Onze Taal. Jaargang 6
(1937)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd[Nummer 5]Klemtoon.In Maart 1933 werden de lezers van Onze Taal in een hoofdartikel opgewekt om hun aandacht te wijden aan de uitspraak der woorden, voorzoover deze den klemtoon betreft. Volgens den schrijver van het artikel neemt, vooral sedert het begin van deze eeuw, onder Duitschen invloed, het aantal ‘trochaeïsche’Ga naar voetnoot*) woorden in onze taal sterk toe, wat met andere oorzaken samenwerkt om het karakter der taal te verduitschen. Daartegen dient zooveel mogelijk te worden gewaakt!
Het is niet zoo heel gemakkelijk, zich een beeld te vormen van den voortgang van dit verduitschingsproces. Natuurlijk is het ondoenlijk, te tellen, of zelfs te schatten, hoeveel woorden iemand ‘jambisch’ spreekt in verhouding tot zijn heele aantal woorden. Wij moeten ons dus aan het geschrevene houden. Het tellen van de meerlettergrepige woorden die daarin voorkomen is niet moeilijk; maar wel heeft het zijn bezwaren, te bepalen hoeveel daarvan jambisch en hoeveel trochaeïsch worden gesproken. En die bezwaren nemen toe, naarmate ‘omgang’ plaats en tijd van het geschrevene verderaf liggen. Vooral weegt het tijdbezwaar, indien het er om te doen is vast te stellen inhoever een verschuiving van den klemtoon reeds heeft plaats gehad. De schrijver van het bedoelde artikel wendt zich daarom in het bijzonder tot de ‘ouderen’, bij wie de uitspraak van vroegeren tijd nog bewaard is gebleven.
Nu valt het met die moeilijkheid nog al mee, als men slechts het aantal jambische woordvormen, tegenover dat van de trochaeïsch (met ‘Duitschen’ klemtoon) uitgesprokene, wenscht vast te stellen. Neemt men de regels in acht, die voor den klemtoon in het Nederlandsch gelden, dan kan men door telling op eenige bladzijden gewoonlijk vrij nauwkeurig bepalen, hoeveel jambische en hoeveel trochaeïsche vormen zeker schrijver gebruikt. Op deze verhouding heeft het, meestal geringe, aantal ‘twijfelachtige’ woorden geen al te grooten invloed. Wel wordt er aan de regels eenige afbreuk gedaan door de echt Nederlandsche, zeer te waardeeren, groote mate van vrijheid, die ook op dit gebied heerscht, en die gelegenheid geeft om tegenstellingen duidelijker te doen uitkomen. Maar ook deze omstandigheid blijkt voor de waarde der telling niet hinderlijk. Uit zulke tellingen is mij gebleken, dat ook een halve eeuw geleden, het Nederlandsch een duidelijke overmaat had aan trochaeïsche woordvormen, gemiddeld 65%, tegen 35% jambische. De vijf als proef door mij getelde schrijvers uit dien tijd hadden er ieder tusschen 60 en 70%. Bovendien schijnt deze verhouding sinds dien tijd niet sterk te zijn gewijzigd. Telkens vond ik tusschen schrijvers uit denzelfden tijd onderling, een grooter verschil dan tusschen die van toen en nu. Maar of soms eenzelfde woord verschillend wordt uitgesproken, - dat wijzen de tellingen niet aan; die zijn derhalve niet in staat om een verduitschen door klemtoonverplaatsing aan het licht te brengen. Voor zoover ik evenwel kan oordeelen, heeft dit althans nog geen groote afmetingen aangenomen; doch hierover een andere keer.
Intusschen kunnen wij waakzaam blijven, en van wat wij waarnemen, in ons blad blijk geven. Daarvoor is het gewenscht dat ook hierin zooveel mogelijk leden meewerken, door van elk woord waarvan zij een verplaatsten klemtoon vermoeden, aan de Redactie opgaaf te doen, liefst met aanduiding van den aard van personen en omstandigheden. H.B. |
|