want als ‘de na te noemen getuigen’ juist is, moet ‘de te doen stappen’ of ‘de te gaan weg’ ook goed zijn. Maar dit daargelaten - goed of fout is hier niet het belangrijkste. Waar het op aan komt is: ‘ondermijnen zij onze taal?’. En dat zij dit doen kan niemand ontkennen, die ziet hoe gemakkelijk en hoe vaak die onnoozele tusschenzinnetjes uitgroeien, in couranten, in zakenbrieven, in de officiëele taal en zelfs in de wetten, tot gedrochten als:
‘de bij lid 1 van art. 7 der Quarantaine Ordonnantie (Staatsblad 1911, Nos. 277 en 302) aan gezagvoerders van schepen, komende uit landen buiten Nederlandsch Indië, opgelegde verplichting’.
De frommelstijl is hier nog onvolmaakt - een geschoold frommelaar had geschreven:
‘de bij lid 1 van art. 7 der Quarantaine Ordonnantie (Staatsblad 1911, Nos. 277 en 302) aan gezagvoerders van uit landen buiten Nederlandsch-Indië komende schepen opgelegde verplichting.’
Slechts van een redacteur, geheel en al ongeoefend in stadhuistaal, zou kunnen worden verwacht dat hij, enkel te rade gaande met zijn gezond verstand, eenvoudigweg schrijft: ‘de verplichting, bij lid 1 van art. 7 der Quarantaine Ordonnantie (Staatsblad 1911, Nos. 277 en 302) opgelegd aan gezagvoerders van schepen, komende uit landen buiten Nederlandsch Indië.’
Indien de Raad van Deskundigen, op uitnoodiging van ons Bestuur, ten aanzien van deze kwestie zijn gevoelen zou willen zeggen, zou dit met de grootste belangstelling tegemoet worden gezien, niet alleen in Noord-, maar ook in Zuid-Nederland, waar een schrijver reeds twintig jaar geleden oordeelde: ‘DE VAN-DE-DOOR-DE-HAAG-GEKROPEN-JAN-GESCHEURDE-BROEK ZINNEN MAKEN DE NOORD NEDERLANDSCHE KRANTEN TAAI EN ONVERTEERBAAR’.
Ik kan in het minst niet voorzien tot welke gevolgtrekkingen de Raad zal komen, maar het lijkt mij dat er ruimte is voor vijf verschillende opinies:
1. | De frommelstijl is op en top Nederlandsch; hij leeft in ons volk en de beste schrijver in het verleden pasten hem dikwijls toe. (Aanhalingen uit hun werken zouden van groot belang zijn.) |
2. | De frommelstijl wortelt niet in ons verleden en ons volk houdt er niet van, maar er is niets wat ons belet hem te bezigen. Wij mogen hem niet afkeuren, want hij is gemakkelijk in lange zinnen, zooals wij er vinden in vonnissen, notariëele actes enz. |
3. | De frommelstijl is niet ontleend aan het Duitsch, maar hij is leelijk. Wij behooren de voorkeur te geven aan onverfrommelde zinnen, maar mogen ons niet verzetten tegen de verfrommelde. |
4. | De frommelstijl met een onbepaalde wijs (‘een uit te geven orgaan’, ‘de te verstrekken inlichtingen’, ‘de aan te doen havens’) is ontleend aan het Duitsch en moet worden beschouwd als een Germanisme. |
5. | Ook de frommelstijl met deelwoorden (‘de door ons bepaalde regels’ enz.) moet worden beschouwd als een Germanisme. |
* * *
Tot zoover de brief van ons lid. En om elke mogelijkheid tot misverstand te verbannen stelt ons lid aan den Raad ook nog deze vragen:
6. | Is het geoorloofd aan een deelwoord, indien dit niet zuiver bijvoegelijk, maar als vorm van een werkwoord wordt gebezigd, de plaats en de verbuiging te geven van een bijvoegelijknaamwoord (‘de door U verstrekte gegevens’)? |
7. | Is het geoorloofd te zeggen: ‘de te bespuiten tuin’? |
8. | Is het geoorloofd te zeggen: ‘de te doen stappen’? |
9. | Is het geoorloofd te zeggen: ‘de te doene stappen’? |
Ziedaar de zaak uitvoerig toegelicht en als daar nu onze Raad antwoord op zou geven, dan kon ons lid tevreden zijn; dan was wel het volle licht op dit taalverschijnsel gevallen en konden wij, zonder ons aan plichtverzuim schuldig te maken, onze aandacht gaan wijden aan het vele dat nog op behandeling wacht.
En onze Raad heeft geantwoord en reeds dadelijk blijkt het dat wat ons lid zoozeer ter harte gaat, den leden van den Raad geenszins onverschillig is. ‘Daar mag gerust eens op gewezen worden’, zegt één lid. ‘Goede korte voorbeelden van deze constructie komen altijd en overal bij de beste schrijvers voor. Maar de wetten- en reglementenmakers, die hun taal niet kennen, en de journalisten, die dag aan dag Duitsche kranten excerpeeren, gaan hierin al langer hoe verder, - tot in het onzinnige toe.’
Uit dit oordeel zien wij dus dat, met smaak gebruikt, de constructie, die ons lid bedoelt, niet is af te keuren. Integendeel. Maar dat ook hier weder, als zoo dikwijls, misbruik een kostelijk goed in zijn tegendeel doet verkeeren.
* * *
Dit is ook de meening van een ander lid van den Raad die zegt: ‘‘Terecht strijdt Uw lid tegen verwarrende ingewikkeldheid door misbruik van de, door hem gewraakte, maar zeer gebruikelijke en geoorloofde, onberispelijke constructie. Over het gebruik van te voor een infinitief ‘ter uitdrukking van een noodzakelijkheid of gelegenheid’, en gebezigd als ‘attributieve bepaling’ en als ‘praedicatief attribuut’ zie men: Woordenboek der Nederl. Taal Dl. XVI, Kol. 1089 [Artikel: Te(1)]. ‘Bij vooraanplaatsing is verbuiging van den inf. mogelijk, vooral wanneer deze éénlettergrepig is. Voorbeelden (o.a.): Nooit te stillene wenschen, Wolff en Deken, W. Leevend. - Een niet te dulden hoon, Schimmel. - Een af te sluiten kast, waarin... tinnen... kannen bewaard worden (in een Museum). Hij stuitte op niet te overwinnen zwarigheden.
‘Abusus non tollit usum’. Misbruik behoeft het gebruik niet te doen veroordeelen; mag het niet doen veroordeelen, wanneer het gebruik zelf niet verwerpelijk is. En dat is het zeker niet. Er is niets te zeggen op: de na te noemen getuigen. De door Ons te nemen maatregelen. De daarvoor te maken kosten, of - te doene uitgaven. Onmogelijk te voorziene omstandigheden. Enz. Maar de goede smaak moet blijven leiden; ingewikkelde, te veel in een kort bestek willende samenvatten constructies moeten worden vermeden. Overdrijving en misbruik zijn licht mogelijk. Daar kan men aanmerking op maken. Maar op de constructie op zich zelf niet.
* * *
Hiermede zouden wij kunnen volstaan; alle vragen die ons lid stelt vinden in dit oordeel hare beantwoording. Maar de Raad heeft bij deze vragen ook nog eens zijn antwoord geschreven en ziehier dus die antwoorden:
1. | Op een top Nederlandsch? In zijn korte vormen, ja. |
2. | In zijn slechte vormen, neen. |
3. | Zoodra hij leelijk is, is hij verkeerd. |
4. | Germanisme? Dat is wat sterk. |
5. | Welnee, in de mooie gevallen niet. |
6. | Zinnen als: ‘de door U verstrekte gegevens’? Heel goed Nederlandsch en soms zeer mooi. |
7. | Welneen. |
8. | Neen. |
9. | ‘De te doene stappen’? Ja, dit laatste kan wel eens voorkomen en dan soms heel keurig uitvallen. Maar zulke vormen met smaak te gebruiken, is niet ieders werk. |
3. | Ik kan niet inzien welk bezwaar er wezen kan tegen een uitdrukking als ‘de door U verstrekte gegevens’ (Een deelwoord als bijvoegl. bep. gebezigd, blijft toch een vorm van 't werkwoord. Tegen de uitdrukking is niets te zeggen; tegen de formuleering van de vraag wèl.) |
7. | Geoorloofd zeker! Waarom niet? |
9. | ‘De te doene stappen’. Geoorloofd zeker. Maar niet ‘smaakvol’. |