Onze Taaltuin. Jaargang 3
(1934-1935)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |
en scheeve posities, die bij elke discussie over de ‘Schrijfwijze’ tot vertroebeling schijnen te moeten leiden. Ten eerste: het Comité voor Eenheid nòch Onze Taaltuin heeft zich verzet tegen vereenvoudiging van de Spelling. Wij zijn evenzeer als de aanhangers van het stelsel van Kollewijn, overtuigd van de noodzaak, ‘onregelmatige letterteekens’ zonder bepaalde klankwaarde uit de schrijfwijze te doen verdwijnen. Onze ‘orthografie’ moet eenvoudig zijn. We zouden dáarbij alleen willen opmerken, dat ‘vereenvoudiging’ niet gelijk is aan ‘schrappen’, maar dat vereenvoudiging wil zeggen ‘vereenvoudiging van de regels der spelling’. De Spellingregeling moet eenvoudig zijn in twee opzichten: 1. er moeten op de regels zoo weinig mogelijk uitzonderingen zijn. 2. de spelling moet, bij allen ‘eenvoud’, onmiddellijk duidelijk spreken tot den lezer, moet dus nooit aanleiding zijn tot aanvankelijk ‘misverstand’ bij den ervaren lezer. 3. daarom moet zij niet aan willekeurige variatie blootgesteld zijn en daarom ook moet zij worden geregeld door overleg van taalgebruikers van de meest ‘diverse pluimage’. Ten tweede: het Comité voor Eenheid verzet zich met kracht tegen de negatieve en verwarrende maatregel van Zijne Excellentie inzake de verbuiging. De verbuiging is een taalverschijnsel, de spelling der klinkers en medeklinkers is een zaak van enkel orthografie, van letterteekens. Daarom mag men bij de argumentatie inzake de Spelling zich beroepen op de ‘spreektaal’. De ‘letterteekens’ moeten een zoo duidelijk mogelijk ‘sprekend’ beeld zijn van de ‘klanken’ die men hoort. De buigingsuitgangen echter zijn niet enkel klanken. Zij hebben een bepaalde beteekenis, die men aanduidt met den term ‘grammatisch geslacht’; zij hebben een bepaalde functie, die men aanduidt met den term ‘naamval’Ga naar voetnoot1). Deze ‘beteekenis’ is in het ‘taalgevoel’ onvast, en variabel al naar de streek. Zij vindt echter steun in de onderscheiding door voornaamwoorden als hij en zij en het. Voor het begrijpen van den geschreven taalvorm door den lezer is deze geslachtsbeteekenis van de buigings-n niet van zóo overwegend belang als de functie die door de buigings-n in geschreven taalvorm zichtbaar, d.i. snel-leesbaar wordt gemaakt, namelijk de naamvalsfunctie. De -n als naamvalsteeken vindt steun in de tegenstelling van hem en hij, haar en zij, ons en wij etc. De ‘schrijftaal’ heeft echter overigens voor de duidelijke ken- | |
[pagina 73]
| |
merken der taalfuncties niet de beschikking over alle middelen van uitdrukking en verduidelijking die een ‘spreker’ kan hanteeren. De schrijftaal kan daarom niet, zooals met de spelling wel het geval is, worden geregeld naar de ‘spreektaal’, naar den ‘klank’ van het gesproken woord. De schrijftaal wordt, tot uitdrukking van de taalfuncties, ‘geregeld’ naar logisch overleg, naar traditie, naar het voorbeeld van andere, eventueel oudere talen; zij wordt vooral ook ‘geregeld’ naar de behoefte aan middelen tot ‘stileering’. Stileering is in dit geval het bewuste streven naar een taalvorm die zoo volkomen mogelijk overeenstemt met het ‘doel’ van het schrijven, met de ‘bestemming’ van het ‘geschrift’. Wanneer dan ook de ‘radicalen’ thans plotseling de revolutionaire ‘afschaffing’ van de buigings-n bepleiten met een beroep op de noodzaak, dat er meer tijd moet komen voor het onderwijs in den Nederlandschen stijl, dan maakt deze ‘cry’ op mij den indruk van een passiepreek van Reintje den Vos. Wanneer men inderdaad in de achter ons liggende veertig jaren van Kollewijnerij ‘het kind’ had willen vergasten op goed stijlonderwijs, dan zou men 1o. een beter gebruik hebben gemaakt van de voorhanden stilistische middelen der verbuiging, 2o. het onderwijs niet hebben verpest door strijdkreten en dogmata als: ‘Schrijf zooals gij spreekt’, ‘Taal is klank’ en diergelijke. De ontstellende negatie van de veelsoortigheid der ‘taalstijlen’, die uit de taktiek, de theorie en de practijk der meeste ‘Vereenvoudigers’ blijkt, maakt dit roepen om ‘tijd voor goed stijlonderwijs’ tot spot en onwaarachtigheid. G.S. OVERDIEP |
|