Na zoo het h-phoneem dus van alle phonetische realiseeringen, en afwijkende historische ontwikkelingen te hebben losgemaakt, kunnen wij nu zeggen, dat de gestreepte gebieden in de volkstaal geen h als phoneem meer kennen. Natuurlijk leeren thans alle kinderen dezen klank op school; maar de dialectsprekers blijven er moeite mee hebben, levenslang, niet zoozeer met de phonetische realiseering, maar meestal juist met het phoneem als differencieerend woordelement. Waarschijnlijk hebben wij hier met een aangeboren laryngale articulatie-basis te doen, die allerlei klanken een of meer plaatsen naar achter in den mond trekt, en waartoe ook het delabialiseerend en anti-labiaal gebied der Taalkaarten vuur en leunen behooren. Blijkens de Taalkaart leunen, en de eilandjes zonder h, behoorde Limburg zeker eens tot dit laryngale gegebied. De heele geschiedenis der h is toch niets anders dan een steeds verder naar achter trekken der ch, totdat een verenging niet meer mogelijk is, en een loutere exspiratie ontstaat. Over het bekende, hiermee samenhangend verschijnsel, dat de inwoners van het gestreepte gebied juist de h zouden inslikken, waar zij behoort te staan, en zouden uitspreken, waar zij niet thuis hoort, schreef D.C. Hesseling indertijd een belangrijk artikel in Taal en Letteren. Deel II blz. 465-71, dat ik psychologisch nader toelichtte in mijn Grondbeginselen der psychologische Taalwetenschap, Nederlandsche editie § 11; maar nog altijd bleef de vraag, waarom dat nu juist bij de h en niet elders gebeurde, welnu deze vraag kan ik nu pas volkomen verklaren. Ik zeide hierboven reeds, dat de bewoners van het laryngale gebied niet de minste moeite plegen te hebben met de phonetische realiseering der h maar juist met het woord differencieerend phoneem. Evenals onze Germaansche media g door naar achter te gaan tot waar de occlusie onmogelijk wordt: een spirant werd, wordt toch door het steeds verder naar den larynx achteruitgaan der ch de daaruit ontstaande h voor den
laryngalen spreker al langer hoe gemakkelijker, maar eindigt ten slotte met zóó gemakkelijk te zijn, dat hij ze vanzelf voor elke geaccentueerde begin-vocaal laat hooren, zoo b.v. het sterkst in het West-Vlaamsch, maar verder in al de overige streken. Maar juist hierdoor is de h- als differencieerend phoneem definitief verloren. (N. Trubetzkoy, Polabische Studien. Wien 1929 blz. 94, 95 en 116.)
G. Ipsen wees er reeds in de Festschrift voor Streitberg op, dat zoo juist bijna alle talen met labiale articulatiebasis de labiale Anlauts-p als phoneem plegen op te geven. Zoo is nu ook het verlies van het h-phoneem het karakteristieke teeken der laryngale articulatiebasis. En zoo toonde ook Grammont voor de cacuminale articulatiebasis der Brahmanen