Nadat de Penningmeester voorlezing heeft gedaan van het rapport van de Commissie tot het nazien van de rekening, waarvan de conclusie strekt tot het verleenen van décharge aan den Penningmeester, wordt het verslag aangenomen en den Penningmeester décharge verleend, onder dankzegging voor zijn zorgvuldig beheer.
De Voorzitter onderstreept de woorden van dank ten aanzien van degenen, die door het voorschieten van gelden het Genootschap door den moeilijken eersten tijd hebben heen geholpen.
Tot leden van de Commissie tot het nazien van de rekening over 1934-1935 worden benoemd Mejuffrouw Mr. H.J.D. Revers en de Heer P.J. d'Artillac Brill.
De aftredende leden van het Bestuur, de Heeren Dr. Henri Polak en ir. J.P. Smits, worden herbenoemd. De Heer Smits verklaart zijn herbenoeming aan te nemen; aan den Heer Polak zal gevraagd worden of ook hij zich de herbenoeming wil laten welgevallen.
Bij de Rondvraag uit de Heer Dr. E. Arrias zijn verwondering over het feit, dat Onze Taal zoo lauw staat tegenover het spellingsvraagstuk. Hij had verwacht dat het Genootschap een enquête zou hebben gehouden ten einde vast te stellen hoe de leden van Onze Taal ten opzichte van deze kwestie staan. Zooiets, meent spreker, volgt toch uit het doel van het Genootschap.
De Voorzitter merkt op dat het nimmer in de bedoeling van de oprichters heeft gelegen zich bezig te houden met het spellingsvraagstuk; wat Onze Taal bedoelt met taalzuivering heeft, volgens spr., betrekking op het juiste gebruik van de woorden en den zinsbouw. Spr. leest voor wat de statuten te dien aanzien zeggen; wanneer de redactie zich héél strikt had gehouden aan het bepaalde in art. 2 van de statuten, had het orgaan zich eigenlijk in het geheel niet met de spellingskwestie mogen bemoeien. Wel zou men kunnen zeggen dat zuiverheid van de taal iets te maken heeft met de spelling, maar dit zou toch een erg ruime interpretatie zijn.
Maar ook al zouden de statuten er zich niet tegen verzetten, zou de Voorzitter stellig bedenking hebben tegen het invoeren van den spellingstrijd in de gelederen van Onze Taal. Het zal den vorigen spreker bekend zijn, hoe fel partijen in deze tegenover elkaar staan; het zou voor Onze Taal funest zijn als deze verdeeldheid haar intrede zou doen bij de leden. Het voortbestaan van het Genootschap zou daardoor worden bedreigd. Spreker is van oordeel dat de middenweg, dien Onze Taal heeft gekozen, de eenige juiste is.
De Heer E. Arrias vraagt vervolgens of Onze Taal te eeniger tijd in de nieuwe spelling zal verschijnen; waarop de Voorzitter antwoordt dat alleen de toekomst hierop antwoord kan geven. Wat den Voorzitter - tijdelijk redacteur van het orgaan - betreft, hij bedient zich van de spelling De Vries en Te Winkel en zal dit stellig blijven doen. Hoe redacteuren die na hem zullen komen over dit punt zullen oordeelen is spr. niet mogelijk te zeggen.
De Voorzitter vermeldt nog dat bijdragen van leden, in de nieuwe spelling geschreven, onveranderd in het orgaan worden opgenomen.
De Heer H. Flaumenhaft vraagt enkele inlichtingen omtrent de wijze waarop de propaganda is gevoerd en de secretaresse verstrekt hem deze inlichtingen. Spreker doet dan nog eenige voorstellen, waarmede, naar de Voorzitter toezegt, het Bestuur rekening zal houden.
Mejuffrouw E.J. Belinfante vraagt of de contributie geen beletsel kan zijn voor het op groote schaal toetreden van leden. De Voorzitter antwoordt hierop dat de minimum contributie f 2.50 bedraagt, een uitgave die voor velen onzer landgenooten niet bezwaarlijk behoeft geacht te worden. Bovendien is voor gevallen, waarin belangstellenden uit financieele overwegingen moesten besluiten af te zien van het lidmaatschap, de gelegenheid geopend het orgaan van het Genootschap te ontvangen tegen de geringe betaling van f 1. - 's jaars.
Mejuffrouw Mr. H.J.D. Revers wijst op het belang van de Radio voor de propaganda en zou willen voorstellen dat getracht zal worden de Radio-Volks-Universiteit te interesseeren voor het streven van het Genootschap.
De Voorzitter heeft met belangstelling van het denkbeeld van Mej. Revers kennis genomen en hij zal niet nalaten dit te gelegener tijd in een vergadering van het Dagelijksch Bestuur te bespreken.
De Heer P.J. d'Artillac Brill zegt dat de Haagsche Post een referendum onder haar leden heeft gehouden met betrekking tot de nieuwe spelling. Spreker zou wenschen dat Onze Taal een propaganda-circulaire zou zenden aan allen die aan dit referendum hebben deelgenomen. Dezen hebben althans blijk gegeven van belangstelling in de taal.
De Heer Mr. J.J. Montijn zou in overweging willen geven propaganda te maken voor Onze Taal door het Bestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond te verzoeken in Neerlandia een artikel op te nemen, waarin de aandacht wordt gevestigd op het doel van Onze Taal, zoo mogelijk met een bijschrift van het Bestuur van het A.N.V.
En dan vraagt deze spreker, als Onze Taal nu in het vervolg elke maand zal verschijnen, of er dan ook meer aandacht zal worden gewijd aan andere barbarismen dan germanismen alleen. - De Voorzitter antwoordt hierop dat het Algemeen Nederlandsch Verbond reeds veel heeft gedaan ten aanzien van gallicismen. En wat betreft de anglicismen heeft Onze Taal reeds getracht de belangstelling der leden daarvoor op te wekken, maar tot nu toe met gering resultaat.
De Heer E. Arrias verkrijgt nu het woord en geeft uiting aan zijn waardeering voor hetgeen de Voorzitter heeft tot stand gebracht ten aanzien van de zuivering van de taal, maar hij betreurt het dat de oprichting van het Genootschap Onze Taal heeft geleid tot de opheffing van de rubriek ‘Taalwacht’ in het orgaan Neerlandia van het Algemeen Nederlandsch Verbond.
De Voorzitter doet dezen spreker opmerken, dat het opheffen van de rubriek ‘Taalwacht’ in Neerlandia in geen enkel verband staat met de werkzaamheden van Onze Taal. De algemeene voorzitter van het A.N.V. heeft zich indertijd tot spreker gewend met de mededeeling, dat het noodig was gebleken de Taalwacht op te heffen; de redenen, die het Hoofdbestuur daartoe brachten, waren geheel van internen aard. Wat spr. aangaat, hij zou het hebben toegejuicht als de Taalwacht van Neerlandia was blijven bestaan; ook al kon hij zich niet steeds vereenigen met den inhoud, toch heeft hij die rubriek altijd met genoegen gelezen.
De Heer Mr. J.J. Montijn bevestigt als oud-lid van de ‘Taalwacht’ de mededeeling van den Voorzitter.
Als blijkt dat verder niemand iets heeft op te merken, doet de Voorzitter nog eenige mededeelingen met betrekking tot de redactie van Onze Taal. Die is nu zoo ingericht, zegt spr., dat de Secretaresse de redactie voert in technischen zin, d.w.z. dat al wat de Secretaresse gereed maakt door den Voorzitter wordt doorgezien. En hij werkt zelf uiteraard aan het orgaan mede. Het ‘opmaken’ geschiedt dus door Mej. Ter Huppen en dit is een werk dat veel tijd vordert. Hij wil dan ook niet nalaten haar daarvoor den dank van het Genootschap te brengen.
Het heeft den Voorzitter genoegen gedaan in besloten kring de belangen van het Genootschap te kunnen bespreken en Spr. sluit nu de vergadering, onder dankzegging aan de aanwezigen voor hun belangstelling.