Onze Taal. Jaargang 2
(1933)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd[Nummer 1]Uit het archief ‘Germanismen’.No. 4 van het ‘Orgaan’, bevattende de derde lijst van Germanismen, hield tevens de belofte in, den leden eens iets te vertellen van de beschouwingen, waartoe hun inzendingen den Raad van Deskundigen aanleiding hebben gegeven. Het leek ons, die het genoegen mochten smaken, van de verschillende meeningen kennis te nemen en daardoor een beter inzicht in de processen van taalvorming, taalvervorming enz. te verwerven, voor de inzenders interessant en leerrijk, er eens achter te komen, waarom hun inzending wel of niet als germanisme kan worden beschouwd. Laat ons tusschen haakjes opmerken, dat de inzenders van Anglicismen vooreerst nog niet aan de beurt van behandeling zijn, daar de voorraad germanismen en wat daarover valt te zeggen, nog lang niet ten einde is. Zijn de in No. 4 opgenomen germanismen met algemeene stemmen als zoodanig erkend, veel inzendingen konden slechts de meerderheid, andere zelfs deze niet halen en zoo zouden ettelijke inzenders omtrent het lot van hun inzending steeds in het onzekere blijven verkeeren. Het kennisnemen van het feit van verwerping met uiteenzetting van de overwegingen, die tot verwerping hebben geleid, zal hun de bevrediging geven van de wetenschap, dat hun zaak tenminste beoordeeld, zij het dan ook veroordeeld, is. Het materiaal is intusschen zóó rijk, dat wij niet alle inzenders kunnen waarborgen, dat hun inzending hier een bespreking te beurt zal vallen. Wij doen maar eens een greep en pakken: 1. Aangestelden, waarvoor woorden als ‘bedienden’, ‘personeel’, ‘beambten’ als vervangers waren voorgesteld. Een der leden van de Raad teekent hierbij aan. ‘Is ook Zuid-Ned. en, met een bepaling, ook Noord-Ned. “De bij de Bank aangestelden” en daardoor “de aangestelden bij de Bank”, kan een germanisme zijn.’ Deze meening lokt een opmerking uit van een der andere leden van den Raad. Zij luidt (en wel met betrekking tot het gespatieerde gedeelte): ‘In algemeenheid m.i. onjuist. Wel tegenover “de niet-aangestelden”, zooals allerlei deelwoorden in bepaald verbandGa naar voetnoot*) zelfstandig kunnen gebruikt worden’. Het woord ‘aangestelden’, waarover geen verdere opmerking is gemaakt, is er dus een, dat volgens den door ons aangenomen regel in onze lijst van germanismen wordt opgenomen. Iets meer discussie is er over: 2. Als, gebruikt in de beteekenis van ‘toen’, door verscheiden leden gebrandmerkt. Het haalt zich de volgende opmerking van een der deskundigen op den hals: ‘Geen germanisme. Is in litterairen stijl gebruikelijk en kan daar uit allerlei bronnen voortkomen. | |
[pagina 2]
| |
Speciaal litteraire vormen zijn voor “puristische” kritiek als de Uwe niet vatbaar’. Dit echter lokt de volgende ontboezeming uit van een anderen beoordeelaar. Hij schrijft: ‘Ik meen, dat ook wie “litterair” schrijft, de zuiverheid van onze taal in acht behoort te nemen’. Uitvoeriger commentaar levert nog een ander van de beoordeelaars: ‘De opmerking, dat als = toen in litt. stijl gebruikelijk is en daar uit allerlei bronnen kan voortkomen, is juist; in Zuid-Nederland komt het ook buiten de litteraire stijl voor. Dat neemt niet weg, dat althans in Noord-Nederland in gewoon proza 1o als voor toen een germanisme is en 2o als heel iets anders beteekent dan toen. Er is dus m.i. alle reden om als in de beteekenis van “toen” in gewoon gebruik af te keuren.’ Daar de overige deskundigen zich van commentaar onthouden, wordt aan deze inzending een plaats in onze lijst van germanismen toegekend. Een door eenige leden ingezonden woord, dat ook ontegenzeggelijk een zeer Duitschen klank heeft, heeft nochtans geen plaats op de zwarte lijst kunnen verkrijgen. Het is: 3. Beaarding waarvoor algemeen ‘begrafenis’ als vervangend woord werd opgegeven; door den Raad wordt daarbij nog gevoegd: ‘teraardebestelling’. Men behoeft, zegt een van de leden, hier vaak een plechtig woord. Als zoodanig voegen wij hierbij, zal dus ook ‘beaarding’ moeten worden beschouwd. Eén lid van den R.v.D. zegt hiervan: ‘beaarding moet behouden blijven, als deel van de R.K. begrafenisgebruiken: bestrooiïng met aarde’. (Wij teekenen hierbij aan, dat dit geen uitsluitend R.K. gebruik is). Een tweede lid van den Raad teekent erbij aan: ‘is ouder Nederlandsch en nu nog Katholiek’. Als derde opmerking komt de volgende: ‘is een Katholieke term met bizondere beteekenis. In 't Duitsch bestaat het niet eens (Beerdigung)’. Dit zijn drie stemmen tegen de brandmerking als germanisme. De vermelde opmerkingen lokken echter weer eenige kritiek uit en wel deze: ‘Al kwam beaarding in de 17e eeuw wel voor, toch zal het in de beteekenis van “begrafenis” thans verwerpelijk zijn als germanisme, wat het verschil (ing - igung) in uitgang niet weerleggen kan en “Beerdigen” beantwoordt niet aan het Ned. “beaarden”, noch in vorm, noch in beteekenis.’ Hiermede sluiten wij voor dezen keer de mededeelingen omtrent de beoordeelingen. Eén algemeene opmerking van een der leden van den R.v.D. vinde hier echter nog een plaats; het is deze, dat het voor de inzenders dikwijls voldoende zou zijn, het Groote Nederlandsche Woordenboek te raadplegen, waarin meestal voldoende inlichtingen te verkrijgen zijn. Wij gelooven echter, dat van de leden van het genootschap, hoe zeer zij bereid mogen zijn aan dien wenk gevolg te geven, slechts de minderheid in staat zal zijn, hem op te volgen. |
|