Uit de bestuursvergadering.
In de ledenvergadering in Den Haag op 27 Oct. j.l. hebben eenige van de aanwezigen enkele opmerkingen gemaakt en deze opmerkingen hebben in de laatstgehouden bestuursvergadering een punt van bespreking uitgemaakt.
Het lid Mej. Mr. H.J.D. Revers had gevraagd naar de strekking van het denkbeeld van den Heer F. Lugt, dat in het jaarverslag was vermeld. De Voorzitter heeft dit lid geantwoord, dat de Heer Lugt heeft bepleit het scheppen van een gelegenheid tot nadere aansluiting van die leden wier belangstelling op het stuk van de taal is gericht op hetzelfde onderwerp of van wie, uit den aard van hun werkzaamheid of voorkeur, belangstelling voor en kennis van de terminologie van een bepaalden tak van wetenschap, techniek enz. mag worden verwacht. Om hiertoe te geraken heeft het bestuur de leden uitgenoodigd, het door middel van een formulier, dat hun is toegezonden, de noodige gegevens te verstrekken. Deze opgaven zouden dan op overzichtelijke wijze worden tezamen gevat en dan aan alle leden worden toegezonden. Op deze wijze zou het dan voor de leden mogelijk zijn te zien bij wien voor een bepaald onderwerp belangstelling is te verwachten, wie van speciale terminologieën op de hoogte is, wie zich in taalkwesties meer dan anderen heeft verdiept en tot wien men zich ten aanzien van een bepaalde vraag om raad kan wenden.
Echter hadden niet alle leden aan het tot hen gerichte verzoek gehoor gegeven en het bestuur heeft daarop besloten een hernieuwden oproep aan de leden te richten. Dit is inmiddels geschied; de leden die de gevraagde gegevens nog niet hadden verstrekt, hebben bij het Aprilnummer van Onze Taal nog eens de betrokken circulaire gekregen.
Zoodra nu alle leden aan den oproep zullen hebben gehoor gegeven (nog niet alle biljetten zijn ingekomen!) zal de lijst worden opgemaakt, echter in den vorm van een eenvoudige ledenlijst met bijvoeging, alleen, van de ingekomen bijzonderheden.
Het lid de Heer H. Flaumenhaft had eenige opmerkingen gemaakt met betrekking tot de propaganda. Stellig is het bestuur het met dit lid eens, dat een voortdurende propageering van ons streven noodig is, wil het Genootschap den invloed, dien het in den loop der jaren heeft verkregen, niet zien verminderen, maar het kan niet de oogen sluiten voor het feit, dat de tegenwoordige ongunstige omstandigheden het voor velen, die het streven van Onze Taal een warm hart toedragen, moeilijk maken van hun belangstelling metterdaad te doen blijken. Het bestuur hoopt echter, dat de leden het zich tot een plicht zullen rekenen, ieder in zijn kring, de denkbeelden van Onze Taal bekend te maken en mede te werken tot vergrooting van het ledental.
Mejuffrouw Revers had in de ledenvergadering gewezen op het belang van de Radio voor de propaganda en daarbij voorgesteld, dat getracht zou worden de Radio-Volksuniversiteit te interesseeren voor het streven van het Genootschap.
Dit denkbeeld van Mej. Revers is intusschen verwezenlijkt; contact is verkregen met den Heer Dr. K.F. Proost, die zich heeft bereid verklaard de zaak bij het bestuur van de Radio-Volksuniversiteit aanhangig te maken.
Het denkbeeld van den heer d'Artillac Brill, met betrekking tot het zenden van de propaganda-circulaire aan allen, die aan het referendum van de Haagsche Post hebben deelgenomen, heeft de aandacht van de vergadering gehad. De voorzitter was van oordeel, dat niet verwacht kan worden dat de H.P. de namen van haar abonné's voor dit doel zal afstaan. Het eenige, dat gedaan zou kunnen worden, zou zijn aan de administratie te verzoeken de door ons in couvert gestoken en gefrankeerde circulaires te voorzien van adres; maar ook hiervan verwacht de vergadering in dezen tijd weinig of geen resultaat.
Besloten werd dit punt voorloopig aan te houden.
Ter sprake kwam ook het denkbeeld van het lid Mr. J.J. Montijn om propaganda te maken voor ons Genootschap door het Bestuur van het Alg. Nederlandsch Verbond te verzoeken in Neerlandia een artikel op te nemen, waarin de aandacht wordt gevestigd op het doel van Onze Taal, zoo mogelijk met een bijschrift van het Bestuur van het Alg. Ned. Verbond.
De secr. geeft als haar meening te kennen, dat het aanbeveling zou verdienen met het ondernemen van dezen stap te wachten tot de relatie met het Alg. Ned. Verbond nog hechter zal zijn geworden dan die op het oogenblik is.
Ook dit punt is tot later aangehouden.