Onze Taaltuin. Jaargang 1
(1932-1933)– [tijdschrift] Onze Taaltuin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe spreektaal in het misdaad-onderzoekIn het Algemeen Nederlandsch Politie-Weekblad van den 23en Febr. 1932Ga naar voetnoot3), werden door den criminoloog Dr. H. Schneickert uit Berlijn | |
[pagina 184]
| |
enkele bijzonderheden medegedeeld, naar aanleiding van de storingen in de radio-nieuwjaarsrede van den Duitschen Rijkspresident Hindenburg, welke rede gehouden werd ter gelegenheid van de jaarwisseling 1931-1932. Zooals wellicht bekend is, werd genoemde toespraak enkele malen onderbroken door het uitroepen van verschillende leuzen, door schreeuwen en het verwekken van storende geluiden, waarschijnlijk van de zijde der communisten, die zich tegelijkertijd door den aether lieten hooren. Met het oog op de historische waarde van de radio-nieuwjaarsboodschap, werden de woorden van den president echter ook op een gramofoonplaat vastgelegd, waarbij eveneens de bovengenoemde storingen werden opgenomen, waardoor men in staat was zoowel de strekking als den juisten tekst van dit communistisch gedoe in den vorm van een gramofoonplaat ter beschikking van de politie te stellen. De vraag deed zich nu voor, of het mogelijk is met behulp van dit materiaal als gegeven, de daders van de veroorzaakte storingen te vinden, m.a.w. Is het aanwezig zijn van vastgelegd menschelijk stemmenmateriaal te beschouwen als een opsporingsmiddel, dat tot identificatie van een bepaalden persoon kan leiden? Er werden enkele personen aangehouden, maar de uitslag van het onderzoek is dezerzijds nog niet bekend. Daarnaast blijft natuurlijk de vraag over, of de justitie een eventueele herkenning naar de menschelijke stem als een deugdelijk bewijsmiddel zal beschouwen. Dengenen onder ons, die het voorrecht hebben tot het geluidsgevoelige type te behooren, zal het zeker opgevallen zijn, dat een gedeelte van het eigene in den mensch, zich uit door middel van het gesproken woord, van de spreektaal, die dus op haar beurt een middel kan zijn, om dat eigene in iemand te ontdekken. Hiermede wordt een terrein betreden, dat buiten de gewone sfeer van de politioneele kennis ligt, maar het feit, dat velen onzer in staat zijn bepaalde menschen louter aan hun spraak te herkennen, vooral, wanneer het ons van nabij bekende individuen betreft en de vaak gemaakte opmerking: ‘Daar komt die en die aan!’, wanneer wij iemand slechts hooren spreken zonder hem te zien, rechtvaardigt de bewering, dat aan iemands spreektaal bepaalde kenmerken zijn waar te nemen, die ons in staat stellen, hem daardoor te identificeeren. | |
[pagina 185]
| |
Het zal echter om tot een practisch bruikbaar resultaat te kunnen komen, noodig zijn, dat die bijzondere spraakkenmerken onder woorden kunnen worden gebracht, zooals dit in de signalementsleer van Bertillon, welke terecht ‘portrait-parlé’ wordt genoemd, voor de gelaatsen overige lichaamskenmerken geldt. Wij allen weten wel, dat iemands wijze van spreken iets bijzonders iets aparts heeft, dat zoowel klank, vorm, als rhythme kan betreffen. Dit komt vooral uit, wanneer wij iemand willen voorstellen, zijn stem nabootsen. Maar wij kunnen niet aan een derde zeggen: ‘Kijk, hij spreekt zoo en zoo’, zoodat die derde hem door deze aanduiding, wanneer hij hem hoort spreken, kan herkennen. De moeilijkheid is niet zoozeer gelegen in de herkenning zelve, maar wel in het ontleden van de speciale kenmerken, die tot de identificatie hebben geleid. In één der publicaties van Dr. Edmond LocardGa naar voetnoot1) wordt over het herkennen van de menschelijke stem gesproken. Het proces wordt door den schrijver in drie deelen gesplitst n.l. het gewaarworden van de stemhoogte, de stem-sterkte en de stem-klank, welke drie elementen vervolgens vergeleken moeten worden met reeds in het bewustzijn aanwezige klankbeelden, waaruit ten slotte de identificatie kan worden verkregen. Het zal noodig zijn, dat wij, wanneer wij iemand hooren spreken, voor ons zelf realiseeren, hoe hoog die stem is, hoe sterk die stem is en ten slotte hoe die stem klinkt. Vervolgens moeten wij uit ons geheugen de gegevens opdiepen, die daarin aanwezig zijn, betreffende sterkte, hoogte en klank van vroeger gehoorde stemmen, waarna door combinatie en associatie de herkenning plaats vindt. Dit ingewikkelde proces, dat in de practijk niet bewust wordt gevolgd, daar de herkenning ‘spontaan’ geschiedt, zou dan volgens den schrijver de oplossing kunnen zijn. Ook in de persoonsbeschrijving van Bertillon komt een afdeeling voor, gewijd aan de taal. Daar wordt onderscheid gemaakt tusschen een hooge en een lage stem, en verder wordt gelet op stotteren, lispelen, een buitenlandsch accent hebben of het spreken van een vreemde taal, maar al deze kenmerken worden in zeer algemeene bewoordingen gesteld en zullen moeilijk tot een individueele indentificatie kunnen leiden. Ondanks dit alles zal de gramofoon toch een practisch hulpmiddel | |
[pagina 186]
| |
kunnen zijn. Voor zoover betreft het gebruiken van een identificatie als opsporingsmiddel, valt de vrijwel onoverkomenlijke moeilijkheid om de hoedanigheid van een stem onder woorden te brengen hierbij weg. Het zou waarlijk niet ongewenscht zijn, dat er speciaal voor internationale misdadigers, naast de cartotheek met vingerafdrukken, signalementslijsten en foto's, ook een discotheek met stemmenmateriaal bestond. Vooral bij misdrijven, waarbij door den dader veel gesproken wordt tijdens de handeling (oplichting, verduistering) zal het kunnen weergeven van verschillende stemmen van verdachte individuen, een identificatiemiddel kunnen zijn, waarvan de beteekenis niet mag worden onderschat. Of die herkenningen uit een juridisch standpunt bezien, onaantastbaar zullen zijn en of een dergelijk feit als bewijsmiddel zal worden aanvaard, zal afhangen van de wijze waarop de herkenning wetenschappelijk kan worden gemotiveerd. Maar zelfs al is dit niet het geval, dan toch nog blijft het een uitstekend opsporingsmiddel. Wanneer b.v. bij een plaats gehad hebbend zedendelict geen ander bewijsmiddel aanwezig zou zijn, dan alleen de herkenning van de stem van den verdachte, eerst door middel van een gramofoonplaat en vervolgens in natura, dan zou dit naar alle waarschijnlijkheid een zeer wankel en onvolledig bewijsmiddel zijn. Maar wanneer bij dat zelfde delict de dader onvindbaar is en de kroongetuige uit de haar ten gehoore gebrachte platen van de stemmen van verschillende voor zedenmisdrijven in aanmerking komende individuen, een bepaalde stem herkent en wanneer op grond daarvan iemand wordt aangehouden, die door de voornoemde getuige als dader wordt aangewezen en op wien later bij een ingesteld onderzoek door een gerechtelijk-geneeskundige verschillende sporen worden gevonden, terwijl de aangehoudene tenslotte het feit bekent, dan is dat herkennen van de stem wel een zeer belangrijk opsporingsmiddel geweest, dat door andere gevonden sporen als bewijsmiddel verre overtroffen kan worden. Ook de drukdoende, veel en gemakkelijk sprekende oplichter, zal, wanneer zijn stem door aangever of getuigen wordt herkend, daardoor kunnen worden opgespoord, alhoewel hier dezelfde voorzichtigheid geboden is, als bij het herkennen van menschen naar foto's, dat ook nooit een ‘fort’ is geweest van velen onzer. In den laatsten tijd worden wij overigens onbewust geoefend in het herkennen van menschelijke stemmen, daar wij elken dag stemmen uit | |
[pagina 187]
| |
onzen luidspreker hooren, die wij op den duur absoluut kunnen herkennen. Wie in Nederland kent niet de stem van Willem Vogt en van de diverse omroepers van de radio-omroep-vereenigingen? In een artikel, dat voorkomt in een Fransch anthropologisch tijdschriftGa naar voetnoot1), waarin wordt behandeld het herkennen van de nationaliteit van onbekende Oosterlingen naar hun spreektaal, beschouwt men de mogelijkheid van een individueele herkenning door middel van een gramofoon als een uitstekend uitvoerbaar middel en de schrijver zegt hiervan: ‘La chose d'ailleurs peut être poussée encore plus loin, car il y a des prononciations particulières à certaines familles, à certains individus. Ces prononciations pourraient servir à l'identification, si on conservait par le phonographe par exemple un échantillon de leur manière de parler’. Voorloopig zijn wij nog niet zoo ver, maar mocht men er ooit toe overgaan, stem-signalementen van verdachten op te nemen, hetgeen waarlijk geen utopie mag worden genoemd, dan zal voor den misdadiger gelden: ‘Spreken is geen zilver en zwijgen is goud!’ Juni 1932. G. SEPPEN |
|