Onze Taaltuin. Jaargang 2
(1933-1934)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAntwoord 11.De Infinitief is een oud Substantief, dat den Genitief-vorm in 't Brabantsch en Hagelandsch als eenigen verbogen naamval bewaard heeft. Deze verbogen naamval komt voor: 1o. in nog gevoelde Genitief-functie: een uur gaans, een woord sprekens van hem is genoeg, wetenswaard, gevenswaard, levensmoe, springens gereed. 2o. in oude Genitief-functie, die als Accusatief gereïnterpreteerd wordt: veel beziens hebben. 3o. in Accusatief-functie na voorzetsels: tot vervelens toe, tot barstens toe, tot ziens, tot weerziens, uit meenens, van meenens zijn. 4o. in Accusatief-functie als lijdend voorwerp: kijve(n)s krijgen, geen uitstaans hebben met. 5o. als praedicatief: het is herdoens, het is herdeelens, 't is altijd kijve(n)s, als 't mijn doens was. 6o. als bijwoordelijke -s-bepaling, zoodat de beteekenis met een tegenwoordig deelwoord overeenkomt: wetens en willens, lache(n)s zeggen, kroppe(n)s vol, hergevens (teruggevend), rechtstaans, diensvolgens, staansvoeten, zinge(n)s. o. als bijvoeglijke bepaling: spanne(n)se broek (spanbroek) strijke(n)se maat (naast strijke(n)s vol). Deze en nog veel meer dergelijke uitdrukkingen vindt men bij Joos: Waasch Idioticon blz. 34, Cornelissen en Vervliet, I blz. 78. Tuerlinckx blz. XIX vlg. Zie reeds Stoett, Mnl. Syntaxis3 blz. 201. J.v.G. |
|