perken en paden kan raden; en wij weten, dat velen daar toch graag over meepraten, en de verstandigen dan den hovenier wel eens eenige vragen willen stellen. Welnu, het doel van dit Maandblad is nu: aan allen, die er belang in stellen de volle waarheid mee te deelen omtrent alles wat er in zoo'n taaltuin pleegt te geschieden, en niet slechts de oppervlakkige waarheid der feiten-kennis, maar ook de diepere waarheid der oorzaken-kennis, die wij wetenschap plegen te noemen.
Verder beseffen wij ook, dat Onze Taaltuin een functie te vervullen heeft in de samenleving en de eendracht van ons volk, en tevens in het verkeer van ons volk met de landen en volken, waarmee wij in nauwere betrekking staan; en dat wij als hoveniers dus toch ook den plicht hebben, om de paden niet vol onkruid te laten groeien, en zoo op den duur Onzen Taaltuin te laten verwilderen. En daarom zaaien en snoeien en wieden wij, hakken wij soms oude boomen om, en zetten er nieuwe voor in de plaats; want het geregelde verkeer van ons volk heeft in onzen tuin allerlei paden en perken aangelegd, groote breede wandelwegen, maar ook kleine slingerpaadjes; en nu hebben wij als hoveniers den plicht, die te eerbiedigen en te handhaven, zoolang ze aan hun doel beantwoorden. Wij moeten m.a.w. aan Onzen Taaltuin een gezonde ontwikkeling verzekeren en zijn bruikbaarheid langzaam en geleidelijk aanpassen aan de behoeften van den nieuwen tijd. En dit Maandblad biedt dus de geschikte gelegenheid om daarvan rekenschap te geven, en het grootere lezerspubliek op de objectieve gronden onzer keuze te wijzen.
Drie belangen hebben wij daarbij vooral in het oog te houden.
In de eerste plaats moet Onze Taaltuin de Volksuiting dienen: ons volk behandelen dus met het levende, sappige, malsche, kleurige woord, de sprekende namen, de kernachtige zegswijze, het levende spreekwoord, het volksrijmpje of het kinderlied. Wij mogen hierbij de verschillende dialectperken niet vergeten; en kunnen zelfs aan den vorm en de eigenaardigheden dier perken de oudere ontwikkelingsgeschiedenis der samenstellende ethnische deelen van ons volk herkennen. Ja, ook het gezonken cultuurgoed uit vroegere beschavingen leeft daar nog in voort.
Maar ten tweede bezitten wij in Onzen Taaltuin: een nationalen bewusten cultuurschat. Wij hebben nu eenmaal onze nationale traditie diep verankerd in onze nationale deugden en gebreken, in ons klimaat en ons kustlandschap: want Onze Taaltuin ligt aan de zee, de wijde wereldzee. Maar ook onze helden en heiligen, de besten onzer voorvaderen, vooral de dichters en zangers, de redenaars en de praters heb-