Onze Taal. Jaargang 1
(1932)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Ledenvergadering op zaterdag 24 sept. 1932, des namiddags te 2 uur in gebouw Industria te Amsterdam.De Voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom. Hij geeft in enkele woorden een overzicht van de verrichtingen van het Bestuur en vermeldt daarbij o.m. de besprekingen, welke hij heeft gehouden met de Hoogleeraren van de verschillende Universiteiten, welke besprekingen hebben geleid tot het vormen van den Raad van Deskundigen. Vervolgens doet de Voorzitter mededeeling van een onderhoud, dat hij heeft gehad met den Secretaris van de Taalwacht van het A.N.V., Mr. J.J. Montijn, die daarbij, sprekende in overleg met het Bestuur van dit Verbond, den wensch heeft te kennen gegeven, dat een samenwerking tusschen het A.N.V. en ons Genootschap zoude tot stand komen. De Voorzitter heeft Mr. Montijn daarop geantwoord, dat het denkbeeld van een samenwerking tusschen ons Genootschap en het A.N.V. niet alleen zijn volledige instemming heeft, maar dat hij dit zelfs reeds in het orgaan heeft bepleit. Ten aanzien van den aard van deze samenwerking zou de Voorzitter overleg plegen met de overige leden van het Bestuur. De Voorzitter herdenkt ten slotte de gift, die het Genootschap mocht ontvangen van zijn anoniemen donateur, aan welke gift het Genootschap heden het voorrecht dankt, dat een man als Prof. Dr. Jac. van Ginneken kon gevraagd worden een deel van zijn tijd ter beschikking van de leden te stellen. Hij geeft thans het woord aan Prof. Dr. Jac. van Ginneken tot het houden van zijn voordracht over: De Schat der Nederlandsche Cultuurtaal’.Ga naar voetnoot1) Deze voordracht wordt door de aanwezigen met groote aandacht aangehoord. Na het beëindigen daarvan maakt de Voorzitter zich tot tolk van de aanwezigen door Prof. Van Ginneken hartelijk dank te zeggen voor zijne boeiende en bezielende woorden. Aan het slot van zijn rede heeft de hooggeleerde spreker den wensch geuit, dat het ons Genootschap ‘door zijn krachtig ijveren moge gelukken van Noord-Nederland nog tijdig al de gevaren af te wenden, die wij met groote deernis niet slechts Java en vele andere koloniale landen zien bedreigen, maar die wij zelfs in sommige Europeesche landen, niet zoover van ons af, reeds tientallen van jaren als een ware volkskanker hebben zien optreden en voortwoekeren’. Deze woorden, zegt de Voorzitter, zijn den leden zeker uit het hart gegrepen en zij zullen ongetwijfeld den aanwezigen tot een aansporing zijn, met kracht op den ingeslagen weg voort te gaan. Spreker stelt nu voor, eenige oogenblikken te pauseeren en vooraf over te gaan tot punt 7 van de agenda: Het benoemen van een commissie tot het nazien van de rekening, opdat die zich in de pauze van haar taak zal kunnen kwijten. Dit voorstel wordt door de Vergadering aanvaard en tot leden van de commissie worden benoemd de heeren P. van Tuinen en M. Vorstman. Na de pauze stelt de Voorzitter aan de orde punt 3 van de agenda: Notulen van de vorige vergadering, welke door de Vergadering worden goedgekeurd. Alsnu komt aan de orde punt 4 van de agenda: Ingekomen stukken. Het blijkt dat geen stukken aanwezig zijn waarvan een behandeling in deze vergadering noodzakelijk of door den schrijver gewenscht is. Vervolgens komt aan de orde punt 5 van de agenda: Jaarverslag van de Secretaresse. Dit jaarverslag is opgenomen in het derde nummer van het orgaan van het Genootschap en wordt zonder opmerking goedgekeurd. Daar de commissie voor het verslag van den Penningmeester nog niet gereed blijkt te zijn met haar onderzoek, wordt punt 6 nog aangehouden. In de vacatures voor twee bestuursleden (punt 8) worden de aftredenden, de Voorzitter en de Secretaresse, herkozen. De Voorzitter stelt thans aan de orde punt 9: Mededeelingen omtrent het orgaan. Spreker herinnert de leden er aan, dat het reeds dadelijk de bedoeling is geweest het orgaan maandelijks te doen verschijnen. In verband met den stand van de geldmiddelen echter kon in het eerste vereenigingsjaar niet verder worden gegaan dan een driemaandelijksche uitgave. Thans kan men overgaan tot een twee-maandelijksche. Spreker vraagt nu of een der aanwezigen op- of aanmerkingen heeft ten aanzien van de wijze van samenstelling of de uitgave van het orgaan. Nadat de heer Van Weelden een enkele opmerking heeft gemaakt die door den Voorzitter wordt beantwoord en geen der aanwezigen het woord heeft gevraagd, stelt de Voorzitter aan de orde punt 10 van de agenda: Rondvraag. De heer K. Brants meent opgemerkt te hebben, dat Prof. Van Ginneken, na het beëindigen van zijn rede, het handschrift daarvan op de Bestuurstafel deponeerde; hij vraagt of dat voor de leden eenige consequenties zal hebben. De Voorzitter antwoordt, dat het in de bedoeling ligt den leden een afdruk van het manuscript te verstrekken; terwijl overwogen wordt de rede verkrijgbaar te stellen ook voor niet-leden en dit laatste wel uit overweging van propagandistischen aard. Daar niemand van de aanwezigen verder het woord verlangt en het blijkt, dat de commissie tot het nazien van de rekening haar taak nog niet heeft beëindigd, geeft de Voorzitter den aanwezigen in overweging thans reeds een commissie te benoemen tot het nazien van de rekening over het tweede vereenigingsjaar opdat die vóór de volgende ledenvergadering zich van haar taak zal kunnen kwijten. De Vergadering vereenigt zich hiermede en benoemt tot leden: Mejuffrouw J. ter Huppen en den Heer G. van Saane Jr. Alsnu brengt de financieele commissie, bij monde van den heer M. Vorstman, verslag uit. Haar conclusie strekt tot aanvaarding van de rekening en het geven van décharge aan den Penningmeester. Deze conclusie wordt door de Vergadering aanvaard. Thans wordt voortgegaan met de Rondvraag en de heer Vorstman maakt van deze gelegenheid gebruik om te wijzen op de wenschelijkheid, niet alleen aandacht te wijden aan het bestrijden van germanismen en andere barbarismen, maar ook aan de verzorging van de taal op phonetisch gebied. De Voorzitter betwijfelt of dit practisch mogelijk zal zijn; dit vraagstuk leent zich moeilijk tot een schriftelijke behandeling. De heer K. Brants maakt de opmerking, dat dit onderwerp het doel uitmaakt van een reeds bestaande vereeniging en wel de Vereeniging voor Logopaedie en Phoniatrie. De heer J.L.A. Peremans zou gaarne willen weten welke woorden, die door de leden als verwerpelijke germanismen zijn ingediend, als zoodanig niet door den Raad van Deskundigen zijn aanvaard. De Voorzitter kan dit niet toezeggen ten aanzien van alle ingediende woorden, maar verklaart zich bereid, wanneer een lid ten aanzien van enkele bepaalde uitdrukkingen dienaangaande wil worden ingelicht, dat te doen. Niets meer aan de orde zijnde, sluit de Voorzitter de vergadering, onder dankzegging aan de leden voor hun opkomst. |
|