Ten afscheid.
In de laatste algemeene vergadering ben ik het voorwerp geweest van betuigingen van waardeering namens zóó vele leden dat ik niet ieder afzonderlijk daarvoor kan danken. Toch wil ik het niet laten bij wat ik ter vergadering tot de aanwezigen heb gezegd en ik moet dus wel gastvrijheid voor deze persoonlijke zaak vragen in ons orgaan.
Ik weet waarlijk niet wat ik het meest waardeer: de aanbieding van het eerelidmaatschap, die van het keurige album met handteekeningen (waarin ik ook, met veel verheuging, de namen der leden van den Raad van Deskundigen heb gevonden), het artistieke bronzen beeldje dat nu op mijn boekenkast staat, of den aardigen inval van de vrouwelijke leden om ook mijn vrouw te gedenken (die dezen leden daarvoor zeer erkentelijk is). Het stemt mij alles zeer dankbaar.
Het meest ben ik echter getroffen door het feit van deze waardeering nadat ik toch slechts vijf jaren Voorzitter ben geweest. Want daaruit blijkt immers dat, in die enkele jaren, ons Genootschap saamgegroeid is tot een zekere eenheid die deze gelegenheid heeft aangegrepen om zich te uiten. Ik zie in de hartelijke woorden en daden die op mij zijn uitgestort, dan ook meer dan een persoonswaardeering, namelijk een uiting van belangstelling in de taal. En die belangstelling te wekken en gaande te houden onder onze leden - in een zoo breed mogelijken kring van leden - is immers het doel, dat de oprichters van O.T. voor oogen hebben gehad. O.T. is opgericht op dezen drieledigen grondslag:
1e. als genootschap om te doen uitkomen dat men een kring van onderlinge taalbeoefening wenschte,
2e. voornamelijk ter bestrijding van germanismen,
3e. daarbij pietluttigheden (taal-mikroskopie, heb ik het wel eens genoemd) vermijdend.
Dat O.T. zich op dezen drieledigen grondslag reeds vijf jaar lang heeft kunnen handhaven en zich heeft kunnen uitbreiden, is vooral aan twee factoren te danken: de nauwgezette en welwillende medewerking van den Raad van Deskundigen (waarvoor wij niet dankbaar genoeg kunnen zijn) en den nooit verflauwenden ijver en levendigheid van werkzaamheid van de Secretaresse (waarvoor hetzelfde geldt). Zoo lang die twee ons niet ontvallen, zal het goed blijven gaan met ons Genootschap. En dat hoop ik nog vele jaren te beleven.... als lid.
C.K. ELOUT.