249, 266, 270, 285, 288 a, 289, 289 a, 296, 298, 322, 328, 330, 383 en 386. Het is zoo niet waarschijnlijk, dan toch heel wel mogelijk dat dit woord nog in een aantal andere plaatsen in ditzelfde gebied voorkomt. Er werd nl. in vragenlijst 2 gevraagd naar het woord paars ter wille van den a-klank, en het is dus lang niet uitgesloten dat verscheidene inzenders, daardoor verleid, paars hebben opgegeven, hoewel zij purper zouden zeggen. Daarvoor pleit ook dat enkelen hebben ingevuld, den vorm paars niet te kennen.
Purper is in den volksmond een deftiger woord voor paars, maar duidt overigens geheel dezelfde kleur aan. Men gebruikt het veelal van vorsten en hoogere geestelijken als prelaten en bisschoppen, en - behalve dan in de zoojuist genoemde plaatsen - bij voorkeur niet van minder hooggeplaatste personen. Het is mogelijk dat in dit Noordlimburgsche gebied purper uit de kerktaal in de algemeene taal is doorgedrongen. In het Roomsch-Katholieke gedeelte van Zeeuwsch-Vlaanderen vinden we dit woord ook, nl. in I. 143, 144, 162, 167 a.
De toestand in het zuidoosten is nogal ingewikkeld. Juist daar komt de vorm paars in veel grooter aantal voor naast het dialectwoord dan elders. Het land van Altena heeft ook poars naast pêrs, het land van Maas en Waal en het Rijk van Nijmegen hebben bovendien nog talrijke a-vormen. In Noord-Limburg werd vrijwel evenveel paars als purper opgegeven, in Zuid-Limburg bleven de vrij talrijke paars-vormen bij violet in de minderheid. Dit alles wekt het vermoeden dat paars niet het dialectwoord is.
Tenslotte is er dan nog het sangn-gebied, dat de geheele provincie Groningen en het noordoostelijke deel van Drente beslaat. Gallée kende de vormen sang en sangen in den Gelderschen Achterhoek, waarvoor zij op onze lijsten niet meer zijn opgegeven. Schuermans, Rutten en Claes kenden alle drie den vorm sanger; de eerste geeft hem uitsluitend voor het Hagelandsch op, zoodat hij behalve in dit dialect alleen in het Haspengouwsch schijnt voor te komen. Bovendien geeft het Wrtb. d. Ostfri. Sprache (III, 85) den vorm sangen op.
Amsterdam, 3 September 1940.
P.J. MEERTENS.