Onze Taal. Jaargang 7
(1938)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd[Nummer 4]Eenige beschouwingen omtrent de vorming en samenstelling van electrotechnische woorden.1. De beoordeeling omtrent het Nederlandsch zijn van een woord kan niet steunen op het al of niet voorkomen in een Nederlandsch woordenboek (want daarin worden alle woorden opgenomen, die in Nederlandsche werken worden aangetroffen, dus ook germanismen, gallicismen en anglicismen), maar moet getoetst worden aan de vorming en samenstelling der van ouds gebruikelijke echt Nederlandsche woorden, zoodat de vorming van een nieuw Nederlandsch woord voornamelijk zal moeten steunen op den z.g. regel der overeenkomst en dien van de voor een Nederlandsch oor geldende welluidendheid. De Ned. woorden, die niet beslist van Ned. oorsprong zijn (Nederlandsch zijn vele scheepskundige-, zeevaartkundige- en waterstaatstermen) worden ontleend 1e aan de z.g. klassieke talen (wetenschappelijke termen), 2e aan de levende talen: aan het Duitsch (termen op allerlei gebied), aan het Fransch (rechtskundige en militaire termen) en aan het Engelsch (stoomwerktuigen, sport, handel). De klassieke bastaardwoorden worden in het Nederlandsch onveranderd overgenomen (ion, electron, photon) of in analogie met reeds bestaande overeenkomstige woorden van een in het Nederlandsch gebruikelijken uitgang voorzien (frequentie, admittantie, enz.). Het verdient aanbeveling om, als voor een begrip in de meeste talen een klassiek gevormd bastaardwoord gebruikt wordt, dit in het Nederlandsch - met of zonder veranderden uitgang - te behouden, tenzij men daarvoor reeds goede Nederlandsche woorden heeft. Men gebruike dus: interferentie, frequentie en ‘vertale’ deze dus niet. Maar voor refractie, reflectie, diffractie, dispersie, gebruike men de Ned. woorden: breking, terugkaatsing, buiging en verstrooiing, tenzij men den vreemden term wil gebruiken om een hinderlijke herhaling te voorkomen. De woorden aan levende talen ontleend vormt men meestal door vertaling hunner deelen zóó, dat men tot een woord komt van Nederlandsche beteekenis en vorm, hierbij lettende op reeds in het Nederlandsch gebruikelijke woorden van overeenkomstige samenstelling (regel der overeenkomst), die van zelf een voor ons oor Nederlandschen klank hebben (regel der euphonie). Zoo is de vertaling der deelen in de volgende woorden wel juist, maar het geheel heeft in het Nederlandsch niet de gewenschte beteekenis: Abdampf: afstoom (verloren stoom), Umfeld: omveld (omringend veld, omgeving), Spannungsabfall: spanningsafval (spanningsvermindering, -verlies). Nog erger (slimmer!) wordt het als men de woorden verkeerd vertaalt; billich met billijk (goedkoop; billijk is rechtvaardig), Sicherung: zekering (veiligheid, in de werktuigleer spreekt men ook van een gewichtsveiligheid, veerveiligheid), durchslagsicher: doorslagzeker (doorslagvrij), feuersicher: brandzeker (brandvrij), Streufeld: strooiveld (lekveld, in het licht spreekt men trouwens niet van strooilicht maar van verstrooid licht), beweglich: beweeglijk (beweegbaar, beweeglijk is levendig: een beweeglijke jongen). De regels, volgens welke de vorming en samenstelling van Ned. woorden moet geschieden, staan echter niet absoluut vast, zoodat men - de deelen juist vertalend! - lettend op reeds lang in het Nederlandsch gebruikte woorden, tot | |
[pagina 22]
| |
meer dan één geoorloofde samenstelling kan geraken (regelingscommissie, regelingsweerstand, regelweerstand, regelkraan). Het is vooral het Duitsch, dat den Nederlandschen technicus er toe verleidt barbarismen te gebruiken, zoodat wij ons hier zullen bepalen tot een overzicht van de verschillen tusschen de Duitsche en Nederlandsche wijze van woordvorming.
2. Volgens de Vries en te Winkel zijn samengestelde woorden verbindingen van woorden, die tot een geheel vereenigd zijn met het doel, een nieuw begrip uit te drukken, verschillend van de som der begrippen, die door de afzonderlijke deelen uitgedrukt worden. Volgens deze bepaling is er dus verschil tusschen een klein kind en een kleinkind, tusschen een hooge school en een hoogeschool. In het Duitsch is de toelaatbaarheid der samenkoppeling van woorden niet zoo beperkt: men past deze ook toe als aan de genoemde voorwaarde niet voldaan is; en ook in het Nederlandsch maakt men, vooral tegenwoordig, van deze ruimere bevoegdheid tot het vormen van samengestelde woorden gebruik. In vele gevallen is deze vorming te verdedigen. Zoo zou men het verschil tusschen lage spanning en lagespanning wel onder den regel van d. V. en t. W. kunnen brengen, immers een lage spanning is een spanning, die in het algemeen laag is, daarentegen is een lagespanning een spanning, die beneden het bedrag blijft, waarvoor in de Veiligheidsvoorschriften de grens is vastgelegd - dus een bepaalde lage spanning -, zoodat laag hier in deze twee gevallen een verschillende beteekenis heeft. In het Duitsch is het aantal aaneen te koppelen woorden onbepaald, maar in het Nederlandsch laat men de composita het liefst uit niet meer dan drie deelen bestaan. Om dan aan te geven op welke der volgende deelen het eerste woord betrekking heeft, gebruikt men een koppelteeken als het op het tweede woord slaat en schrijft men de woorden aaneen zonder koppelteeken als het betrekking heeft op het derde woord. Er is dus verschil tusschen hooge-spanningsleiding - een leiding, die onder hooge spanning staat - en een hoogespanningsleiding, waarin de bepaling hoog op het laatste woord, op leiding slaat, dus een hooggeplaatste spanningsleidingGa naar voetnoot*). Het groote verschil tusschen de Duitsche en Nederlandsche composita bestaat echter in hunne vorming. Terwijl men in het Duitsch als regel de woorden aan elkaar schrijft zonder meer, is de woordkoppeling in het Nederlandsch aan bijzondere regels gebonden en het is mede dit verschil in vorming, dat aan het Duitsch en het Nederlandsch hun eigen karakter geeft. Ongelukkigerwijze zijn deze regels der woordvorming geen wetten van Meden en Perzen. Misschien kunnen de volgende vingerwijzingen er het hunne toe bijdragen om woorden te vormen van Nederlandschen klank.
3. Samengestelde woorden worden voornamelijk gevormd tusschen: a. zelfstandige naamwoorden; b. stammen van werkwoorden en substantiva; c. bijvoegelijke- en zelfstandige naamwoorden; d. bijwoorden en werkwoorden. | |
a. Samenstellingen tusschen zelfstandige naamwoorden.Duitsch. De te koppelen woorden worden meestal zonder eenige verandering aaneengeschreven: Führerrede, Deutschlandhalle. Nederlandsch. De samen te stellen woorden worden aaneengeschreven, maar ook ter wille van de verbuiging (2en naamval of meervoud) of welluidendheid met tusschenvoeging van een verbindingsletter (e, s, n, en) gevormd b.v. phaseverschil (onveranderd), spanningsverlies (2e nv.), phasenovereenkomst (meervoud), lampekap (welluidendheid). Het verdient aanbeveling om, als er in de beteekenis van het samengestelde woord een tweede naamval zit, steeds de verbindings-s toe te passen: b.v. temperatuursverhooging, vriespuntsverlaging, evenzoo den of en bij meervoud b.v. kippenhok maar kippebout (bout van een kip). Londen-memorandum, Locarno-pact, Indië-boot, Rome-reis, Holland-Huis te Brussel, Palestinaopgravingen, Abessinië-oorlog zijn echte germanismen. Men vermijde dergelijke constructies ook bij personen-namen door omschrijving of door een passend bijv. naamwoord (opgravingen in Palestina, of Palestijnsche opgravingen, Abessijnsche oorlog). Wilsonkammer, Loschmidtscher Zahl, Bruggsches Gesetz, Plancksche Konstante, Ohmsches Gesetz worden dus: nevelkamer van Wilson, getal van Loschmidt, wet van Brugg, constante van Planck, wet van Ohm (Ohmsche wet is een germanisme, Ohm's wet een anglicisme, wet van Ohm is Nederlandsch. Watt'sche paardekracht is.... elk wat wils!) | |
b. Samenstellingen tusschen een werkwoord en een substantivum.Duitsch. De koppeling geschiedt bij voorkeur door den stam van het werkwoord vóór het zelfstandig naamwoord te plaatsen: Drehrichtung, Messbereich, Anhängewagen (met verbindingsletter! evenals in Anhängesilbe = achtervoegsel). Nederlandsch. Composita tusschen werkwoorden en zelfst. nw. kunnen gevormd worden door aaneenschrijving van den stam en het substantivum, bv. draaibrug, draaipunt, meetinstrument, soldeerbout, smeedijzer. Maar de samen- | |
[pagina 23]
| |
koppeling geschiedt ook met behulp van een zelfstandig naamwoord, dat van het werkwoord is afgeleid en het verdient aanbeveling om dit steeds te doen als in het samengesteld begrip een tweede naamval zit (welke nooit met een stam kan worden uitgedrukt); dus niet draairichting (Drehrichtung), maar draaiingsrichting en nog beter richting van draaiing; draaiveld is te verdedigen, maar beter is draaiend veld. Een Drehmoment is niet een draaimoment, maar een koppel, want in het Nederlandsch maakt men, onder den invloed van Frankrijk (Lagrange, Duhamel, Poinsot, e.a.) onderscheid tusschen een koppel en een moment: het koppel hééft een moment = kracht × hefboomsarm, maar ís niet een moment. Anlaufmoment, Anfahrmoment is dus een aanloop- of aanzetkoppel. In de elasticiteitsleer heeft het woord moment (weerstandsmoment, buigingsmoment, wringingsmoment - dus niet buigmoment, wringmoment -) dan ook de beteekenis van kracht × hefboomsarm. In het algemeen maken samengestelde woorden met een verbalen stam een houterigen, snauwenden indruk (bijwagen klinkt beter dan aanhangwagen en zou antwoordbriefkaart niet beter zijn dan aanhangbriefkaart?). Men vermijde deze vorming dus zooveel mogelijk, en zeker passe men deze niet toe, als zij zelfs in het Duitsch niet gebruikt worden. In het Duitsch blijft b.v. in samengestelde woorden met Kurzschluss (kortsluiting) en Erdschluss (aardsluiting) het zelfstandige naamwoord behouden en wordt er geen verbale stam ingevoerd; men gebruike dus in het Nederlandsch hiervoor niet kortsluitstroom, wat foutief vertaald is, maar kortsluitingsstroom. Komt er in een Duitsch woord de stam van een werkwoord voor, dan kan men deze dikwijls in het Nederlandsch door een deelwoord of een passend bijv. naamwoord vervangen. Zoo kan men voor de woorden, die in het Duitsch met behulp van den stam dreh gevormd worden: Drehspiegel, Drehfeld, Drehwinkel, Drehspule, in het Nederlandsch draaiende spiegel, draaiend veld, draaiingshoek of hoek van draaiing, draaibare spoel bezigen. Men behoudt echter in het Nederlandsch den stam van meten: meetborstel, meetdraad, meetinstrument, meetketting, zelfs meetfout, meetgrens, meetgebied, woorden met een tweeden naamval (meetbereik is fout, omdat bereik in het Nederlandsch alleen voorkomt met voorzetsels: binnen, buiten, boven, onder ‘onder bereik van’, ‘het is boven mijn bereik’, maar nooit in samenstellingen). Ook wordt in het Nederlandsch meestal de stam van aflezen gebruikt: afleesschaal, afleeslamp, afleeskijker, afleesfout, maar aflezingsduur, niet afleesduur (evenals levensduur). | |
c. Samenstellingen tusschen een bijvoegelijk en een zelfstandig naamwoord.Duitsch. Het bijv. naamwoord wordt bij voorkeur niet verbogen: Hochschule, Neubau, Jungingenieur, Jungvolk (afdeeling der Hitlerjugend van 10-14 jaar), Grosstadt, Kleinmotor, zelfs Kleinstmotor. Nederlandsch. Het adjectief wordt meestal wel verbogen. Ongelukkigerwijze is het niet met absolute zekerheid aan te geven, wanneer het wel en wanneer het niet verbogen wordt. Waarom gebruikt men sedert onheugelijke tijden de verbindingen hoogeschool (verbogen bijv. nw.) naast hoogleeraar (mann. woord, onverbogen), terwijl het adjectief in het, uit dezelfde deelen bestaand woord hoogepriester wel verbogen wordt? Waarom schrijft men jongeheer (mann.), jongedochter (vrouw.), jongmaatje (onz.) maar daarnaast jonggezel (Junggesell). En zoo zijn er meer oude voorbeelden in het Nederlandsch, waarbij het bijv. nw. onverbogen blijft, hoofdzakelijk in samenstellingen met groot, klein, hoog, laag, oud, jong, die indertijd waarschijnlijk in analogie met het Duitsch gevormd zijn. Al zou echter, gelet op deze oude voorbeelden een onverbogen woordvorming in het Nederlandsch nog wel te verdedigen zijn, toch zal men in het algemeen tot beter klinkende woorden geraken als men de verbogen woordvorming toepast. Om de naar Duitsch gevormde composita te vermijden, zou ik de volgende regels in overweging willen geven. Is het zelfst. nw. onzijdig, dan blijft in het Nederlandsch het adjectief onverbogen, b.v. sterkwater, hooggebergte, laagland, nieuwjaar, middelbaaronderwijs, effectiefvermogen (of effectief-vermogen). Is dit niet het geval, dan wordt het bijv. nw. verbogen b.v. sterkedrank, hoogeschool, hoogespanning, lagefrequentie (lage-frequentie), synchronemotor (synchrone-motor).Ga naar voetnoot*) Het bijv. nw. hoogfrequent is goed gevormd, omdat hoog als bepaling van een adjectief als bijwoordelijke bepaling onverbogen blijft. In geen geval gebruike men een onverbogen bijv. nw. als dit verbogen moet worden. Wil men Kleinmotor niet vertalen door kleine motor, dan omschrijve men dit als motor van gering vermogen. De Vereeniging ter bevordering der constructie van kleine vliegtuigen (pou du ciel) kreeg dan ook den juisten naam: Ned. Ver. ter beoefening der kleine luchtvaart (en niet kleinluchtvaart). | |
[pagina 24]
| |
Men spreekt in het Nederlandsch van een tweepoligen schakelaar, niet van een tweepolenschakelaar, zoodat het ook de voorkeur verdient om vierpolige machine en niet vierpolenmachine te zeggen; hetzelfde geldt voor twee-, drie-, vier- enz. phasig. Meerpolig en meerphasig is echter geen Nederlandsch: men zegt immers ook niet meerhoek maar veelhoek: het is veelpolig en veelphasig. Een echt germanisme ontstaat door het gebruik van een stofnaam in plaats van een daarvan afgeleid bijv. nw. b.v. bontmantel. Een kalkbak is een bak voor kalk, een betonbak is dus een bak voor beton, niet een bak van beton gemaakt, een betonnen bak. In betonbrug, betonvloer, betondak, betonpaal moet dus het zelfst. nw. beton door het adjectief betonnen vervangen worden. Betonpaalfundeering (advertentie ‘De Ingenieur’) moet dus zijn: betonnenpaalfundeering. Een Holznagel is een houten pen, geen houtnagel, een houtschip is een schip voor houtvervoer, maar een uit hout vervaardigd schip is een houten schip. Men gebruikt echter: ijzerdraad, koperdraad, niettegenstaande men steeds van een ijzeren-, koperen-, stalen bout, van een ijzeren emmer, een koperen kraan zal spreken; blijkbaar is dit germanisme aan het woord draad en kabel gebonden. IJzer- of staalconstructie is feitelijk onjuist. Het gaat hierbij niet om de constructie van het ijzer of staal, maar om een ijzeren of stalen constructie. Men zegt in de bouwkunde echter ook houtconstructie. | |
d. Werkwoorden met een voorzetsel.Bij het gebruik van werkwoorden met een voorzetsel zij men op zijn hoede, omdat het in de Duitsche werkwoorden voorkomend voorzetsel in het Nederlandsch soms niet of anders vertaald wordt b.v. abstimmen = stemmen (piano, orkest, radiotoestel) stemmen over (een voorstel). Een voorstel ‘afstemmen’ is: door stemmen verwerpen; abregulieren = regelen (een instrument); abbremsen = remmen (men neemt een remproef, geen afremproef; men zegt rempaardekracht en niet afrempaardekracht); abschwachen is verzwakken; abbauen = ontginnen, verlagen (van loonen); (abdammen is afdammen, door een dam scheiden, dus is ook abschirmen = afschermen te verdedigen). Ausbalancieren = balanceeren (een gebalanceerde klep); beleuchten is verlichten; durchmessen is nameten, verifieeren, ijken; durchrechnen: narekenen, overrekenen; durchprobieren: beproeven, onderzoeken; umpflanzen: verplanten; umbauen: verbouwen; umformen: vervormen, een anderen vorm geven; umsetzen: verzetten, verplaatsen (zonder dat het voorwerp verandert). Een chemicus spreekt dus terecht van een scheikundige omzetting, maar een openbare school in een bijzondere omzetten deugt niet. Of een electrotechnicus het bij het rechte eind heeft als hij een roteerende machine, welke electrische energie van een bepaalde stroomsoort, frequentie of spanning verandert in electrisch arbeidsvermogen van een andere stroomsoort enz., omzetter of omvormer noemt, is te betwijfelen. Zou convertor niet beter zijn? Voor transformator gebruiken wij toch ook niet een met het Duitsche woord: Spanner overeenkomstig woord? Onze omroepers deelen steeds mede, dat de uitzending beëindigd is (die Aussendung is beendet!); de Vlaamsche omroeper zegt echter: en hiermede is onze uitzending geëindigd! Besluiten in de beteekenis van eindigen, sluiten is fout, dus niet: tot besluit, maar tot slot, niet wij besluiten, maar wij eindigen (of sluiten). Men late zich niet verleiden om het Duitsch na te volgen in het overdreven gebruik van samenstellingen met bouwen. In Duitschland bouwt men alles um, ein, neu, an, enz. en wij ombouwen, inbouwen, aanbouwen en nieuwbouwen lustig mee. Volgens een Ned. dagblad was in het Berliner Zeughaus een reiskoets van Napoleon tentoongesteld, die geheime bergplaatsen bevat ‘welke in de wanden zijn ingebouwd’ en in een Ned. advertentie werd een rieten stoel aangeboden ‘met ingebouwden couranten-hanger’!
4. Uit het bovenstaande blijkt dus, dat onze taal geen dwingende regels bezit voor de vorming van samengestelde woorden, zoodat men met eenige handigheid elke vorm wel kan goedpraten verwijzend naar een bestaand (slecht gevormd!) voorbeeld. Hieruit volgt echter niet, dat men dan in elk geval een goed klinkend Nederlandsch woord gevormd zal hebben! Men doet daarom verstandig elk verdacht woord te wantrouwen en het te vormen Nederlandsche woord te toetsen aan de regels der analogie en der euphonie, daarbij de volgende aanbevelingen in het oog houdende, waarin de meest gebruikelijke wijzen van woordvorming vervat zijn. | |
a. Samenstellingen tusschen zelfstandige naamwoorden.De woorden worden aaneengeschreven, tenzij in het woord een tweede naamval of een meervoud zit, b.v. phaseverschil (onveranderd), spanningsverlies (2e naamval), phasenovereenkomst (meervoud). Soms eischt de welluidendheid een verbindingsletter: lamphouder (onveranderd), lampekap. Samenstellingen met eigennamen omschrijve men. | |
b. Samenstellingen tusschen een werkwoord en een zelfst. naamwoord.De composita worden gevormd met den stam van het werkwoord, met het daarvan afgeleid deelwoord of het daarbij behoorend zelfst. nw. Dit laatste vooral als in het woord een tweede naamval zit b.v. draaischijf (stam), draaiende spiegel (deelw.), draaiingshoek (2e naamval). | |
[pagina 25]
| |
c. Samenstellingen tusschen een bijvoegelijk en een zelfst. naamwoord.Het bijv. nw. blijft onverbogen bij een onzijdig zelfst. nw. maar wordt verbogen als dit mannelijk of vrouwelijk is, b.v. effectief-vermogen (onveranderd), synchronemotor, lagespanning (mann. en vrouwelijk). N.B. 1. Bij samenstellingen met stofnamen gebruike men geen zelfstandig nw. maar het daarbij behoorend bijv. nw. b.v. betonnenvloer, koperen kraan. | |
d. Werkwoorden met voorzetsels.Wees op Uw hoede! De voorzetsels worden in het Nederlandsch meestal niet, of anders vertaald, bv. abbremsen = remmen, durchmessen = nameten, verifieeren. Vooral niet aan- en inbouwen! Houdt men deze weinige regels in het oog, dan zal men stellig tot een goedklinkend Nederlandsch woord geraken en aldus de voornaamste germanismen vermijden, die zoo dikwijls onze technische geschriften ontsieren.
G.J. v.d. WELL.
Wij zijn den heer Van de Well erkentelijk voor zijn belangwekkende bijdrage. Ons lid is voorzitter van de studiecommissie No. 1 (nomenclatuur) en gedelegeerde van Nederland voor nomenclatuur in het Intern. El. Comm.; ten aanzien van deze speciale terminologie mag hij dus bij uitstek bevoegd heeten. |
|