Boekbespreking
Dr. Heinz Haerten. Vondel und der Deutsche Barock. (Disquisitiones Carolinae, herausg. von Th. Baader, Nijmegen t. VI) Nijmegen 1934.
Bonn voegt bij zijn verdiensten voor de oud- en middelnederlandsche taal- en letterkunde een nieuwe voor de Vondelstudie. De schrijver ons reeds bekend uit bijdragen in de Vondelkroniek (III 49, IV 147), bedoelt met zijn dissertatie een voorstudie op een toekomstig ‘Vondel und der deutsche Geist’. Het werk is van groot belang door het beeld dat er geschetst wordt van Vondel als barokdichter. De verhouding renaissance en barok ziet hij als de tegenstelling en tegelijk als de onscheidbare eenheid van vraag en antwoord, verlangen en vervulling. Hoe Vondel groeit van kind der renaissance tot schepper en toppunt der germaansche barok, wordt meesleepend en aannemelijk beschreven, aangetoond in zijn vers, woordkeus en beeldspraak, heldenvereering, keuze van stoffen, bouw van de drama's enz. De schrijver blijkt goed op de hoogte van onze letterkunde en van zijn onderwerp. Zijn kijk en typeering zijn vaak verrassend, zooals waar hij Hooft, den renaissanceman, te laat geboren acht en Vondel, den steeds meer barokke, zijn tijdgenooten tenslotte vereenzaamd vóór ziet. Bij 't vermelden der theologische twisten van de predikanten is het voor buitenstaanders echter misleidend van ‘zankenden Priester’ te spreken (58). ‘Helden Godes’ verdient den naam van epos niet (71). Dat Vondel bij al zijn ernst nooit humoristisch heeft kunnen zijn (72-73) is in tegenspraak met sommige satiren en gelegenheidsgedichten, ja met flitsen in de drama's, als in Joseph in Egypten. 't Aandeel der Jezuieten in Vondels bekeering, die hij met Molkenboer stelt in 't jaar 1639 wordt (50, 68) in 't belang der thesis wat te zeer benadrukt ten nadeele van Leonardus Marius. Rubens krijgt blz. 91 per ongeluk een domicilie aangewezen in de noordelijke Nederlanden. Wat het beeld van den barokdichter Vondel in zijn geheel betreft, het lijkt mij nog niet volledig. Vondels contra-reformatorische strijdbaarheid en geloofsijver is een zijde die niet voldoende
belicht wordt. Daartoe had schr. kennis moeten nemen van A.v. Duinkerken's Dichters der Contra-reformatie, en zich bij zijn onderzoekingen niet