Onze Taal. Jaargang 8
(1939)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |||||||
Van onze leden.Zou- Ons lid Mr. Thiebout heeft bezwaar tegen het gebruik van zou in opschriften boven krantenberichten, als ‘Duitschland zou drie legercorpsen mobiliseeren’, ‘In Oostenrijk zouden 135 leden der N.S.D.A.P. zijn doodgeschoten’. ‘Ik gevoel mij steeds geneigd’ - aldus ons lid - ‘een zin als dezen laatste aan te vullen met: indien men niet tusschenbeide was gekomen, of: indien dit of dat was gebeurd. M.i. is deze vorm van het vermelden van een bericht een uitvloeisel van zucht tot kortheid, beknoptheid, die geheel verkeerd is en onze taal verdraait.’ Wij hebben hier te doen met het verschijnsel der taalverkorting, een uitvloeisel niet van ‘zucht’, maar van de noodzaak tot uiterste kortheid. ‘Ge hebt weinig mededoogen’, voegde het A.N.P. ons toe, toen wij eens aanmerking hadden gemaakt op het hoofdje ‘Max Euwe overziet een sterken paardezet van Aljechin’ boven een krantenbericht, ‘ge hebt weinig mededoogen met de lieden, die in kopjes boven berichten de taal verkorten. Typografische redenen dwingen de redacties zooveel mogelijk te zeggen in.... zestien letters.’ Bij de constructie met zou, die ons lid bedoelt, behoort de aanvulling ‘naar men verneemt’, ‘naar men zegt’ of ‘volgens het gerucht’; in de voorbeelden, die Overdiep in zijn ‘Stilistische Grammatica van het moderne Nederlandsch’ (Zwolle 1937) van deze constructie geeft, is een der bovengenoemde aanvullingen dan ook steeds aanwezig. Een andere manier om de onzekerheid van een gerucht aan te duiden kent het Nederlandsch in een constructie met ‘moeten’. Overdiep geeft als voorbeeld: ‘Het moet daar een vreemde toestand zijn’, en wij vinden in Paul's Deutsches Wörterbuch: ‘Er soll gestern angekommen sein’. De constructie met ‘moeten’ mogen wij in principe gelijk stellen met die met ‘zou’. Ook bij de eerste zou een toevoeging ‘naar men zegt’ en dergelijke de bedoeling van den spreker nog duidelijker weergeven, maar noch bij ‘zou’, noch bij ‘moeten’ achten wij deze noodzakelijk; zeker niet in een (verkort) opschrift boven een krantenbericht. Dit verschijnsel van taalverkorting is volgens het lid van onzen Raad, Prof. Overdiep, wiens Stilistische Grammatica wij hierboven aanhaalden, niet anders dan als normaal te beschouwen, als ‘ontwikkeling’ of ‘leven’ der taal. | |||||||
Wel- Een van onze leden maakt aanmerking op het bezigen van wel ter versterking van een bijwoord van graad, in zinnen als: een balans, die een wel zeer ongunstige ontwikkeling toont; een saldo, dat door een bijzonderen factor wel zeer ten ongunste is beïnvloed. Deelen onze leden de opvatting van ons medelid? | |||||||
Ruw-- In ons nummer van Januari 1938 (blz. 7) hebben wij een vraag opgenomen van een van onze leden, met betrekking tot eenige samenstellingen met ruw-, in de hoop dat daarop een antwoord zou komen. Dit is niet geschied en ons lid stelt nu de zaak nogmaals aan de orde.
Hij schrijft: De technicus spreekt van ‘ruwwater’ en ‘reinwater’; best mogelijk dat ze beide glashelder zijn, maar ruwwater bevat ongewenschte chemische en organische bestanddeelen, die er door het reinigingsproces uit verwijderd worden. Het ware dan misschien beter te spreken van ongezuiverd en gezuiverd water. Ik geloof echter niet, dat deze termen er gemakkelijk in zullen komen, omdat samengestelde woorden zooals ‘ruwwaterfilter’ en ‘ruwwatersproeier’ veel gemakkelijker zijn dan ‘filter voor ongezuiverd water’, enz. Het woord ‘ruwmateriaal’ vindt veel toepassing waar men beter ‘grondstof’ zou kunnen zeggen, maar wat denkt U van ‘ruwijzer’ en ‘ruwstaal’? Ook deze woorden bevallen mij niet; is ‘rauw ijzer’ soms beter? Het lijkt mij niet.
Wie van onze leden zich nu in staat achten ons medelid op weg te helpen, mogen dit thans doen. Wij zullen later wel trachten een uitspraak van onzen Raad te verkrijgen, maar het woord is eerst aan de technici. Voor hen die zouden willen vernemen wat het Ndl. Wdb. er van zegt, diene het volgende (Wdb. XIII, 1936 v.v.): Ruw, i.d.b.v. onbewerkt, onbereid; onafgewerkt, niet fijn afgewerkt. ‘Ruwe producten zijn natuur-voortbrengselen, die niet verwerkt, niet toebereid zijn (bijv. ongelooide huiden)’. Ruw ivoor, ruwe zijde, ruwe rijst, ruwe cacao, ruwe en verwerkte phosphaat, ruwe honing, ruw (= ongehekeld) vlas, ruw (= niet gewasschen, niet gevold, niet geklopt) linnen, ruwe (= gevormde maar nog ongebakken) steen, ruwe diamant, ruwe soda, ruw (= ongeraffineerd) zout, ruwe wijn, ruw nat (benaming voor het eerste distillaat in branderijen, tegenover ‘enkel nat’, het tweede distillaat). Van metalen: zooals zij uit den hoogoven komen, waar zij van vreemde bijmengsels worden ontdaan. ‘Het zoogenoemde ruwe of gietijzer’. ‘Er zijn vierderlei soorten van staal in den handel, als: 1o. het ruwe of smeltstaal, dat de gemeenste soort is; 2o. het cement of brandstaal enz.’ Ruw zink, ruw lood. Ten aanzien van samenstellingen met ruw- (ibid 1948): Ruwijzer, hd. roheisen (naast rauheisen), hetzelfde als ruw ijzer; ruwkoper, ruwmessing, ruwstaal, ruwzink, ruwslak, ruwsteen, ruwsuiker, ruwvlas. Wij behoeven, dunkt ons, niet onze toevlucht te nemen tot rauw-; het Wdb. noemt het, bij al de voorbeelden van ruw-, slechts één keer en wel bij ‘steen’: Ruwe, Rauwe steen. Samenstellingen met ruw- vinden o.i. in de vele geciteerde voorbeelden haar volstrekte rechtvaardiging. | |||||||
[pagina 13]
| |||||||
Doelstelling- Ons medelid Jhr. C.A.L. van der Wyck vraagt ons om ons oordeel over het gebruik van het woord doelstelling, dat veelal in de plaats komt van: doel.
Wij zullen ons lid méér geven dan hij vraagt; wij zullen hem het oordeel van onzen Raad geven.
Dit zegt de Raad. ‘De ergernis’ (wij hadden gezegt dat vele leden zich aan het gebruik van doelstelling ergerden) ‘de ergernis - mij persoonlijk ook niet vreemd - zal haar oorsprong hebben in twee dingen: 1o de voorkeur voor het lange, quasi-gewichtige, dikdoenerige woord, wanneer men eenvoudig meent: doel, bedoeling. 2o het wereldwijsgeerige air van zich niet te kunnen binden aan een eenvoudig, klaar bedoelen, maar alleen een algemeene richting te kunnen aangeven waarin men zich bewegen zal. Het woord komt nogal eens voor in wetten, reglementen, statuten of dgl. van vereenigingen met een weidsch, maar vaag, slechts als ver ideaal gezien doel, waarin men zooveel mogelijk vogels van allerlei veeren samenbrengen wil, en zoo weinig mogelijk zich binden aan bepaalde beginselen of een vast program. Zoowel die inhoud als het Duitsche makelij zullen den - gegronden, echt Nederlandschen - afkeer veroorzaken.’
Een oordeel, dat aan duidelijkheid niets te wenschen overlaat. | |||||||
Korte(n)tijdspremie- Ons lid de heer H. van Barneveld schrijft: Te mijnen kantore heerscht geen eenstemmigheid ten aanzien van het antwoord op de vraag, of onze taal één woord kent, ter aanduiding van een verzekeringspremie, berekend over een korteren dan den normalen termijn. Mag ik U nu de volgende vragen voorleggen?
Tegen korte-tijdspremie is onzes inziens geen bezwaar, maar het dient gespeld te worden zooals hier is aangegeven: zonder n en met een streepje tusschen korte en tijd. (Zie Te Winkel, Grondbeginselen der Nederlandsche Spelling 5 § 158, waar ook andere voorbeelden van deze vorming worden genoemd: dolle-hondsbeet, oude-kleerkoop, klein-kinderschooltje, oude-mannenhuis, Groene-weeshuis, Lieve-Vrouwenkerk e.a.) | |||||||
Verdrogen- Een bericht in de krant spreekt van een belangrijke proef op het gebied van de veevoedering: het kunstmatig drogen van gras. Elders in het artikel heet het: het verdrogen (transitief) van gras tot hooi, het kunstmatig verdrogen van gras. Wij kennen ‘verdrogen’ in transitieve beteekenis en wel in ‘een kind verdrogen’, maar ook alleen in deze uitdrukking. Het transitieve gebruik van verdrogen in den zin van drogen verdient o.i. geen aanbeveling, en wel om de volgende reden. Aan den eenen kant kent het Nederlandsch tal van formaties, afleidingen van bnw. met ver-en, die beteekenen: in een toestand brengen die door het bnw. wordt aangegeven, bv. veraangenamen, verblijden, verblinden, verbreeden, verfijnen, verfraaien, verfrisschen, maar die komen geen van alle intrans. voor. Toch zullen ze op het trans. gebruik van verdrogen wel van invloed zijn geweest, evenals de werkw. ‘verasschen’ en ‘vergassen’, die weliswaar van een znw. zijn afgeleid, maar een soortgelijke technische beteekenis hebben als het nieuwe ‘verdrogen’. Aan den anderen kant kent onze taal afleidingen met ver-en van een bnw., zooals ‘verbleeken’ en ‘verflauwen’, die uitsluitend intransitieve beteekenis hebben, en daarbij hoort o.i. ‘verdrogen’ ook. Men zou daaruit opmaken dat de taal het trans. èn het intrans. gebruik bij één werkw. liever vermijdt, al gelooven wij dat in sommige gevallen, zooals bv. bij verfranschen, het dubbele gebruik wel bestaat. Het is echter o.i. beter dat het aantal van die gevallen niet wordt vergroot. (Met indrogen is het evenzoo gesteld. Het Duitsch bezigt ‘eintrocknen’ zoowel intransitief als transitiefGa naar voetnoot*), maar wij doen dat niet. Het Wdb., VI, 1575, geeft ook alleen voorbeelden van intrans. gebruik.) | |||||||
Geopend- De Redactie van Neerlandia vraagt: Zoudt U aan Uw Raad van Deskundigen de vraag eens willen voorleggen of het fout is te zeggen: De tentoonstelling is dagelijks van 9 tot 5 uur geopend?
Alvorens dit te doen, zouden wij de Redactie van Neerlandia willen vragen welk bezwaar men tegen geopend - in den zin van open - zou willen inbrengen. De tentoonstelling wordt te 9 uur geopend en blijft geopend tot 5 uur. ‘Een geopend oor vinden’, ‘een geopend krediet’, ‘gedurende drie dagen zal de gelegenheid geopend zijn tot het omwisselen der stukken’. Het Wdb. (XI, 591) stelt ‘geopend’ gelijk aan ‘open’, voor den dienst open, voor bezoekers enz. toegankelijk. ‘Het museum (de bibliotheek, het belastingkantoor enz.) is slechts op bepaalde uren van den dag geopend.’ | |||||||
[pagina 14]
| |||||||
Eigenaardigheden- ‘De hulsels der slachtoffers’. Vroeger sprak men van het om hulsel en liet dit dan steeds voorafgaan door b.v.: stoffelijke. - ‘Het komt voor dat...’, zonder dat medegedeeld wordt aan wie(n) dit zoo voorkomt. Deze eigenaardige manier van zeggen komt tegenwoordig telkens voor, ook in ambtelijke publicaties. - ‘De minister brengt onder de aandacht, dat...’ Onder wiens (wier) aandacht? - ‘Vergaderingen verslaan’ (Werd vroeger bij wijze van grap gezegd en het woord werd dan tusschen aanhalingsteekens geplaatst [Red.]) - De Prinses en de Prins zijn gedraaid. - Een staatsleening, welke opzienbarend succes boekt. - Een held, die zijn opvoeding ‘ondergaat’. - ‘....dat er hier een zeker sociaal element is, dat de verdere ontwikkeling van den held accentueert’ - ‘Het onrijpe sociale aanvoelen en de even onrijpe sociale bewustwording.’ - ‘... prachtig van toets om het geheel vast te houden in een bepaalde groep.’ - Beïnvloeding van den godsdienst op het kind.’ - ‘...neen: beeldend te doen doorleven hoe deze opvoedingstendenz verwarrend op het kind kan inwerken.’ - ‘Prachtig besloten....staat Jan in het volle licht van den zomerdag.’ (W.R.M.) | |||||||
Baanbreken- Een lid vraagt ons oordeel over dit woord en de afl. ‘baanbreker’. Het Wdb. (II, 809) oordeelt: ‘“Een baan breken, n. hd. eine Bahn brechen; thans niet ongebruikelijk, maar alleen in oneigenlijke opvatting: een (den) weg banen. “Het meest energieke streven om op het gebied van maatschappelijke ontwikkeling overal de baan te breken” (Vissering). Men kan niet ontkennen dat die uitdrukking minder eene vertaling is dan wel eene bijna gedachtelooze verhollandsching van eene uitheemsche zegswijze. Onmiddellijk gevolgd naar hd. “bahnbrechend” is “baanbrekend” bij ons vrij gewoon geworden. “Een der meest baanbrekende werken..,” (Quack). Evenzoo gebruikt men “baanbreker”, hd. “bahnbrecher”. “Van Alphen..., baanbreker van een nieuw en schoon tijdperk....” (Beets)”’. | |||||||
Gratis port- Ons medelid de heer Lugt heeft een verheugende ontdekking gedaan en die wil hij ons niet onthouden. Er is een weekblad, dat ons tracteeren wil; wij mogen voor rekening van de administratie gratis een of meer glaasjes port drinken. Wij hebben maar een kaartje te sturen en dan wordt de porto door het blad betaald. Zoodra wij de zekerheid zullen hebben verkregen, dat de opvatting van den heer Lugt juist is, zullen wij onzen lezers den naam van het zoo gulle blad mededeelen; maar vooralsnog rekenen wij niet al te vast op zijne optimistische (optimiste?) voorspiegelingen. | |||||||
Het niet-Duitschgekleurde woord- Als bescheiden poging om te geraken tot het woord, dat geen gedachten wekt aan Duitsche vormingen, stelt een lid voor, in het vervolg niet meer te spreken van Communistisch, Socialistisch, Proletarisch, Syndicalistisch, Anti-militaristisch, Fascistisch - maar van: Communist, Socialist, Proletair, Syndicaal (of Syndicalist), Anti-militarist, Fascist (naar analogie van: Baptiste kerk, Menniste bruiloft, revolutionnaire partij, nonsensicaal). Wij zouden dan krijgen: de Communiste Partij Holland, het Socialiste Jeugdverbond, de Internationale van Proletaire Esperantisten, het Nederlandsche Syndicale (of Syndicaliste) Vakverbond, het Internationale Anti-militariste Bureau, de Fasciste ideologie. | |||||||
Een ieder- ‘Een ieder het zijne’ schrijft U in Onze Taal van Februari (blz. 5) - aldus een lid -; waarom die breedsprakigheid? ‘Ieder het zijne’ is m.i. voldoende. ‘Een’ wordt in dezen samenhang gebezigd ter versterking van het begrip, uitgedrukt door ‘ieder’. ‘Sy (ontvingen) een yeder eenen penningh’, Matth. 20, 9. ‘Al..., dat een ieders hart kan steelen’. ‘Zij (leven) met eenieder op goeden voet’. ‘... voor elk en een ieder...’ (Wdb. 6, 1368). ‘Voldoende’...; laat ons voorzichtig zijn met het bestrijden van wat in de taal meer is dan ‘voldoende’ en bedenken hetgeen een lid van onzen Raad heeft opgemerkt ten aanzien van ‘overbodigheid’. ‘De uitbanning van alles wat in onze uiting “overbodig” is, leidt tot doodelijke verarming van onze uitingsvormen’, en wat daar verder op volgt. (O.T. 1933, 11). Natuurlijk spreken wij hier niet over de bekende openslaande glazen porte-brisée-deur, noch over constructies als ‘een dergelijke annonce als deze kost...’, zooals men die in de wagens van de Amsterdamsche tram kan vinden; die vragen als het ware om bestrijding. | |||||||
Vraag aan bridgers- Hoe noemt men de 52 kaarten, bij het bridgespel in gebruik? Een ‘spel’? Maar hoe dan de 13 kaarten, die elk der vier spelers in zijn hand krijgt? Ook een ‘spel’; immers de kaarter spreekt van een slecht spel, dat hij in handen had. ‘Hand’ hoort men wel eens zeggen; ‘Hieronder volgt hand No. 31 uit het Handelsblad Bridgetournooi’. ‘Dit is een heel merkwaardige hand’. ‘Handpatroon’, d.i. het ‘type’ van het spel. (This is a nice hand. Show me your hand.) Een lid stelt nu voor de 13 kaarten, die ieder na het ‘geven’ in handen heeft, een gift te noemen en dan alle 52 kaarten tezamen een spel. Een spel bestaat dan uit 4 giften. Of anders, de 13 kaarten van elken speler met spel aan te duiden en de vier hoopjes van 13 met gift. Een gift bestaat dan uit 4 spellen. | |||||||
[pagina 15]
| |||||||
Voortschrijdende germanisatie- De germanisatie van de laatste halve eeuw heeft niet enkel bestaan in de nabootsing van Duitse termen. Er zijn ook verschillende boekewoorden binnengehaald in de gemeenzame taal, waar zij woorden zijn gaan vervangen, die minder op Duits geleken. Zodanige boekewoorden zijn: waarschijnlijk, ongeveer, gelukwens, verloving, verloofde, snel, bij bewustzijn, dank U zeer, woning, ervaring, de heer A., aangenaam; waaraan in gemeenzame taal beantwoorden: denkelijk, zowat, felicitatie, engagement (onder het volk: verkering), aanstaande, vlug (gauw), bij kennis, dank U wel, huis (huisje), ondervinding, mijnheer A, prettig. Gaat men nu de boekewoorden, hierboven opgesomd, een voor een na, dan vinden wij er onder, die oude verbasteringen zijn van Duitse woorden. Dagtekenend uit een min of meer ver verleden, waren zij in het Nederlands aanvaard; zij deden hun werk - maar enkel op papier: het was of een zekere schroom ons belette ze over onze lippen te laten vloeien. G-n. | |||||||
Niet vaardig- ‘Hoe weinig vaardig’, schrijft ons lid de heer Menkman, ‘ook onze politici zich soms toonen in het gebruik van de moedertaal, viel mij op bij de lezing van een hoofdartikel in een bekend politiek blad, dat geredigeerd wordt o.a. door een van onze bekendste litteratoren.’ En ons lid geeft daarvan de volgende voorbeelden: .... maar de vraag of de Kabinetsformatie past op (past bij, harmonieert met) den uitslag der verkiezingen. ..... de bezetting van de portefeuille (de verdeeling, de toewijzing der portefeuilles) rekening hield met de zetelverdeeling in de Kamer. Het onbewust gevoel.... spreekt zich in deze Memorie.... uit (het gevoel spreekt zich onbewust in deze Memorie uit). Spr. begint met op te merken dat hij zich buiten staat verklaart (dat hij niet in staat is, zich niet in staat voelt) om.... ..... een uitgesproken rechts en zeer Katholiek geaccentueerd kabinet (een kabinet waarvan het overwegend rechtsche en sterk Katholieke karakter duidelijk uitkomt). ..... dat het antwoord.... ons de bevrediging heeft onthouden, welke men uit dit.... Staatsstuk had mogen verwachten. (ons, tegen onze verwachting, onbevredigd gelaten heeft). | |||||||
Terugval- ‘De tragiek van den terugval van macht en glorie naar de eenzaamheid der ballingschap zal voor beide (heerschers) even hevig zijn geweest.’ Hebben de bedoelde heerschers reeds vroeger de eenzaamheid der ballingschap gekend, een eenzaamheid, tot welke zij zijn teruggekeerd? Neen? dan mogen wij ook niet spreken van terugval. | |||||||
Uiteindelijk- Men heeft ons om ons oordeel gevraagd over het woord uiteindelijk. Wij gevoelen tegen het gebruik van dit woord bezwaar; het wordt in België veel gebezigd, maar of het voor ons een Belgicisme is, zouden wij niet durven zeggen. Van Dale (6) zegt op het woord: ‘bn. bw. (niet aan te bevelen voor) eindelijk, laatste, slot-; ten laatste, ten slotte’. Uiteindelijk is, dunkt ons, heel jong en wij hopen hartelijk dat het weer verdwijnt. Afleidingen van samenstellingen zijn nu eenmaal nooit mooi: ‘hoofdzakelijk’ en ‘oorzakelijk’ b.v. zijn blijkens het Ndl. Wdb. sedert de 18de eeuw bij ons in gebruik, maar wij voelen ons bij die woorden nog nooit erg behaaglijk; misschien wel om het versprongen accent. | |||||||
Neven- Wij weten dat het velen van onze landgenooten moeilijk valt bij- te zeggen; zij spreken van neven-. Toch zou het jammer zijn als ons bij- geheel zou verdwijnen en dit overwegende, en van oordeel dat aan het niet-duitschgekleurde woord een kansje toekomt, schrijft een adverteerder in een van onze dagbladen: ‘Bijverdienste. Heer, in het bezit van auto, zoekt nevenverdienste.’ Zóó is het goed; de taal geven wat der taal is en toch degenen, die niet erg ‘bij’ zijn, niet voor het hoofd stooten. Wij zouden nog verder kunnen gaan, de tegenstanders tot één, onverbrekelijk geheel vereenigen en gaan spreken van ‘nevenbij’; ‘heer zoekt nevenbijverdienste’. | |||||||
Per se- ‘Wie niet per se spijkers op laag water wil zoeken...’. Een lid vraagt: kan deze in den volksmond vaak misbruikte uitdrukking worden toegepast op het iets willen zoeken? Per se heeft, naar het ons voorkomt, reeds lang zijn eigenlijke beteekenis verloren en wordt veelal gebezigd in den zin van: bepaaldelijk, met alle geweld. ‘Hij wou per se opstaan’. Een misbruik mogen wij dat o.i. niet (meer) noemen. | |||||||
Angst- ‘De schrijvers hebben blijkbaar angst, dat de vertaling er te Nederlands zou uitzien.....’ Door dat angst ziet deze zin er Duitsch uit; een Nederlander zegt hier: zijn er blijkbaar bang voor, bevreesd voor...
- Ons medelid Prof. Ir. B. van der Burg streepte onlangs drie fraaie woorden aan, welke hij in een zinnetje samenvoegde. ‘Zijdens een bakker vernam ik, dat men middelskipei de korst van het brood kan verbeteren.’ Ons lid was toen hij dit schreef blijkbaar in een eenigszins ondeugende bui; tenminste hij voegde er aan toe: ‘Na de opmerking over “vrijbank” in ons laatste nummer durf ik U nauwelijks vertellen, dat men mij indertijd een bijdrage gevraagd heeft voor een vrijbed in een herstellingsoord.’ Ons lid durft nauwelijks, máár hij durft...! |
|