Onze Taaltuin. Jaargang 1
(1932-1933)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 321]
| |
[Nummer 11]Taalverkorting in de krantONDER verkorting in de taal verstaat men gewoonlijk een geval als ‘baker’ uit ‘bakermoer’, of ‘stapel’ in ‘Ben je stápel!’ uit ‘stapelgek’: oude en nieuwe ‘woordvormingen’, die hun plaatsje hebben gevonden in de gewone en in de historische ‘spraakkunst’. Er is echter een belangrijker verschijnsel in het leven der taal, dat óok ‘verkorting’ mag heeten, in tegenstelling met de ‘verzwaring’ van den taalvorm, waarover o.a. in § 75 en vlg. van mijn Mod. Ned. Grammatica iets te vinden is. Het is de keuze van een korten syntactischen vorm. Terwijl de keuze van den zwaren taalvorm dient tot uitdrukking van affect, tot indirecte uiting of omschrijving, tot plastische uitbeelding, is de keuze van den korten vorm het gevolg van nadruk, van spanning, of wel van een streven naar snel en duidelijk overzicht. Deze ‘algemeene taalvorm’ vindt men in concreto beschreven bij ‘samenstelling’, bij ‘beknopte’ en ‘elliptische’ zinnen, bij synthetische zinsvormen etc. Ik wensch thans de aandacht te vestigen op een verschijnsel van opmerkelijke taalverkorting in den ‘krantenstijl’ bij uitstek. De taal der kranten heeft tegenwoordig geen bijster ‘goede pers’. Allerlei stuurlui aan den wal (of in de ‘krant’) vieren hun ‘liefde voor onze Schoone Moedertaal’ bot, door eindelooze zondenregisters te onderwerpen aan de roede van hun afstraffende, zuiverende logica. Deze opdringerige taalpolitie is veelal gespeend van welbegrepen taalkundigheid, laat staan -wetenschap, en het kan zijn nut hebben, te toonen, dat de taalwetenschap de taal der kranten liever bestudeert dan critiseert, en ook in deze soort van levend Nederlandsch de eindeloos wisselende verschijnselen van taalontwikkeling constateert. | |
[pagina 322]
| |
De verschillende artikels in een dagblad plegen te worden ‘opgemaakt’ door den ‘opmaker’, den belangwekkenden functionaris die in Amerika ‘headliner’ heet. Dáar, en bij ons in stijgende mate, is zijn taak gericht op verwekking van de grootst mogelijke ‘sensatie’. Een rustig verslag van een tocht bij nacht door sloppen en stegen van Amsterdam wordt in Amerikaanschen stijl aldus ‘opgemaakt’: Dood aan de Ratten.
Een sluipende waker.
Een kat bespringt haar prooi.
Nachtelijk duel.
Namen waarin geritsel weerklinkt. - Luguber
Amsterdamsch plekje. - Groene schittering in het duister. - Het doodgewone geval van een jacht van katten op ratten is in dit opschrift opgeblazen tot een griezelig-spannend drama. Sterk effect gaat er uit van de adjectieven ‘sluipend’, ‘nachtelijk’, ‘luguber’ en ‘groene’, van ‘dood’ en ‘duel’, van ‘geritsel’ en ‘schittering’ in het ‘duister’. Maar ook grammaticale middelen doen hun dienst. In de eerste plaats de splitsing van het verhalend verband in korte, losse zinnen. In de tweede plaats de suggestieve aanduiding door de ellips van den persoonsvorm van het werkwoord in het meerendeel der zinnen, de suggestieve verkorting ook van ‘straatnamen’ in ‘namen’, de ellips van het subject bij ‘groene schittering’, etc. In de splitsing zoowel als in de ‘ellips’ schuilt het verschijnsel van den korten taalvorm. In het ‘opmaken’ van ‘krantenhoofdjes’ uit den inhoud van het artikel kunnen wij de taalvormende ‘verkorting’ op heeterdaad betrappen: in statu nascendi. Het natuurlijke doel van den opmaker is niet de ‘sensatie’, maar wekking, richting en leiding van des lezers aandacht, een belangrijk onderdeel der ‘service’ van het dagblad. De splitsing wekt de aandacht door sterker nadruk op een verrassende tegenstelling in den inhoud der twee deelen: ‘Studentenfeest! Den boel in brand gestoken’. - De splitsing bewerkt een climax: ‘Dynamietontploffing. Dertien dooden’. - Een omvangrijk subject wordt geïsoleerd: ‘Hebreeuwsche hoogeschool te Londen. Uitbreiding beoogd’. - Een omvangrijk gezegde: ‘De Afscheiding. Een uiting van verdraagzaamheid’. - De verkorte zinnen missen in den regel den persoonsvorm van het werkwoord. Voor ons inzicht in de ontwikkeling van niet-verbale constructies zijn zij van groot belang, ook al gaat Behaghel wat hard van stal, door te beweren: ‘Die Vorherrschaft der Substantivkonstruktion in | |
[pagina 323]
| |
den modernen Sprachen ist gewiss gefördert durch das Bedürfnis der Zeitungen an Ueberschriften und Schlagzeilen.’Ga naar voetnoot1) Niet de zínsvormen van deze krantentitels dringen in ‘de taal’ door, wèl bestaat die kans voor de typische wóorden, in het bijzonder de tallooze en omvangrijke composita, samenstellingen en samenkoppelingen, die, gelijk bekend, in principe als ‘korte taalvorm’ bij uitnemendheid moeten worden beschouwd. Een staaltje van samenstelling als ‘Danswaanzinrecord’ kan alleen door een opmaker in zwang komen. Over de typen van samenstelling spreek ik in de tweede, over de typen van korte zinnen in de eerste plaats. 1. De vragende zin. De grammaticale vormen van de vraag ontbreken: het vooropstaande werkwoord, het vooropstaande vragende bijwoord of voornaamwoord. Het vraagteeken als aanduiding van den vragenden zinstoon moet ‘het dóen’. Onzekerheid en twijfel worden door dezen korten zinsvorm ‘medegedeeld’: Een Duitsche Exportpremie? - Geen nieuwe staatsgreep? - Te hevige verkorting leidt tot onduidelijkheid: Herstelgloren? (= Begint het economisch herstel te gloren?) - Beter is splitsing van een omvangrijken zin: Entente Cordiale! Tusschen hoevelen? - De splitsing in subject en vragend gezegde is een ‘verzwaring’ die ironisch effect heeft in: Hitlers hotelrekening. Was die te hoog of lager? - 2. De verzwijging van het vervoegde werkwoord in den normalen korten titel heeft ten gevolge, dat de volledige zinsvorm mèt het werkwoord een bijzonder effect heeft. Het zijn òf sensationeele nieuwtjes, die ‘dramatisch’ worden voorgesteld: Tram overrijdt een kind. - Koeien doen tram ontsporen. - Nood in Twente stijgt. - Òf wel, de opmaker legt de ironie er dik op: ‘Ouder-Amstel bezuinigt’ (door het werkwoord wekt hij de tegenstelling op met Amsterdám). - Willy Sklarek berust in zijn veroordeeling (Eindelijk!). - ‘De Champagne bestaat 250 jaar!’ - ‘Goed landzaat spreekt Nederlandsch’ (Ironisch citaat van wat de Minister zei over een op naturalisatie belust vreemdeling die geen Nederlandsch kon leeren). - 3. Groot is het aantal zinnen met een deelwoord, dat tot ‘verbum finitum’ wordt verheven: Geldleening goedgekeurd. - Crisisgevaar bezworen. - Een weldoener gehuldigd. - Ex-koning Manuel overleden. - Getracht zijn vrouw te wurgen. - Onderhandelingen aanstaande. - 4. De rijkste ontplooiing constateeren wij bij de voorzetselbepaling. Vooral gebruikelijk in de tweeledige constructie van een substantief + voorzetselbepaling. Ook de enkele bepaling echter fungeert als ‘korte | |
[pagina 324]
| |
zin’: Naar het einde der staking. - Tegen het Reformjodendom. - Naar de Dictatuur? - De dubbele: Met Ottawa in zicht? - De verbinding van een substantief + voorzetselbepaling is de bijna stereotype vorm voor de verbinding van een subject en een ‘gezegde’: ‘Onze Ruiters naar Los Angelos’. - ‘Vermeylen over het Taalinstituut’. - ‘Zelfkazende boeren contra Varkenswet’. - Het subject is zelden een voorwerp: ‘IJsauto in brand’.Ga naar voetnoot1) - Meestal is het zakelijke subject werkwoordelijk abstractum. De verhouding der twee deelen is omgekeerd; het substantief der voorzetselbepaling is het eigenlijke onderwerp van den zin, het vooropstaande substantief omschrijft het ‘gezegde’: ‘Wending in de politiek’. - ‘Rede van den Minister van Oorlog’. - Een passief gezegde: ‘Rijksweerdienst in bescherming’. - Het (lijdende) onderwerp is eerste deel van een samenstelling voorop; een bijvoeglijke bepaling fungeert als negatie bij het eigenlijke gezegde: ‘Geen filmimport meer in Chili.’ - De voorzetselbepaling, zelfs de locale en die met ‘met’ of ‘van’ wordt in deze zinnen niet attributief: ‘Successen in Diekirch’. - ‘Postvluchten op Indië’. - ‘Luchtschipverkeer met Indië’. - ‘Uitzending van Kinderen’. - Dit is alleen het geval wanneer het vooropstaande substantief éen bepaalde gebeurtenis noemt: ‘Botsing met gevolgen’. - Of wanneer het substantief grammaticaal ‘bepaald’ is: ‘Het resultaat van Lausanne’. - Lang niet altijd is de omzetting van een verbinding der voorzetselbepaling met een werkwoord in een verbinding met een werkwoordelijk substantief mógelijk. Hierdoor ontstaan opvallende foutenGa naar voetnoot2): ‘Het voorgevallene op de Gelderland’. ‘De deelnemers aan het congres’. ‘Voorbijrijders langs de file’. - In het artikel zelf stond: ...die de file brutaalweg links voorbijrijden. - De titelvorm wordt nl. meestal uit den gegeven tekst overgenomen, bijv. ‘Balk op het hoofd’ uit: ‘Vanmorgen kreeg een technicus.... een balk op het hoofd.’ - De condensatie in den titel is nog heviger, wanneer het vooropstaande substantief wordt samengesteld: ‘Ten behoeve van het bereiden van heet water met electriciteit’ - werd in den titel: ‘Heetwaterbereiding door electriciteit’. - De zin: ‘Heden is de bioscoopsluiting in de gemeente Venray afgekondigd’ werd ingekort tot: ‘Bioscoopsluiting te Venray’. - 5. Voordat wij de vorming van samenstellingen in de titels nader | |
[pagina 325]
| |
beschouwen, worde nog gewezen op de opvallende verschuiving in de ‘beteekenis’ van adjectieven ten gevolge van de verkorting: ‘Het moeilijke evenwicht’, werd gevonden uit: ‘Hoe moeilijk het is het evenwicht te vinden tusschen staatsinkomsten en uitgaven’. - ‘Electrische botsingen’ dankten het aanzijn aan: ‘Botsingen tusschen Provincie en Gemeente aangaande een electrische centrale’. In dit geval verrast de opmaker den lezer door een piquante geestigheid. Overigens is deze overgang in de beteekenis van adjectieven, gelijk bekend, dikwijls usueel geworden, als bijv. in de uitdrukking ‘'n Wanhopige zeurpiet’. Het verschijnsel is nu en dan verbonden aan een opvallende samenstelling: ‘Gemengde persgevoelens’ zijn een bizarre fantasie van den opmaker, opgeduikeld uit den zin: ‘De nieuwe overeenkomst van Lausanne vindt bij de Amerikaansche pers een gemengde ontvangst’. G.S. OVERDIEP |
|