Van onze leden
- Ons lid, de Heer Dr. H. Burger te De Steeg, wenscht in overeenstemming met hetgeen art. 3 van onze Statuten noemt als eerste middel ter bereiking van ons doel (onderlinge gedachtenwisseling tusschen de leden over vragen van taalgebruik) eenige opmerkingen onder de aandacht van zijne medeleden te brengen, in de verwachting dat zij er hun oordeel over zullen uitspreken.
Ons lid vindt in een provinciaal dagblad de weervoorspelling van De Bilt geregeld in dezer voege weergegeven: ‘Matige tot krachtigen, Zuidelijke tot Westelijken wind’. Hij zou deze adjectieven beide òf in den eersten of in den vierden naamval willen houden. (‘Een tusschen matig en krachtig wisselende wind is te wachten’ of ‘Wij verwachten een tusschen matig en krachtig wisselenden wind’). ‘Op welken grond’ vraagt ons lid ‘mag ik de opvatting van de krant veroordeelen?’
Een dagblad uit de hoofdstad plaatst boven zijn weerberichten voor den dag zelf en den volgenden dag: ‘Het weer van heden’ en ‘Het weer voor morgen’. ‘Hoe laat zich’ - vraagt ons lid - ‘dat rijmen?’ Als het eerste goed was, dan zou het andere fout zijn. Beide geven aan hoe De Bilt verwacht dat het weer zal zijn; beide hooren van te luiden.
Men spreekt toch ook niet van het feest ‘voor’ aanstaanden Zaterdag, hoewel die dag nog komen moet; maar van ‘het feest van aanstaanden Zaterdag’, evengoed als van ‘het feest van vandaag’.
Gold het een gewoon berichtje, dan zou men zeggen: In de haast heeft men, ‘Het weer voor morgen’ schrijvende, gedacht aan ‘Weervoorspelling voor morgen’.
Maar voor een dagelijks weerkeerende fout gaat die verontschuldiging van haast niet op.
En de steeds herhaalde fout verslapt wel het taalgevoel van de lezers, even zeer als het ergste germanisme.
Onder ‘Alledaagsche zonden’ leest ons lid o.a. dat ‘zij werden in de pan gehakt’ eigenlijk zou moeten luiden ‘hun werd in de pan gehakt’. ‘Zou men’, vraagt hij, ‘nu ook eigenlijk moeten zeggen: ‘“Hem werd aan zijn haar getrokken; hem is gauw op zijn teenen getrapt”’?
Verder: als een infinitief wordt gesubstantiveerd (b.v. ‘schrijven’, O.T. 1933, 10) duidt het sub-