Onze Taal. Jaargang 5
(1936)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd[Nummer 11]Pers- en regeeringstaal.Onlangs is, in een van onze bladen, de Regeering venijnig aangevallen over den stijl en de taal van de Troonrede. De schrijver van de critiek was een doctorandus in de letteren en scheen behoefte te gevoelen aan rechtvaardiging van zijn doctorschap in spe door een mikroskopische bevitting van genoemd Staatsstuk. Nu kan men, op sommige Regeeringsuitingen, wel aanmerkingen van niet mikroskopische gezindheid maken; toen wij b.v. in de nieuwe verkeersvoorschriften iets lazen over het ‘dimmen’ van lichten, stelde het ons te leur dat nu waarlijk ook officieel dit slordige anglicisme wordt ingehaald. Waarom niet ‘dempen’? Men dempt immers ook wel een zeil als men het om de ra wil beslaan, men zet geluiddempers op zingende telefoondraden en men kan spreken met gedempte stem. In al deze gevallen heeft ‘dempen’ de beteekenis van ‘temperen’, ‘matigen’, dus precies wat men met de verhaspeling van het Engelsche werkwoord to dim bedoelt. Maar over 't algemeen kan de Pers nog wel bij de Regeering in de leer gaan wat zuiverheid van taal belangt. Wij althans hebben tot nu toe in Staatsstukken nog maar weinig van die kanjers van taalzonden aangetroffen waar de meeste van onze dagbladen - en we spreken nu nog maar van de groote - van wemelen. Op germanismen hebben wij al zoo vaak gewezen dat we nu eens een paar voorbeelden van anderen aard nemen.
In feuilletons begint, sinds eenigen tijd, de zotte uitdrukking ‘practisch gesproken’ zeer welig te tieren. Hoe kan men ‘practisch’ en hoe dus ook ‘onpractisch’ spreken? Het stellen van de vraag toont reeds den onzin van de uitdrukking. Maar hoe komt men er aan? Wij vermoeden, aangezien wij deze gekheid vooral hebben gevonden in feuilletons die uit het Engelsch waren vertaald, dat men moet denken aan ‘practically’, maar met dat woord heeft de Engelschman dan eenvoudig ons feitelijk bedoeld, in de beteekenis van ‘op den keper beschouwd’. En dàt woord paste dan ook overal waar ‘practisch gesproken’ stond. Een tweede voorbeeld is de al eer door ons aan de kaak gestelde maar af en toe weer opduikende uitdrukking ‘Geen bijzonders’. Wij vragen weer: Hoe komt men daar toch aan? Tot nu toe zei men in het Nederlandsch: Geen kwaad, geen goed, enz., maar niets kwaads, niets goeds, enz. M.a.w. zonder de genitief-s, dus vóór het onverbogen substantief, gebruikt men in 't algemeen ‘geen’, mèt de genitief-s gebruikt men ‘niets’. Er is echter een uitzondering (wij weten er althans slechts één): Nieuws! Men kan inderdaad even goed zeggen: ‘Geen nieuws’ als ‘Niets nieuws’. Maar hoe komt dat? Doordien men in den loop des tijds is gaan vergeten dat des van ‘nieuws’ een genitief beteekent en men dus dezen vorm voor een onverbogenen is gaan houden. De proef op de juistheid van wat wij hier onderstellen ligt, dunkt ons, in het feit dat men wel kan spreken van het nieuws maar niet van het goeds, het kwaads, enz.Ga naar voetnoot*) En evenmin van het bijzonders.... Maar misschien bezigt de uitvinder van ‘Geen bijzonders’ dit laatste óók reeds! Aan deze voorbeelden zouden wij er tallooze | |
[pagina 46]
| |
kunnen toevoegen. Ze zijn, in elk nummer van de meeste van onze bladen, voor 't grijpen. Zoodat de Pers ons waarlijk niet de meest aangewezene dunkt om als taalcensor van de Regeering op te treden. Ook in dit opzicht zijn wij dus tegen.... Perscensuur! |
|