| |
[Nummer 1]
Samenvatting
van de verschenen lijsten van Germanismen.
aangestelden |
personeel, bedienden, beambten |
aanhangwagen |
bijwagen |
aanleveren |
bezorgen |
aanstrengen |
inspannen |
aanwenden (van maatregelen, pogingen, aangewende kunst) |
van maatregelen: toepassen; van pogingen: in het werk stellen; toegepaste kunst |
aanzichtkaart (of ‘ansicht’) |
prentbriefkaart of prentkaart |
afbouw (van loonen b.v.) |
verlaging |
afflauwen (en afzwakken, afmageren, enz.) |
verflauwen (verzwakken, vermageren, enz.) |
afslachten |
slachten (soms ombrengen, uitmoorden) |
alleenrecht (-verkoop) |
uitsluitend recht (verkoop), monopolie |
als (in de beteekenis van: toen) |
toen (toen hij dien morgen ontwaakte) |
ambt (voor een kantoor) |
kantoor (v.d. waterschout b.v.) |
arbeidersvijandig |
den arbeiders vijandig |
arbeidsonlust (wordt blijkbaar in twee beteekenissen misbruikt) |
één lid geeft op: tegenzin in-, afkeer van werk; een ander: moeilijkheden met (onwillig) personeel (dit alleen bij meerv. denkbaar) |
baargeldlooze betaling |
betaling per giro, door overschrijving, door bewijs |
band (in den zin van boekdeel) |
deel |
bedlaken |
beddelaken |
beduidend |
aanmerkelijk (e.d.) |
beëindigen |
eindigen, voltooien, sluiten |
begaving |
begaafdheid, gave, talent |
begeesterd |
bezield, verrukt, opgetogen, geestdriftig |
begeleidverschijnselen (med.) |
begeleidende verschijnselen (bijkomende versch.) |
bemerking |
op- of aanmerking |
benutten |
gebruiken, bezigen |
bestens (b.v. bestens verkoopen) |
zoo voordeelig mogelijk |
betere (b.v. meubileering voor betere huizen) |
huizen van (of voor) meer gegoeden, huizen van stand |
betreffende (b.v. de betreffende paragraaf) |
desbetreffende, bedoelde, vermelde |
billijk (in de beteekenis van goedkoop) |
goedkoop, laag, niet duur |
bontgevoerd |
met bont gevoerd |
| |
| |
(het) bouwen (van wegen, kanalen, werktuigen en toestellen) |
(het) aanleggen, graven, ineenzetten, vervaardigen |
buiten dienst (van milit.) |
gepensioneerd of op non-actief |
daadzaak |
feit |
daarstellen |
vormen, inrichten, enz. |
dame (i.h. schaakspel) |
Koningin |
dierarts |
dierenarts (beter nog het gebruikelijke: veearts) |
diermeel |
dierenmeel |
doornemen (een boek) |
doorstudeeren, doorloopen, doorwerken (van een muziekstuk:) doorspelen |
doorvoeren (b.v. een andere werkverdeeling) |
invoeren, doorzetten, volvoeren, ten uitvoer brengen, enz., al naar de beteekenis waarin het wordt gebruikt; ook: (volledig) invoeren; ook: tot stand brengen |
duiden op (dit duidt op een verkeerden aanleg) |
beteekenen, wijzen op, doen vermoeden (hieruit blijkt een verkeerde aanleg, dit wijst op een verkeerden aanleg) |
durend |
blijvend of langdurig; ook: langdurend, onafgebroken, voortdurend, (ge)staag |
(op) eenmaal |
op eens; plotseling, eensklaps |
(op) eerewoord |
op mijn (zijn) woord van eer. (Z. Nederl.): op mijn eerewoord |
eigendommelijk |
eigenaardig |
epileptiker (med.) |
epilepticus |
frontaalkwab (med.) |
frontale kwab |
het gaat om
het handelt zich om |
er is kwestie (sprake) van, het is te doen om, het gaat over, het staat op het spel; soms: het betreft |
geeigend |
geschikt |
gewetensvol |
nauwgezet, nauwkeurig, met zorg, stipt, trouw (getrouw) |
gloeiwijn |
warme wijn (warmewijn) |
Goudakaas (enz.) |
Goudsche kaas |
grondstuk |
perceel, terrein, stuk grond, stuk land |
Haag |
Den Haag |
had ik toch... (had ik toch duidelijke bevelen gegeven) |
ik had toch... (en ik had toch...) |
halfzijdig (b.v. halfzijdige verlamming) |
eenzijdig |
handgebreid (-geweven enz.) |
met de hand gebreid |
hang |
neiging, soms: verlangen, zucht, trek |
hoogbouw (en laagbouw) |
hooge (lage) bebouwing |
hoogwaardig (van producten; als vert. van het Hd. hochwertig) |
van hooge waarde (qualiteitsproducten) ook: voortreffelijk, uitmuntend, zeer goed |
hysteriker. (med.) |
hystericus |
ingevoerd (van een handelsreiziger) |
beklant (een goed beklante handelsreiziger). Ook: ingewerkt, ingeleid. |
ingreep |
het ingrijpen; ook: operatie |
inlage |
inleg, storting |
inschrift |
opschrift, inscriptie |
insluiten (een gevangene) |
opsluiten |
interesse |
belang; ook belangstelling |
interessent |
belanghebbende; ook: belangstellende |
Jezuskindje (b.v. een schilderij met een J. er op) |
het kind Jezus |
kaartschrijven |
briefkaart |
kaasmelk |
te verkazen melk, melk voor kaas |
keelkop |
strottenhoofd |
kleefstof |
plakmiddel, plaksel; of wel speciaal: stijfsel, lijm, gom, dextrine, enz. |
kogellager |
kogelblok |
| |
| |
kondgeving |
uiting, kennisgeving |
koptelefoon |
hoofdtelefoon, hoofdspang, hoofd-, oorbeugel |
lageren (en: op lager hebben) |
opslaan, bewaren, in voorraad hebben |
(hij) leve hoog |
lang zal hij leven of: leve...! |
looper (i.h. schaakspel) |
raadsheer |
luid worden (van gedachten) (med.) |
hoorbaar worden, verneembaar worden, ‘gedachten hooren’ (sprekende gedachten?) |
lumbaalpunctie (med.) |
lumbale punctie, lendenpunctie |
lustmoord |
moord uit wellust |
meemaken (in andere beteekenis dan: met anderen iets maken) |
beleven, bijwonen, meedoen aan, doorstaan, lijden, enz. |
meerdere |
ettelijke, eenige, verscheidene, meer dan een, enz. |
meerdere malen |
meermalen |
middels |
door middel van |
naneming (van geldzendingen) |
rembours |
nederig (b.v. nederige prijzen) |
laag |
nederlage |
depot, pakhuis, opslagplaats; ook: het opslaan |
nieuwprijs |
nieuwe prijs |
noodstand |
noodtoestand; of beter misschien: geval van nood, of vaak alleen: nood |
òmleggen (-vormen, -doopen, -kleeden, enz.) |
verleggen (-vormen, -doopen, -kleeden, enz.) |
om middernacht |
omstreeks of om en bij middernacht |
onbestemd |
onbepaald, vaag, onzeker |
onderbreken |
afbreken (om later weder aangeknoopt te worden); verbreken |
onderbrengen |
huisvesten, logeeren, onder dak brengen |
ononderbroken |
onafgebroken, zonder ophouden, zonder tusschenpoozen, gestadig |
ontoerekeningsvatbaar |
ontoerekenbaar |
opbaren |
op een (de) (draag)baar leggen |
opbewaren |
bewaren |
opvatten |
oppakken, inrekenen, in hechtenis nemen, pakken, grijpen, vangen |
overwijzen |
overmaken |
rauwkost |
rauwe kost, rauwe spijs, rauw voedsel, ongekookte spijs |
rededrang (med.) |
spreek- of praatdrang; -zucht; -drift |
regelmatig |
(als bijwoord:) geregeld; (wie zijn tanden geregeld laat onderzoeken) |
restloos |
zonder overschot, geheel en al, zuiver |
rondschrijven |
circulaire |
roofmoord |
moord gevolgd door diefstal; met het oogmerk om te stelen |
schriftstuk |
geschrift, schriftuur, geschreven stuk, brief of document; soms ook: bewijs |
schrof (schroffe afwijzing) |
bot |
schuldigheid |
plicht |
schijnwerpers |
zoeklichten, sterke lampen, bermlampen (bij auto's), straallichten |
speelwaren |
speelgoed |
sperring (med.) |
stremming, afsluiting, versperring |
spoedigst |
zoo spoedig mogelijk |
springstoffen |
ontplofbare stoffen, ontploffingsmiddelen; zoo men wil: splijtstoffen |
stapelloop |
het van stapel loopen, het te water laten |
stekker |
contactstop, stop, insteker |
| |
| |
stilleggen |
stil zetten, doen ophouden, staken |
strevingen |
pogingen, neigingen; vaak ook het enkelvoud: streven. Een bijgevoegde bepaling kan ook hier verscheidenheid aangeven |
techniker (chemiker, enz.) |
technicus (chemicus, enz.) |
toeslag |
bijslag |
toewas |
aanwas, toeneming, groei; ook: was |
uitgeprobeerd |
beproefd |
uitgesproken |
(als bijv. nw. gebruikt: een uitgesproken voorkeur): duidelijk, bepaald, nadrukkelijk; ook: uitdrukkelijk, beslist |
uitgevoerd met (van de binnenzijde van een mantel) |
gevoerd met |
uitnutten |
(in gunstigen zin:) gebruik maken van, ten volle gebruik maken van, profiteeren van; (in ongunstigen zin:) opgebruiken, exploiteeren, uitzuigen, uitknijpen; soms: uitputten |
uitval (van functies, van cellen) (med.) |
het wegvallen, het verlies (het verdwijnen?) |
valsch (in den zin van onjuist) |
verkeerd of onjuist. |
(het) valt me niet in (in den zin van:) |
ik denk er niet aan, ik ben het in 't geheel niet van plan, ik weiger het volstrekt, het komt niet bij me op |
vanzelf sprekend
het is vanzelf sprekend |
natuurlijk
het spreekt vanzelf, het is duidelijk |
veilig stellen |
beveiligen, in veiligheid brengen, beschermen, verdedigen, bewaren, handhaven |
verhoudingen (in moeilijke verhoudingen verkeeren) |
omstandigheden |
verloonde bedragen |
aan loon uitbetaalde bedragen |
versluiting (douaneterm) |
in entrepôt, in opslag, onder plombe |
(zich) verstaan (in de uitdrukking: dat verstaat zich) |
is begrijpelijk, duidelijk, verklaarbaar, spreekt vanzelf |
verstandsrecht |
huwelijk uit berekening |
vertrouwensman |
vertrouwde, soms: vertrouweling |
verwerken (van recht, rechtsverwerking, in den zin van te niet gaan van recht door eigen schuld van den gerechtigde) |
verbeuren, verspelen |
vischstand (vogelstand, enz.) |
vischstapel, enz. |
volburger |
groot burger, grootburger (i.d. bet. van: iemand met ‘alle’ burgerrechten; niet: qualiteiten!) |
voltreffers |
rake schoten, de ‘roos’ |
voorradig |
in voorraad, voorhanden |
voorwoord |
voorrede |
vorig jaar |
verleden jaar, in 't vorige jaar, ten vorigen jare |
vragelijk |
nog de vraag, twijfelachtig, betwistbaar |
vrij geven (een schip, een partij goederen) |
vrij (soms: weder vrij) laten |
wikkelkind |
bakerkind |
wonde plek |
zeere, kwade, zwakke, pijnlijke plek |
zekering (b.v. loodzekering) |
loodje, smeltplek |
zelfkosten (b.v. het wordt tegen zelfkosten geleverd) |
kostende prijs, event. ‘zonder winst’ |
zelfliefde |
eigenliefde |
zielvol |
bezield |
zuurgraad |
zuurtegraad, graad van zuurte, zuurgehalte |
|
|