[Nummer 7]
Wordt..., of worden?
In een commissie voor analyse-voorschriften, waarin ik zit, - aldus een van onze leden - is de vraag gerezen of men moet zeggen:
25 cm3 wordt (of worden) getitreerd;
5 g wordt (of worden) afgewogen.
De zaak is vrij belangrijk, omdat het om officieele voorschriften gaat, waarvan de redactie zuiver Nederlandsch moet zijn.
Dank zij de vriendelijke hulp van een lid van onzen Raad kunnen wij ter zake van deze vraag de volgende voorlichting verstrekken.
* Het vraagstuk, dat ons lid hiermede aan de orde stelt, is tamelijk ingewikkeld en het gebruik is niet vaststaand; meermalen zijn beide vormen in gebruik, zij het ook dan niet zonder eenig onderscheid. Bij Overdiep is er iets over te vinden (blz. 380/1; zie verder register op: Congruentie). Dat dit gebruik van een enkelvoudig substantief voor een veelvoud zijn oorsprong vindt in een misvatting aangaande oude meervouden van onzijdige woorden als: jaar, pond, doet niet meer af, naar het schijnt. Het taalgevoel richt zich naar het meer of minder op den voorgrond komen in de voorstelling van het enkele ding. Zoo zal bij tijd bepaling de pluraal-voorstelling meest overheerschen: jaar, uur; evenzoo bij ‘man’ (al hoort men oók wel: Daar werkt veertien man).
Bij gewicht zal men het enkelvoud kiezen; men denkt aan de totaliteit, niet aan de afzonderlijke gewichtseenheden: acht pond is er al verkocht, drie ons ontbreekt er (tenzij ze elk afzonderlijk worden gehouden met een bijzonder doel, maar dan zal men ook het substantief in het meervoud zetten: vier ponden zijn al afgewogen, als er een groot aantal ponden zullen worden uitgedeeld, eén per persoon).
Bij maat is er, meen ik, fijne onderscheiding waar te nemen: over het algemeen echter dringt het totaal op den voorgrond, en heeft dus het enkelvoud den voorrang.
Bij lengte maat kàn echter ook de voorstelling van het afmeten per el, per meter invloed oefenen; vandaar dat hier beide vormen mogelijk zijn: vier el is er, of zijn er over; is er te loor gegaan; dertig meter is er al verkocht, zijn er al weg.
Voor vlakte maat, waarbij de eenheid veel minder uit komt, zal te meer het enkelvoud in gebruik zijn: vier m2 is genoeg, is er maar besteld; (De beste proef neemt men steeds met het passief van transitieve werkwoorden, niet met: is genoeg, te weinig, of dgl.) 30 ca is er van dat perceel afzonderlijk verkocht. Niettemin kàn bij bunder, en roe (de maten, die zoo sterk leven in het bewustzijn van den boer, dat hij die maateenheid terstond vóór zich zien kan in uitgestrektheid) het meervoud licht komen te staan (en dan naar analogie ook het notarieele ha); het enkelvoud kan echter evengoed dienen.
Met inhouds maat is het, dunkt mij, net zoo. Drie liter olie is er bijgedaan (niet: zijn!).
En zoo ook: 25 cm3 moet worden (wordt) getitreerd.
Bij mud (vgl. bunder) heeft men echter weer beide mogelijkheden.
Over het algemeen, dunkt mij, worden de oude echt-Nederlandsche woorden (ook ‘pond’ en ‘uur’ reken ik daarbij ondanks hun Latijnsche afkomst) gemakkelijker met den pluraal verbonden, dan de moderne, vreemde woorden. Eér dus: kan, kop, last, ton (en natuurlijk vat, dat ook enkelvoudig wel voorkomt pro plurali, maar toch als ding duidelijk gedacht wordt) - dan centenaar, liter, kilo, kubieke centimeter. Maar dit is in geen geval de hoofdzaak.