[Nummer 2]
Aan den rand der vergetelheid.
In de Septemberaflevering van 1933 hebben wij, onder het hoofd ‘Oud en Nieuw’, o.a. gewezen op het telkens weer afsterven van oude woorden en gezegden. Wij hebben toen opgemerkt dat men dit verschijnsel ‘in zekere mate’ kan tegengaan door juist die afstervende vormen zooveel mogelijk te bezigen. Daarom willen wij nu eens ‘bladeren in Van Dale’ zooals wij toen hebben aanbevolen en eenige van de meest met vergetelheid bedreigde woorden onder de aandacht van onze lezers brengen.
Daar is ten eerste het woord aalwarig dat, volgens onze reeds vrij oude uitgave van Van Dale (1898) toen ‘nog gewestelijk’ werd gebruikt in de beteekenis van ‘onbezonnen’, ‘achteloos’. Maar het zeer recente ‘Modern Woordenboek’ van Pater Verschueren (Brepols, Turnhout, 1930) geeft dit woord óók nog (als bijvorm van ‘aalwaardig’) en met dezelfde beteekenis. Het komt o.a. voor in het tweede couplet van J.P. Heye's ‘Triomfantelijk lied van de Zilvervloot’ welk couplet zóó begint:
‘Zei toen niet Piet Hein met een aalwaerig woord:
Wel, jongetjes van Oranje,
Kom klim'reis aan dit en aan dat Spaansche boord.
En rol me die mat van Spanje.’
De commissie, die indertijd door het hoofdbestuur van ‘Het Nut’ is benoemd voor het samenstellen van een Nederlandsch Volksliederenboek, teekende bij het woord ‘aalwaerig’ aan (het zal wel een aanteekening van Prof. G. Kalff zijn geweest): ‘Heye zelf vatte dit woord op in den zin van: ernstig, eenvoudig. Inderdaad beteekende het vroeger: overmoedig, dartel of knorrig’.
Prof. Kalff zal het wel goed hebben geweten maar wij merken op dat de oorspronkelijke beteekenis eigenlijk beter op den tekst van Heye klopt. Want de woorden die de dichter in den mond van Piet Hein legt, hebben geen ernstigen maar veeleer een luchtigen, achteloozen toon. Het lijkt ons in elk geval een aardig woord dat bewaard verdient te blijven.
Hetzelfde mag gezegd worden van de uitdrukking ‘een flikker slaan’ welke men óók vindt bij dien frisschen dichter van nationale liederen die J.P. Heye is geweest. Oók weer in een lied dat, net als de Zilvervloot, gezongen wordt op de even frissche, simpele vooys van J.J. Viotta.
Het tweede couplet nl. van ‘De Kabels los!’ begint zóó:
‘En zijn we zoo geen banjers meer
Toen ieder voor Jan Compagnie
Een flikker had geslagen...’
Zoowel Van Dale als Verschueren kennen de uitdrukking ‘een flikker slaan’ in de beteekenis van ‘een dansje doen’ of ‘een luchtsprong maken’ maar het is duidelijk dat Heye, indien hij al aan dansen heeft gedacht, dan toch een dansen naar de pijpen van de Compagnie voor den geest moet hebben gehad. Niet zoo maar een onschuldigen ‘kuitenflikker’.
Ook deze uitdrukking moge voor geheele vergetelheid worden behoed.