[Nummer 8]
De maatstaf van de leden.
Wij hebben in ons nummer van October van dit jaar getracht, door het houden van een enquête met betrekking tot een aantal woorden, te komen tot een inzicht ten aanzien van de normen die onze leden aanleggen bij de beoordeeling van de vraag, of een woord voor hen al of niet als een germanisme zal gelden.
Wij hebben voor deze enquête gekozen het lijstje van samengestelde woorden, dat wij reeds vroeger onder het hoofdje ‘koppelwoorden’ hebben opgenomen. Een keuze die er niet op was gericht het den leden gemakkelijk te maken, maar die juist daardoor voor ons doel uitnemend was geschikt; - terwijl de wetenschap dat velen van onze leden een hartgrondigen afkeer hebben juist van deze, voor hen typisch Duitsche, woordvormingen een voldoende medewerking kon doen verwachten.
In die verwachting zijn wij niet teleurgesteld; velen van onze leden hebben aan de enquête medegewerkt, niet alleen door de woorden, die wij hun hebben voorgelegd, te beoordeelen, maar ook door het geven van somtijds zeer uitvoerige inlichtingen ten aanzien van hunne keuze. En het is merkwaardig om te zien hoe vrijwel alle schakeeringen, die wij in den loop der jaren hebben leeren kennen, bij de leden gevonden worden. Enkelen van onze leden gaan bij de vraag, of zij een woord al of niet zullen afkeuren, slechts met de uiterste behoedzaamheid te werk; voor hen is een woord slechts dan een (verwerpelijk) germanisme, als zulk een woord een volmaakt Nederlandsch aequivalent heeft. De meesten echter omschrijven een begrip, liever dan dat zij daarvoor een aan het Duitsch ontleend woord zouden bezigen dat strijdt met hun taalgevoel.
Sommigen aanvaarden zulke woorden (zij het onder stil protest), wanneer die reeds lang in gebruik zijn; anderen echter blijven ook reeds ingeburgerde woorden bestrijden. Dezulken vermijden zelfs, uit voorzorg, overigens goed-Nederlandsche woorden, wanneer die ‘ook Duitsch’ zijn. Chat échaudé craint le feu! Eenige leden hebben de gelegenheid, die deze enquête hun verschafte, aangegrepen om met klaarblijkelijke bezorgdheid de vraag te stellen of Onze Taal bij de bestrijding van de germanismen niet al te voorzichtig te werk gaat. Zij zouden willen wijzen op de rede van het lid van den Raad van Deskundigen in de vergadering van 1932 en wel in het bijzonder op de woorden, waarin de hooggeleerde spreker wijst op den vloek die op de Nederlandsche germanismen drukt, en opwekt tot een krachtige bestrijding van wat hij noemde: een ware volkskanker!
Toch zijn velen van de leden zich bewust van de groote moeilijkheden die verbonden zijn aan het zuiveren van de taal en dezen prijzen het in ons Genootschap, dat het met omzichtigheid te werk gaat, al was het maar alleen om zelfs den schijn van purisme te vermijden.
Van de vele brieven die wij naar aanleiding onzer enquête ontvingen, laten wij enkele volgen.
Van een onzer leden uit Genève:
Uw idée: een volksstemming over germanismen wil ik geenszins door onthouding tegenwerken en zend U dus, ingesloten, mijne onderstrepingen; ondanks het pijnlijke gevoel van onzekerheid en onkunde, dat mijn potlood neiging gaf of..... aldus zijn lijn te trekken in plaats van flinkweg -.
Want indien U mij rekenschap zoudt vragen van mijn tegenzin of gruwel, dan stond ik met den mond vol tanden. ‘Volvet’ was mij vroeger een ergernis. Nu ben ik er aan