1 |
DIALECTEN |
|
|
J. van Ginneken. De vervoeging der onderschikkende voegwoorden en voornaamwoorden Blz. |
1 |
- De vervoegde voegwoorden en de slavische conditionalis |
33 |
P. Peters. De verbuiging van het vragend voornaamwoord en de persoonsnamen |
41 |
A.A. Verdenius. Een relatief dy in het Fries |
324 |
B. Ribbert. Bespr. van H.L. Bezoen. Klank- en vormleer van het dialect der gemeente Enschedé. 1938 |
62 |
N. van Wijk. De Rijns-Limburgse polytonie, vergeleken met de Kasjoebse |
146 |
A. Weijnen. Bijdragen tot de historische grammatica der Brabantse dialecten III, IV |
179, 368 |
L.G. van Loon. Ave atque vale, - Jersey lag duits verdwijnt I, II |
91, 107 |
A. Weijnen, J. van Ginneken. Taalkaarten.
Moe (vermoeid) 159, been en voet |
187 |
|
2. |
PHONOLOGIE EN UITSPRAAK |
|
|
G. Knop. De phonologische beschrijving van het Westerschellingsch II |
11 |
J. van Ginneken. Een nederlandsch handboek voor de Phonologie (Bespr. van N. van Wijk. Phonologie. Een hoofdstuk uit de structurele taalwetenschap. 1939) |
185 |
W. Dols. Bespr. van Travaux du Cercle linguist. de Prague VIII. 1939 |
374 |
A. van Rijnbach en W.F. Kramer. De assimilatie van stem en plaats in het nederlandsch bij het lezen van losse zinnen |
97 |
L.F. Ledeboer van Westerhoven. Iets over de melodie van ons spreken |
309 |
N. Meerum Terwogt. De gemiddelde stemomvang bij het spreken |
358 |
A. Weijnen. Bespr. van W. Gs. Hellinga. De opbouw van de algemeen beschaafde uitspraak van het nederlands. 1938 |
120 |