Onze Taaltuin. Jaargang 1
(1932-1933)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdPeel, een Romeinsch leenwoord?Over de herkomst van het woord Peel, den naam van de bekende heidevlakte op de grens van Noord Brabant en Limburg, bestaan totnutoe slechts vrij zwakke gissingen. Men weet niet goed, hoe deze vorm ontstaan kan zijn.Ga naar voetnoot1) Zooveel is alleen zeker, dat de naam van de betreffende streek in 1192 pedele luidt; daarmede zullen we in ieder geval rekening moeten houden. De mogelijkheid van een afleiding uit poel, moet op grond hiervan zeker verworpen worden. In 1400 wordt ook een blok landerijen te Kesteren aangeduid als pedel; de beteekenis van dezen vorm - concludeert Verdam - zal wel zijn ‘laagland... veenland, broekland.’ Voor de etymologie van de pedele, pedel zochten de meer kritische etymologen totnutoe uitsluitend op germaansch gebied; alleen v.d. Aa wees reeds even vluchtig naar Lat. palus, paludis, ‘moeras, poel’. Zou 't niet mogelijk zijn op dezen laatsten weg wat verder te komen? Prof. van Ginneken wees er in zijn ‘Grondbeginselen van de schrijfwijze der Nedl. Taal’, p. 131 op, dat ‘geen (oorspronkelijk) Nederlandsch woord begint met een p’. Ook dit mag ons zeker een aanleiding zijn om in dit geval eerder aan een niet-germaansche herkomst te denken dan aan een uit eigen taalbezit. Van semantisch standpunt is er vanzelf geen enkele moeilijkheid om den betreffenden overgang aan te nemen; de beteekenissen passen volkomen. Ook historisch niet. Immers reeds Caesar schijnt van dit moerassig gebied geweten te hebben; de Menapii waarover hij schrijft als ‘perpetuis paludibus silvisque muniti’ en die bij een aanval ‘in silvas paludesque confugiunt’ zijn vrij zeker bewoners dezer streek geweest. De weg Tongeren-Cuyck is waarschijnlijk uit de 2de eeuw, de gevonden helm etc. uit de 4de. De Peelstreek hoorde dus ook terdege tot het Romeinsche occupatiegebied en de bevolking was er na Chr. geb. geheel of nagenoeg zuiver Germaansch. | |
[pagina 378]
| |
Klankwettig is de kwestie echter minder duidelijk, vooral met betrekking tot de aan te nemen metathesis. Nu is dit laatste bezwaar in werkelijkheid echter minder groot dan het op het eerste gezicht wel lijkt; de romaansche vormen die van palus, paludis afkomen kennen deze nl. ook reeds. Zoo spreekt b.v. Meyer-Lübke, Ramanische Lautlehre, p. 483 over het ‘ziemlich alte padule statt palude, rum. padura, ital. padule, sard. paule, span. port. paul (aber afr. palu)’. Ook Gröber. Archiv. für Lat. Lexikographie IV herinnerde reeds aan deze vormen; p. 425, padul-em aus palud-em... fehlt Gallien... Die Zeugnisse für die Wortform reichen bis ins 6 Jahrh. zurück ...Der Verbreitung der Form bis nach Spaniën und Sardinien zufolge ist padule frühvulgärlateinisch’. Sardinië werd reeds 238 v. Chr. 'n Romeinsche kolonie, Iberië in 197 v. Chr., Dacië echter, van waaruit het Roemeensch is ontstaan, eerst 107 na Chr. In al die gebieden hebben blijkbaar de Romeinsche legionarii, de legerplaatsbevolking en handelslieden, het woord ‘padule(m)’ gebracht. Dat in het Oudfransch deze metathesis niet voorkomt, mag eenigszins bevreemden; doch men bedenke, dat in Gallia Narbonensis mèt de kolonisatie (120 v. Chr.) ook meteen reeds de magistri in volle kracht en aantal aanwezig waren, die natuurlijk het toenmalige schriftlatijn trouw zullen bewaakt en gepropageerd hebben Kan de kwestie van de metathesis dus vrij gemakkelijk opgelost worden door een beroep te doen op de diverse romaansche vormen die palus, paludis aangenomen heeft, een andere vraag is die naar de juiste klankwaarde van 't vulg lat. padule. Meyer-Lübke zegt hiervan Romanische Lautlehre, p. 65 ‘vulgärlat. u = schriftlat. ū...; u bleibt auf dem gröszten Teile des Gebietes unverändert. In Ganz Frankreich, in Piemont, Genua, der Lombardei und in Westrätien wird u zu ü, dasz sich weiter zu i entwicklen kann’. Dus padule: padüle: padile. En als wij dezen laatsten vorm nu met het Germaansche initiaal accent uitspreken zijn we reeds een heel eind gevorderd op den weg naar de middeleeuwsche brabantsche vormen. Door Umlaut ontstond pědele; de rekkingstendenz die een goed deel van onze geheele mnl. klankontwikkeling beheerscht bracht verder pêdele en pêdel, de oudst bewaarde namen voor de ‘Peel’. Het latere uitvallen van de d in pedel, de tegenwoordige uitspraak van peel in de verschillende omliggende dialecten en andere daarmede samenhangende kwesties meer zouden nog aanleiding kunnen geven tot interessante beschouwingen, we willen hierop thans echter niet ingaan daar deze vragen hier niet direct ter zake doen. | |
[pagina 379]
| |
De naam Peel heeft niet enkel betrekking op de genoemde Brabantsch-Limburgsche grensstrook; we wezen reeds op het blok landerijen onder Kesteren dat pedel genoemd wordt. De oorkonde waarin deze benaming voorkomt is uitgegeven door Butkens. Ann. de la maison de Lynden Preuves p. 43. Prof. Gallée wees reeds op het gehucht Peelo onder Assen, dat in 1040 als Pithelo en verder als Pitheli voorkomt. Vervolgens heeft men nog een gehucht Peel onder Reusel in N. Brabant en Peeleresch weer onder Assen. Of al deze vormen op dezelfde wijze verklaard moeten worden hebben we in 't midden willen laten; misschien is het leenwoord pedel in het oud- of vroeg-mnl. als appellatium gebruikt en op deze wijze over ons land verspreid geraakt. Venray. W. JANSSEN |
|