| |
Van onze leden.
Boeken
- Het is bij vele dagbladschrijvers gebruik geworden niet meer te spreken van (winst, succes) behalen, maar van boeken. Vooruitgang wordt ook al ‘geboekt’ en wij hebben vroeger reeds melding gemaakt van een athleet, die ‘prestaties’ boekte.
Ons lid, Prof. B. v.d. Burg, sprak onlangs over den vorm ‘Hofius-melk’, waarmede dan bedoeld werd melk, op een bepaalde manier behandeld, zoo, dat ze langen tijd goed blijft, een goed ding voor passagiersschepen, die groote reizen maken. De krant vertelt van een van die schepen aan boord waarvan de practische waarde van het procedé-Hofius is... gebleken? aangetoond? Niets daarvan; de practische waarde van het procedé is daar... geboekt!
Het ‘verkeer’ is nu ook al aan het boeken geslagen. Wij lezen in de krant dat ‘het geheele treinverkeer vertragingen boekte’. Men stelle zich dat verkeer voor, ijverig over zijn boeken gebogen! - Waarom hier niet gezegd ‘ondervond vertragingen’?
(Laat men het eens probeeren met ‘ontmoeten’: het verkeer ontmoette vertragingen. Dat is toch ook goed on-Nederlandsch en het is weer eens wat anders!)
Onze K.L.M. (die geen hofmeesteressen kent, maar ‘Stewardesses’) boekt niet zelf, maar laat haar passagiers dat doen. Zij laten zich niet inschrijven voor -, bespreken geen plaats of nemen (‘koopen’) geen kaartje naar -, zij boeken... voor Jodhpur, voor Alorstar en Bandoeng! Hetgeen puur Engelsch is: to book for!
| |
Spitsuren
- Ons lid, de heer H. van Eeden, schrijft:
‘“Het komt mij voor, dat U met de vervanging van het woord: “spitsuren” e.d. door: “topuren, enz.” bezig zijt lood tegen oud ijzer in te ruilen en een germanisme de deur uitwerpt om er een anglicisme voor binnen te laten.
De Duitscher spreekt inderdaad van “Spitzenleistung” enz., de Engelschman echter van “topspeed” etc. In Nederlandsche electrotechnische kringen is gebruikelijk het woord “piekbelasting”
| |
| |
voor hoogste belasting der electrische centrale, omdat de lijn, die grafisch het stroomverbruik weergeeft, op dat tijdstip een “piek” (Spitze) vertoont. Ik voor mij vind al deze gemakzuchtige woordvormingen leelijk en overbodig; we verliezen niets als we kalmweg, net als vroeger “hoogste belasting” enz. blijven zeggen, maar in elk geval interesseert het mij te vernemen, welke beweegredenen ten gunste van “top” hebben beslist. “Spits” is toch een goed Nederlandsch woord, niet minder dan “top”’.
Wij merken op dat onze Raad zich heeft uitgesproken ten gunste van ‘topuren’ en ‘spitsuren’ heeft verworpen, waardoor dus nu voor critiek op dit woord geen plaats meer is.
Het is overigens niet moeielijk te begrijpen welke overweging den Raad tot zijn uitspraak zal hebben geleid. Immers, de grafische curve vertoont het beeld van een reeks bergtoppen, in het hd. geheeten ‘Spitzen’. Dat het Engelsch hier eveneens spreekt van ‘top’ maakt het Nederlandsche woord niet tot een anglicisme. ‘Spits’ is stellig een goed Nederlandsch woord, maar niet in deze beteekenis. Een toren heeft een spits.
Maar ieder zal het met ons lid eens zijn, dat onze taal er niets bij verliest, als wij ons in het dagelijksche leven bij het gebruik van deze technisch klinkende termen eenige beperking opleggen.
| |
Schijnwerper
- ‘Waarom hebt U eigenlijk den schijnwerper niet gebruikt toen U de koplampen uitdeed?’ vroeg de president van de Rechtbank, waarop de verdachte antwoordde dat hij geen verstand had van die dingen. Jammer; als de verdachte wel ‘verstand van die dingen’ had gehad, zou hij den president hebben kunnen antwoorden dat een auto geen ‘schijnwerper’ heeft, maar een straallicht of, in een bepaald geval, een bermlamp.
Met schijnwerpers worden nogal eens aangeduid de sterke lampen, die een gebouw, een boomengroep, in een hel licht zetten. Maar ook dan behoeft men niet zijn toevlucht te nemen tot dit on-Nederlandsche woord. Dr. Beets maakt ons opmerkzaam op een teekenend woord, dat hij vond in de N.R.Crt.: lichtkaatsers.
Een welkome aanwinst; men noteere het in de 4e lijst van Germanismen (O.T., Jan. 1933, blz. 4).
| |
Bouwen
- Eenige leden dringen er op aan dat wij nogeens onze stem verheffen tegen het ‘bouwen’ met al zijn variaties.
Wij hebben dat reeds herhaaldelijk gedaan, zelfs in dichtmaat, maar het schijnt dat dit ‘nieuwe bouwen’ eerder toe- dan afneemt.
‘Wij bauwen het elkaar maar na’, verzuchtte een lid van den Raad.
| |
Schijnbaar
- Een veelvuldig voorkomende fout is het bezigen van ‘schijnbaar’ waar ‘blijkbaar’ wordt bedoeld. Wij vermoeden dat wij dit misbruik hebben overgenomen van onze Oostelijke naburen; in het Duitsch ziet men ‘scheinbar’ geregeld gebruiken voor ‘anscheinend’. (v. Gelderen geeft voor hd. scheinbar: schijnbaar, duidelijk, zichtbaar).
Hoezeer het misbruik in het Duitsch heerscht, toont ons een artikel in ‘Muttersprache’, het orgaan van den ‘Deutschen Sprachverein’. Als de Redactie een enkele keer het juiste woord ziet gebruiken (in een krantenartikel over een fietsongeluk: Fr. Kr. ist anscheinend durch... zu Fall gekommen) vindt zij dat belangrijk genoeg om het te vermelden, met het bijschrift: Erfreulich ist hier der Gebrauch von ‘anscheinend’ (= wie es scheint) statt des sonst häufig gebrauchen falschen ‘scheinbar’ (= in Wirklichkeit aber nicht.)
(Elders in het genoemde tijdschrift wordt ons land den Duitschers ten voorbeeld gesteld, waar het er om gaat de taal vrij te houden van onnoodige barbarismen. - Als de Redactie tracht het woord ‘Priorität’ te doen vervangen door ‘Vorrang’ schrijft zij daarbij: Dass es möglich ist, zeigt das Beispiel der Holländer!)
| |
Verplichte opgave
- Wij allen kennen de verschillende opgaven waartoe de overheid ons verplicht; de fiscus verlangt van ons een opgave van ons inkomen, de varkenscentrale van het aantal biggen dat wij bezitten, een andere ‘centrale’ eischt van ons opgave van het aantal eieren waar onze kloek op zit te broeden...
Zie nu eens waartoe al deze verplichte opgaven leiden. ‘De laatste kwart-finale van het heerenenkelspel is hedenmiddag wel zeer ongelukkig geëindigd: met de verplichte opgave van Austin’. Had hij dan een of andere opgave verzuimd en moest hij daarom nu zoo plotseling zijn spel staken? Welneen, de man was uitgegleden en had zich daarbij bezeerd. Hij trachtte nog wel even door te spelen, maar na twee ballen ‘zag hij zich tot opgeven gedwongen’.
‘Verplichte opgave’!
| |
Zonschermen
- adverteert een winkelier. Het zijn schermen, dat is zonklaar, die men alleen gebruikt bij zonschijn. Sommigen geven de voorkeur aan jaloezieën of zonblinden; aan boord bedient men zich van een zondek. Het doel is de zonhitte te keeren; anders zou men zonbrand kunnen oploopen of zelfs zonsteek...
Tenzij men er de voorkeur aan zou geven te spreken van ‘zonnescherm’, ‘zonneschijn’ enz. Dat zou het voordeel hebben goed Nederlandsch te zijn.
| |
| |
| |
Één der....
- Een lid vestigt de aandacht op het noodeloos gebruik van het nadruk-teeken in uitdrukkingen als: één der grootste, één der voornaamste en dgl. ‘X. wordt door de schaakwereld beschouwd als één der sterksten’. Het is, zegt ons lid, toch niet de bedoeling te zeggen dat X. maar één persoon is; dat weten we wel. Als men bepaaldelijk een nadruk-teeken wil gebruiken, laat men het dan plaatsen op het bvnw. Maar ook daar is het niet vereischt; ook zonder accent komt de zin geheel tot zijn recht.
(Sedert ons lid deze opmerking maakte hebben wij in een van onze groote dagbladen een beschouwing gevonden, gewijd aan dit taalverschijnsel. Het heeft dus blijkbaar ook elders de aandacht getrokken.)
| |
Crypto-Germanismen
noemt Dr. A. Beets de woorden die, hoezeer ook op zich zelf beschouwd Nederlandsch, toch in een bepaald gebruik als germanistisch zijn af te keuren.
‘Onverwoestbaar’ is een van zulke woorden. ‘Zakmessen (roestvrij, vlekvrij): ‘Onverwoestbaar en Sierlijk!’ ‘Mobiloil: ‘onverwoestbaar smeervermogen’. In het eerste voorbeeld zou ‘onverslijtelijk’ het juiste woord zijn geweest, in het tweede: ‘onvergankelijk’, ‘blijvend’ of ‘duurzaam’.
| |
In tact
- Misschien als reactie op het dikwijls verkeerde aaneenschrijven van woorden zien wij in den laatsten tijd herhaaldelijk het woord intact in tweeën deelen. Het schijnt gebruik te worden te spreken van ‘in tact laten’. Als men moeite heeft met dit vreemde woord zou men kunnen spreken van ‘onaangeroerd, onverlet, ongerept.
| |
Ruimere omgeving
- Een dagblad citeert een schrijver uit Indië die spreekt over: de bijzonder mooie en belangwekkende ‘ruimere omgeving’ van Batavia. De krant plaatst de beide hier gespatiëerde woorden tusschen aanhalingsteekens. Terecht!
| |
Bedanken
- Ons lid, de heer A. Dijkxhoorn, vraagt of het goed is te zeggen: De jubilaris bedankte voor het aangeboden geschenk, voor de vriendelijke woorden.... Ons lid meent dat ‘bedanken voor’ slechts kan beteekenen ‘weigeren’.
Bedanken - evenals: danken - kan stellig gebruikt worden in den zin van: op beleefde wijze (eig.: met dankzegging voor de bedoeling) afslaan, maar dat doet niets af aan de oorspronkelijke beteekenis van ‘dank brengen’, ‘erkentelijkheid betuigen’.
In het gegeven voorbeeld is ‘bedanken’ geheel op zijn plaats; weliswaar is men geneigd be-danken in verbinding te brengen met een persoon, wien de dank wordt toegebracht (‘Nadat al de dames en.... heeren mijnheer en juffrouw Stastok bedankt hadden “voor de vrindelijke receptie”’. Beets C.O. 70), maar het spraakgebruik maakt deze onderscheiding niet. Als kleine zus thuis komt van haar partijtje en het mooie geschenkje toont dat zij gekregen heeft, zal moeder zeggen: ‘en heb je wel bedankt?’
| |
Geen doorgang!
- Toen een aangekondigde aandeelhoudersvergadering niet kon doorgaan, meende de voorzitter dat niet eenvoudig met deze woorden te moeten bekend maken, maar deelde hij - althans volgens de krant - aan de aandeelhouders mede, dat de vergadering ‘geen doorgang kon vinden’. Blijkbaar vond hij dat deze wijze van uitdrukken beter klinkt, meer ‘verzorgd’ is.
(Een aardig voorbeeld van ‘verzorgde’ taal vonden wij onlangs in ‘Muttersprache’. ‘Ich sehe mich nicht in der Lage, eine Erklärung darüber abgeben zu können, welche Bedeutung ich dem Umstande beizumessen habe, dass ich so traurig bin’!)
* * *
Ons lid, de heer Mr. F.E.H. Groenman, heeft ons voor eenigen tijd een beschouwing toegezonden van welke wij in ons Meinummer reeds enkele regels hebben kunnen opnemen. Wij laten het geheele artikel van den heer G. thans volgen:
Wanneer in den vreemde onze taal ter sprake komt, krijgen wij telkens te horen: ‘Hollands lijkt immers erg op Duits?’ Ik heb vaak pogen na te gaan wat er in het Nederlands is, dat daartoe aanleiding geeft. Niet de achtergrond, die meer doet denken aan het Engels, dat met Nederlands-Vlaams en Fries één groep vormt, dan aan het Duits, dat buiten die groep staat. Om dit aan te tonen, is het voldoende de aandacht te vestigen op de Engelse, en daarnaast op de Duitse, vormen voor: af, diep, doe, drijf, dwars, haat, hart, hoofd, laat, lot, maak, net, noot, oud, over, pruim, pijp, sap, smart, snip, tand, tien, twee, vers (fruit), voet, vijf, water, weduwe, wereld, zeep, zoek, zout, zuster, zwaluw, enz. Indien nu het voorkomen van het Nederlands buitenlanders meer doet denken aan Duits dan aan Engelsch, moeten wij veronderstellen dat er op de oude achtergrond sedert eeuwen is bijgeschilderd met Duitse kleuren.
Dat dit proces al zo lang bezig is en dat het, in tegenstelling tot de invloed, die het Nederlands van andere talen heeft ondervonden, nog altijd op grote schaal doorgaat, is onrustbarend. Kunnen wij het stuiten?
Wij zien in het verleden dat onze voorvaderen hun taal niet enkel hebben doen groeien door de ontlening van de termen, waaraan zij behoefte hadden, aan het Frans, het Duits en andere talen, maar wel degelijk ook door te putten uit de rijke wel, die zij zelve opleverde. Woorden als: beheer, beleid, bepaald, beperking, beschaving, hartstocht, hoedanigheid, hoeveelheid, tijdstip, verslag enz. tonen wat wij kunnen, als wij maar willen.
Het is nog niet te laat. Wij kunnen nog altijd nieuwe woorden vormen in Nederlandse trant uit Nederlands materiaal. In een woordenlijst vind ik, enkel onder de letter A, ten minste vijf honderd woorden, waarvan vrij wel met stelligheid kan worden beweerd dat zij niet zijn ontleend aan het Duits. Er zijn er, maar niet eens heel veel, die gelijken op Duitse vormen, in overeenkomstige betekenis gebezigd, doordat zij in alle twee de talen rechtstreeks zijn ontleend aan een derde taal, en dat zal meestal de gemeenschappelijke Noordse taal zijn, waar zowel het Duits als het Nederlands uit voortspruiten. Maar het overgrote gedeelte heeft niets met Duits te maken.
Wat is eenvoudiger dan na te gaan welke die woorden zijn en daaraan, als het kan, de voorkeur te geven?
Maar voor wij er toe overgaan zo iets ten bate van onze taal te doen, moeten wij eerst belangstelling hebben. Ons genootschap heeft de mooie taak die belangstelling te kweken zonder vitterij, zonder bedilling van onwillige buitenstaanders.
Het is het lichaam bij uitnemendheid voor hen, die, hoe gehecht ook aan hun taal, ver van hun land gevoelen dat zij ontgroeid zijn aan de lessen van den purist. Indien zij ons genootschap steunen, kunnen zij de beweringen, zo dikwijls geuit, omtrent de overeenkomst tussen Duits en Nederlands, verduren in het besef althans iets te doen om te beletten dat die overeenkomst te groot worde.
|
|