken van: verschillende graden van hardheid. | |
Het labiodenvolk- Wat is dat voor een volk, de labioden? - Een volk? - Ja, waar wonen die? - Ik ken geen labioden; ik weet niet wat je bedoelt. - Ik bedoel die menschen, die die taal spreken; dat staat hier toch, de labiodentaal? - O, precies; nu, maar dat is geen taal; dat beteekent wat anders, dat zal ik je later wel eens vertellen. |