Roestvrij
- In een vorig nummer maakten wij melding van de meening van een lid, dat het achtervoegsel -vrij slechts gebezigd zou mogen worden in de beteekenis ‘zonder’. ‘Roestvrij’ zou volgens dit lid slechts mogen beteekenen ‘ontdaan van roest’, terwijl een onvatbaarheid voor oxydatie zou moeten worden uitgedrukt door ‘niet roestend’ of ‘on(ver)roestbaar’.
Wij wezen toen op de zeer gebruikelijke uitdrukking ‘krimpvrij’, gebezigd ten aanzien van stoffen, die onvatbaar (gemaakt) zijn voor krimping. Ons lid, de heer Dr. H. Burger vult dit nog aan met eenige voorbeelden. Hij zegt:
‘Verg. ook: drankvrij; brand-, inbraak-, bom-, vorst-, vocht-, motvrij; belasting-, tol-, pacht-, premie-, port-, vrachtvrij;
met “vrij” in beteekenis van “niet onderhevig aan”, “niet bereikbaar voor”, “niet belast met”; of algemeen - door eigenschappen, inrichtingen, maatregelen enz.: “beschermd tegen”.
In de beteekenis “zonder” - roest-, stof-, ziektekiemvrij - komt -vrij in samenstelling, dunkt mij, minder voor.’