Onze Taal. Jaargang 7
(1938)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVan onze leden.Spelling- Waarom - vraagt een lid, de heer W. Dols - schrijven wij Haarlemmer met twee m's? Ik weet wel waarom wij den medeklinker verdubbelen in Rotterdammer, n.l. om te voorkomen dat de (beklemtoonde) lettergreep -dam open zou worden, maar wat voor ‘Rotterdam’ geldt, geldt toch niet voor ‘Haarlem’; in dit laatste woord is de lettergreep -lem onbeklemtoond, of zwak beklemtoond. In ieder geval is de e van -lemmer niet de e van b.v. nek, maar de kleurlooze ə. Aangezien in een Nederlandsche onbeklemtoonde lettergreep nooit een lange vocaal wordt geduld, m.a.w. het Nederlandsche phoneem ə nooit gerekt wordt, is de verdubbeling van de m in Haarlemmer m.i. overbodig.
Wij hebben te dezen ons licht opgestoken bij het lid van onzen Raad, Mejuffrouw Dr. Van Lessen, en haar gevraagd: mogen wij de conclusie, waartoe onze correspondent komt, aanvaarden en schrijven Haarlemer? Neen toch? Al schrijven wij: monniken, het is toch ook: Hendrikken? Mejuffrouw Van Lessen heeft ons geantwoord op onze vraag. - ‘Neen, wij mogen niet schrijven Haarlemer, maar alleen Haarlemmer, al kan ik U niet positief zeggen waarom. Toch is er, dunkt mij, wel een aanwijzing te vinden, waarom De Vries en Te Winkel deze spelling hebben gekozen: de uitspraak. De meeste Nederlanders zeggen wel Haarləm, Aarnəm (= Arnhem), maar spreken de vocaal van de tweede lettergreep minder toonloos uit in de afleidingen Haarlemmer, Haarlemsche, Arnhemmer, Arnhemsche. De lettergreep heeft dan n.l. ook meer klemtoon: ⌣ tegenover ⌣ ( = hoofdtoon, = bijtoon ⌣ = onbetoond of zwak betoond). De woordenlijst van De Vries en Te Winkel zegt in haar korte verhandeling over de spelling wèl, dat men moet spellen Dokkumer, Gorkumer, doch zwijgt over Haarlemmer, Arnhemmer; in de alphabetische lijst vindt men de spelling echter zooals ik haar nu aangeef. Misschien geeft het boekje Grondbeginselen der Nederlandsche Spelling de reden, waarom -um en -em niet gelijk zijn behandeld; ik heb het werkje hier niet bij de hand.Ga naar voetnoot*) Het zou mij niet verbazen, als de uitspraak hier de reden was geweest van de geijkte spelling. In het andere voorbeeld dat U geeft: Hendrikken, tegenover monniken, zou ik ook stellig met Uw spelling meegaan. Het Ndl. Wdb. geeft trouwens een afleiding verhendrikken, in den zin van “verboeren”, aldus gespeld. De i van Hendrik is voor mijn gevoel ook minder toonloos dan die van monnik. Blijkbaar dus is de spelling zoo subtiel, dat zij daar rekening mee houdt.Trouwens, de oude voorbeelden in het Ndl. Wdb. van Haarlemmermeer, Haarlemmerdijksch zijn ook alle met mm gespeld; de spelling is dus niet door De Vries en Te Winkel bedacht, zij hebben een bestaande traditie gehandhaafd. Het oudste dat ik kan vinden is de titel van Leeghwaters boek: “Haarlemmer-Meerboek, of beschryving, hoe men de Haarlemmer en Leytse-Meer bedyken en droog maaken zal”. 9de druk, Amst. 1724.’ | |
[pagina 35]
| |
Florijn- Waar komt - vraagt een lid - het woord ‘florin’ vandaan, waarmede men onzen gulden in het buitenland aanduidt? Heeft het iets te maken met flos?
Zeker! Als wij bedenken, dat de 2e naamval floris luidt, en een afgeleid werkwoord florere (bloeien), dat wij in onze taal hebben overgenomen (floreeren), kunnen wij begrijpen, dat ‘Florijn’ (ook: Floreen) daarmede te maken heeft. Florijn is uit het Fransche ‘florin’ ontleend, en floreen uit het middeleeuwsch florenus. ‘Floreen’ beteekent eigenlijk bloem- of leliegulden, een gouden munt, die in de 11e eeuw door de stad Florence geslagen werd (de lelie, die in het wapen van die stad voorkwam). Uit dezen floreen ontstond de goudgulden der middeleeuwen en de gulden der latere tijden, waarvoor men nu nog, bij verkorting, f of fl. schrijft (Van Dale). Het is niet alleen onze gulden, dien men met florijn aanduidt; ook de Oostenrijksche gulden droeg dien naam en in Engeland bestaat nog de florin (= 2 s.). Het is een internationaal woord geworden, evenals ons ‘daalder’ (Thaler, Dollar), welk woord zijn oorsprong vindt in ‘Joachimsthaler’, de aanduiding van de munt, geslagen in Joachimsthal in Bohemen. | |
Is te....- Inderdaad, wij moeten geen spijkers willen zoeken op laag water en het verheugde mij daarom op blz. 30 van ons orgaan te lezen, dat ‘is te...’ niet onder alle omstandigheden veroordeeld dient te worden. Wanneer nu echter maar niet andere, ‘ergere’ ambtelijke stijlbloempjes eveneens Uw sanctie erlangen, a.d.z.: Dit artikel ware te doen luiden...; het voorkomende tusschen b en c kan vervallen; naar het voorkomt is het euvel hieraan te wijten...; wijziging van het voorkomende onder.... Alle welke ik dezer dagen in een door een jurist opgesteld prae-advies ter zake eener statutenwijziging mocht plukken. Mn. | |
Wikkelkind- ‘De Koninklijke-Begeer zal een herinneringspenning aan den doop van Prinses Beatrix in den handel brengen. De penning vertoont op de voorzijde een gekroond wikkelkindje met duif...’ Bedoeld wordt een penning, ter herinnering aan den doop van het prinsesje, en omdat dit prinsesje tot ons - het Nederlandsche - volk behoort, mogen wij gerust spreken van een ‘bakerkindje’. Want dat is Nederlandsch en Wickelkind is Duitsch. | |
Typische dierentuinen- De Amsterdamsche dierentuin had een ‘typische’ gast, een rolstaartneusbeer; thans heeft de typoitis ook de Haagsche dierentuin aangetast. Een papegaai had een eendje als pleegkind aangenomen; een ‘typische’ vriendschap in de dierenwereld, heette dat. Wij weten niet van wie het bericht afkomstig is, van den papegaai of van de eend. Er zit iets papegaaisch in, in dit nabauwen van zoo'n woord, maar van de eend kan het ook best zijn!
- Ons lid, de heer ir. H.J. Buysman, vestigt de aandacht op de volgende, door hem als schadelijke germanismen veroordeelde woorden: Verhoudingen, i.d.b.v. verstandhouding, betrekkingen, toestanden, gedragingen, houding. Nakijken (zij hadden het -), voor: zij bleven er nuchter van, mochten toezien, mochten er naar fluiten. Parlementariër, voor staatsman, kamerlid. Hoogste (de - tijd), hoog tijd. Zijn (dat heeft zijn bezwaren), ‘zijn’ kan hier gemist worden. Angst hebben voor, m.z. bang zijn, angstig zijn voor. Ons lid heeft ook bezwaar tegen het woord aanstichter, voor: aanstoker, aanzetter, maar dit bezwaar deelen wij niet. ‘Aanstichten’. Iets (kwaads) veroorzaken, teweegbrengen, er de eerste bewerker van zijn. Het is thans min of meer verouderd, althans in de spreektaal niet meer in gebruik, ofschoon als bijbelsche uitdrukking nog altijd bekend. Men mag het wenschelijk achten, dat het niet geheel in onbruik gerake. Geen ander woord drukt het denkbeeld zoo aardig uit; en daar stichten voor het aanrichten van iets kwaads eene gewone uitdrukking is gebleven, is aanstichten, als de aanvang van het stichten, het eerste veroorzaken van het kwaad, een duidelijk en bruikbaar woord. (Wdb. I, 365). Ons lid maakt ook bezwaar tegen het bijna uitsluitend bezigen van: zege, voor overwinning; van slaat voor verslaat; van pact voor verdrag; van probleem voor vraag, vraagstuk, moeilijkheid. Constateeren is wel letterlijk ‘vaststellen’, maar wij hebben dit woord al - zegt hij - voor het aannemen van regels, normen, bepalingen; daarom stelt ons lid voor: zien, bemerken, opmerken, waarnemen; soms: ondervinden. Voor: hun kunnen bleek: hun kunde, kennis, bekwaamheid, geschiktheid; voor het gebeuren: de gebeurtenis(sen), wat er gebeurt. Voor dergelijke (in een zin als: de machine heeft een dergelijke groote capaciteit, dat....): zulk een (zoo'n) groote (‘dergelijke’ alleen bij vergelijking met iets anders). Voor doodensprong: doodelijke sprong, ‘sprong des doods’, of het vreemde woord salto mortale. Voor: een aardig iemand: een aardig man, persoon (men zegt toch ook niet ‘een aardige hij’). En dan vraagt ons lid ten slotte: Is staplaatsen (vgl. zitplaatsen) niet beter dan staanplaatsen? | |
[pagina 36]
| |
Spaansch.Wij Hollanders bezondigen ons nogal eens aan Spaansch, zie b.v. de soms volmaakt zinlooze opschriften in de deksels van sigarenkistjes, of de dito namen van sigarenmerken, alles made in Holland. Men spreekt echter ook van Várinas (i.p.v. Varínas), senóritas (i.p.v. señorítas, met de klemtoon op de i), van pésetas (i.p.v. pesétas), van een of het El Dorado (terwijl el het bep. lidw. is en de dorado niet een landstreek maar een persoon was) en van den Heiligen Hermándad (terwijl hermandad, dat broederschap beteekent, ook in het Spaansch vrouwelijk is en de klemtoon op de laatste lettergreep heeft). Guerilla-oorlog is natuurlijk een pleonasme. Het hek was echter volkomen van den dam, toen wij het Spaansch-Amerikaansche cafetería ontdekt hadden en dat tot cafetária hadden weten te verbasteren. Sedert dien hebben wij in onze steden ook delicatarias, bufetarias en finitarias zien verrijzen; zelfs is er in Den Haag een Fok's Taria, hetgeen schijnt te beteekenen de Taria van Mijnheer F. Een pulquería (plaats waar men pulque verkoopt) heb ik in ons land nog niet ontdekt, maar dat kan nog komen; indertijd immers gaf een onzer geïllustreerde bladen als toelichting onder een plaatje de wijsheid ten beste dat pulcheria een in Mexico geliefde drank(!) is. Mn. |
|