Onze Taal. Jaargang 8
(1939)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
‘Registeraccountant’, een nieuw woord.In het ‘Ontwerp van wet tot vaststelling van regelen betreffende het accountantswezen’ (wezen!) treffen wij een nieuw woord aan: Registeraccountants. (Art. 5: De ingeschrevene in het register is bevoegd den titel ‘Registeraccountant’ te voeren.) Wij vinden dit nieuw uitgevonden woord zeer leelijk; even leelijk als ‘diploom-ingenieur’, dat evenwel niet officieel geschapen is, maar slechts in slordige taal is ingedrongen door al te simpele overneming van een Duitschen titel. Dit laatste kan men ten aanzien van de verhouding der twee samenstellende begrippen vergelijken met b.v. contract-koelie. Er is althans een nauwe samenhang. Die ontbreekt bij ‘register-accountant’: de titularis is geen accountant op grond van dit register, zijn naam is alleen in dat register opgeschreven. Dat is iets zeer bijkomstigs; aan zulk een register denkt immers niemand. De bedoeling is, dat de Staat hem als accountant officieel erkent; welnu, noem hem dan ‘erkend accountant’.Ga naar voetnoot*) Ook ‘ingeschreven accountant’ zou kunnen dienen; zie het verbod daarvan voor niet-register-accountants. Wij denken aan de mogelijkheid, dat ‘register-accountant’ gekozen is om een mooie afkorting te krijgen: Reg. Acc., dat dan echt Engelsch kan worden gelezen: Registered accountant. En dat bij niet zoo Engelschgezinden de gedachte zal wekken aan ‘Regeerings-accountant’.
Zou misschien ‘erkend’ of ‘ingeschreven’ al te nuchter Nederlandsch zijn? Zoo niets voornaam aandoend? Ons wil het voorkomen, dat ‘erkend accountant’ vrij wat meer zegt dan dit uitvindsel. En het is veel meer in overeenstemming met het karakter van onze taal, waarin men niet voor alle combinatie van begrippen, hoe los, hoe toevallig, hoe kunstmatig ook, een samenstelling van twee substantieven maken kan. En maken wij zulk een samenstelling van twee substantieven, waarbij het eerste lid een eenvoudig ding noemt, dat slechts in los, toevallig verband staat met de beteekenis van het tweede, verreweg voornamere, lid, dan bedoelen wij daarmede doorgaans iets spottends, iets minachtends uit te drukken. Zet maar eens de namen van geringe legervoorwerpen vóór generaal b.v.! En let maar eens op het onderscheid tusschen een ‘steunarbeider’ en een ‘gesteund (ondersteund) arbeider’, of ‘steuntrekkend’ zelfs. Wij houden het in al zulke gevallen op een adjectivum, participium, of bepaling met een voorzetsel. Geen pensioen-admiraal, maar een gepensioneerde admiraal, of een admiraal op (of: met) pensioen; geen acte-leeraar of -onderwijzer, maar leeraar, onderwijzer met acte. Zullen wij, met een edele variatie op den diploom-ingenieur, ook van ‘buldokters’ gaan spreken, - aldus de medici, die een doctorale bul hebben verkregen, onderscheidend van hunne collega's met een artsdiploma (diploomdokters)? En voortaan advocaten, zeelieden, of wie ook, die men op een ‘rol’ inschrijft, ‘rol’-zus-en-zoo noemen? Dan zullen wij, bij de hedendaagsche neiging om gesloten belangengroepen te vormen, weldra ook registerbakkers en lijstslagers zien verschijnen; en boekarchitecten (naar het officieele namenboek). Met permissie: voor register-accountant zien wij eigenlijk als eenige parallel: stamboek-vee, -paard, -hengst, etc..... Vooral één voorbeeld dunkt ons nog instructief. Er is een Hooge Raad van Adel, die een adelsregister bijhoudt (althans zoo'n register bestaat). Maar wie daar nu op voorkomt, heet niet iemand van register-adel: hij is van erkenden adel. Adel is geërfd (vroeger ook wel ‘gekocht’), of wordt verkregen, verworven, door den vorst verleend. Dat wordt dan op een lijst, rol of in een register gezet, maar zoo iemand wordt toch niet een lijst-, of rol-, of register-graaf, -baron of -jonkheer!
Ons volk geeft er maar al te dikwijls blijk van, de waarde van zijn taal niet te beseffen; moge de wetgever er zich voor hoeden, het op dezen weg te volgen, ja, het er op voor te gaan! |
|