De Nieuwe Taalgids. Jaargang 88
(1995)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 282]
| |
Dietsche Warande & Belfort 139 (1994),nr.6 In het laatste nummer van deze jaargang vinden we proza- en poëziebijdragen. In De kosmische synthese van het volledige leven gaat Martien J.G. de Jong in op het werk van Lucebert, Octavio Paz en Gerrit Achterberg. Yves T'Sjoen bespreekt in Gargantueske luchtbellen een bloemlezing uit het werk van Gust Gils. In Een schitterend trompe-l'oeil van de achttiende eeuw houdt Joris Gerits zich bezig met een boek van Thomas Rosenboom. | |
Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw 26 (1994),nr. 2 Dit nummer bevat de tekst van een aantal lezingen, gehouden tijdens het jubileumcongres van de Werkgroep Achttiende Eeuw in november 1993. We vermelden hieruit de volgende bijdragen: Willem van den Berg: De achttiende-eeuwse letterkunde door negentiende-eeuwse bril, en Joost Kloek: De lezer als burger. Het literaire publiek in de achttiende eeuw. | |
Dokumentaal 23 (1994),nr. 4 Dit nummer bevat een artikel van Karel Bostoen: Hier dreigt een drama! De verzameling-Van der Lely te Parijs. In de rubriek Aanvullingen op... vinden we twee bijdragen: Nogmaals Fons Amoris van René Wezel, en J.A. Gruys & C. de Wolf, Thesaurus 1473-1800 van J.A. Gruys. | |
De Gids 157 (1994),nr. 11/12 Dit dubbelnummer is geheel gewijd aan internationale poëzie. | |
De Gids 158 (1995),nr. 1 Het eerste nummer van deze jaargang bevat onder meer enkele gedichten en prozabijdragen. | |
Levende Talennr. 495 (1994) De laatste aflevering van deze jaargang is een themanummer over de beoordeling van literatuurmethoden. Voor de neerlandistiek zijn de volgende bijdragen van belang: Wam de Moor: Prangende vraag: hoe breng je leerlingen historisch besef bij? over de beoordeling van literatuurmethoden Nederlands (thema: literair-historisch), en Gert Rijlaarsdam: De beste methode is niet altijd de leukste en de leukste is niet altijd de beste, eveneens over de beoordeling van literatuurmethoden Nederlands (thema: literair-wetenschappelijk). | |
Levende Talennr. 496 1995) Dit nummer bevat onder meer een Verslag discussiebijeenkomst over STAAL (de nieuwe Cito-toets voor schriftelijke taalvaardigheden van allochtone en autochtone leerlingen in de eerste klas van het voortgezet onderwijs) van Ineke van de Craats en Annette Bogtstra. Verder is er een bijdrage van Cees Braas, Michel Couzijn en Kees van de Ven over taakbelasting van de leraar Nederlands: Gelijke monniken? | |
Literatuur 12 (1995),nr. 1 Het eerste nummer van deze jaargang begint met een artikel van Ton Anbeek over Hermans' oordelen over Nescio. Marianne Peereboom laat de lezer kennismaken met het werk van een zeventiende-eeuwse, sterk ondergewaardeerde dichter: Salomon van Rusting: rehabilitatie van een drekpoëet. Het artikel van Emile Wennekes gaat over muzikale verwijzingen in het werk van Frans Coenen en Frederik van Eeden: Zij had over de dood gehoord door muziek. In Alle worden is ontworden gaat Jef Bogman in op de schrijfwijze, klank, kleur en mystiek in Paul van Ostayens De feesten van Angst en Pijn. Verder worden in de rubriek Literatuurrecensies verschillende boeken besproken. | |
[pagina 283]
| |
Maatstaf 42 (1994),nr. 10 Dit nummer bevat enkele gedichten en prozabijdragen. Verder zijn er de volgende artikelen: Wilbert Smulders: Het einde van de modernistische poëtica (over literaire pop-art in Nederland), Paul van Capelleveen: Gerrit Komrij en het Vrije Vers, en Jan Willem Stutje: Tussen hoop en angst (over de communistische jaren van Jef Last).
nr. 11/12 Dit dubbelnummer heeft als thema ‘Groningen uit de kunst’. We vermelden hieruit de volgende bijdragen: Emile Henssen: ‘Geen van mijn vijanden heb ik ooit zo bewonderd als deze’ (over Willem Frederik Hermans en Philip Henry Kuenen), Hans van Straten: Een domineeszoon, lichtelijk ontspoord (over de Groninger jaren van A. Marja), en Willem Wilmink: Droomsfeervolkstoon-kinderverzen (over Hendrik de Vries). | |
Madoc 8 (1994),nr. 4 Dit nummer begint met een artikel van Tom Hage over de dood van Jan I van Brabant: Tornoye die minde hi sere. De bijdrage van Jaap van Moolenbroek gaat over Engelse koninginnen als opdrachtgeefsters van literatuur. Bart Besamusca belicht De vele gezichten van Chrétien de Troyes. Het artikel van Annette Gaalman gaat in op Het Sint-Bernulphusgilde en de middeleeuwse kunst. Verder vinden we in de rubriek Recensies een aantal korte boekbesprekingen. | |
Mededelingen JCW 17 (1994),nr. 3 Dit nummer begint met een bijdrage van A.J. Hanou Over de literatuur van de achttiende eeuw. F. Wetzels gaat in op De vagevuur-sprookjes van C.C. Vrancx en Jacob Campo Weyerman. Het volgende artikel is van P. Altena Kees is t'huis en loon na werk en gaat over De belegering van 's Hertogenbosch (1795) van Gerrit Paape. De laatste bijdrage is van S. Stel-van Staalduinen en behandelt de zeven hoofdzonden in De Rotterdamsche Hermes van Jacob Campo Weyerman: ‘Feilen zijner eeuw’. | |
Millennium 8 (1994),nr. 2 Het tweede nummer van deze jaargang is gewijd aan het thema ‘Bourgondische cultuur’ en bevat de volgende artikelen: Jelle Koopmans: Jean Molinet tussen opdrachtgevers en integriteit als dichter, Antoinette Naber: Bourgondische ridderethiek: ontwikkeling en verspreiding, Saskia Raue: De bibliofiele belangstelling van drie Bourgondische hertoginnen, Herman Brinkman: De weerklank van de Bourgondische hofliteratuur in het Middelnederlands, Rineke Nieuwstraten, Vervaardigers en bezitters van Raoul Lefèvres Histoire de Jason: kanalen voor de verbreiding van een idee, Bernhard Ridderbos: Vlaamse meesters en Italiaanse opdrachtgevers in de vijftiende eeuw, en Wilma Keesman: De Bourgondische invloed op de genealogische constructies van Maximiliaan van Oostenrijk. | |
Moer 1994,nr. 6 Deze aflevering is een dik themanummer over ‘Nederlands leren in meertalige klassen’. Het begint met een redactionele bijdrage van Theun Meestringa, Martine Jetten, Eric Wagemans en Elsbeth van der Laan-van Wees: NT1 + 2 = Eén. Twee artikelen gaan in op de behoeften van leerlingen: Taalproblemen van meertalige klassen (door Guuske Ledoux) en Meertalige studenten in het hoger onderwijs (door Corinne Sebregts). Er zijn twee bijdragen die de behoeften van docenten als onderwerp hebben: Het mooiste mozaik. Het combineren van NT1- en NT2-methoden (door Piet Litjens en Merlijn Jacobs) en Wachtend op nieuw materiaal (door Maaike Hajer, Ronald de Jong en Rob Theben Therville). Vijf artikelen gaan over didactische oplossingen: Grenzeloos, intercultureel taalonderwijs met fictionele teksten van hier en elders (door Liesbeth Hooijberg), Nederlands in meertalige klassen (door Monique van der Laarschot), SLIM voor Nederlands, interactie en samenwerking tussen leerlingen (door Pieter Batelaan en Marten Elkerbout), Vaktaal (door Hans Kok), en Interculturalisatie (door Malva Pattynama). Leermiddelen en nascholing worden behandeld in de volgende vier artikelen: Vaardigheden tweede-taaldidactiek in het reguliere lesrooster (door Harm Knijp- | |
[pagina 284]
| |
stra), Taalbeleid moet er zijn! NT2 en basisvorming (door Elise van der Erve, Thomas Jager en Wietske Miedema), Werken met Intrumenteel (door Dirkje Ebbers en Marijke Asscheman), en BV Taal in de praktijk (door Jaap Roorda en Regine Bots). Verder bevat het nummer onder meer recensies van de volgende boeken: Amos van Gelderen en Ron Oostdam, Mondelinge taalvaardigheid Nederlands (door Karen Laarveld en Jan Boland), en Mariet Hattink en Ella Bohnenn, Handleiding en Schema leervaardigheden (door Jet Peekel-Jeene). | |
De Negentiende Eeuw 18 (1994),nr. 4 Dit nummer bevat een artikel van Toos Streng over het Materialisme in de Nederlandse kunst- en literatuurbeschouwing tussen 1835 en 1860. | |
Onze Taal 63 (1994),nr. 11 Dit nummer wordt geopend met een bijdrage van Kas Deprez die de vraag beantwoordt Waarom ze hun Vlaams liever zien verdwijnen, waarin ‘ze’ verwijst naar sommige Vlamingen die hun taal graag inleveren voor het Nederlands. Dit nummer bevat ook het Juryrapport Onze-Taalprijs en een interview met de winnaar. Theo Uittenbogaard gaat in op De kunst van het redevoeren. In dier voege, dus! van Margreet Onrust en Rob Doeve behandelt verbandaanduidingen in schrijftaal. Het artikel van Mieke Trommelen en Wim Zonneveld, ‘Wat een dot van een pergóla...’, gaat over klemtoonregels in het Nederlands. Dat het Engels diverse valstrikken kent bij de vertaling in het Nederlands laat Harry Cohen zien in Matchmakers maken geen lucifers. Verder zijn er bijdragen in de rubrieken en series Reacties, Vraag en antwoord, Het proefschrift van..., Afkokers, Jargon en slang, Tamtam, InZicht en Ruggespraak.
nr. 12 Het laatste nummer van deze jaargang begint met een bijdrage van F. Jansen over De eerste woordjes van het taallerend kind. Nicoline van der Sijs behandelt de constructie ‘De moeder aller x’ - een arabisme. Verder zijn er vier artikelen die gewijd zijn aan het thema ‘Onze taal in het onderwijs’. De eerste is van Peter Burger: ‘Leerlingen moeten zich verwonderen over hun eigen taal’. Frans van Mieghem brengt in ‘Happy, aber nicht glücklich’ verslag uit van een themadag over de toekomst van het Nederlands als wetenschapstaal. Het artikel van Ted Sanders, ‘Breng samenhang aan’, gaat in op de vraag hoe je een begrijpelijke tekst schrijft. In Technobabble laat Harry Cohen zien hoe computertaal en omgangstaal elkaar beïnvloeden. Verder zijn er bijdragen in de rubrieken en series Reacties, Vraag en antwoord, Het proefschrift van..., Afkokers, De Taalgrens, Jargon en slang, Van woord tot woord, Tamtam, InZicht en Ruggespraak. | |
Onze Taal 64 (1995),nr. 1 Het eerste nummer van deze nieuwe jaargang wordt geopend door Harry Cohen met een bijdrage over de middelen die het Nederlands biedt voor de vervrouwelijking van beroepsnamen: Alle mensen worden zusters. Het artikel van Jacques Arends, De wetenschap van het woord, gaat over het boek The science of words, waarvan een vertaling is verschenen. Ko van Harn zet uiteen waar De i in ons alfabet vandaan komt. De bijdrage van Peter Bosman gaat over onuitgegeven manuscripten en de beoordeling daarvan: Ook een boek geschreven? Marinel Gerritsen en Renée van Bezooijen gaan in op Uitheemse woorden in Nederlandse mond. Verder zijn er bijdragen in de rubrieken en series Reacties, Vraag en antwoord, Het proefschrift van..., Van kaartenbak tot Koenen, Taalcuriosa, Tamtam, InZicht en Ruggespraak. | |
Septentrion 23 (1994),nr. 4 Het vierde nummer wordt geopend met een artikel van Jef Verheyen, Ne plus rien désirer! Patricia de Martelaere, waarin het werk van deze Vlaamse prozaschrijfster wordt gepresenteerd. In Martinus Nijhoff: maître hollandais du modernisme schetst Wiljan van den Akker het literair-historisch belang van deze auteur en schenkt hij aandacht aan de invloeden vanuit de Franse poëzie. In de rubriek Actualités worden in het | |
[pagina 285]
| |
oog springende evenementen in het Nederlandse taalgebied besproken. | |
Taalkundig Bulletin 24 (1994),nr. 3 Dit nummer begint met een artikel van Hotze Rullmann over De ambiguïteit van comparatieven met minder. Brigitte Kampers-Manhe analyseert De structuur van Franse composita en beargumenteert dat de Right-hand Head Rule geen adequate regel is voor de structurele configuratie van woorden. In Negatieve gebeurtenissen onderzoeken Henriëtte de Swart en Arie Molendijk de resultaten van het ontkennen van een gebeurtenis of een situatie voor de narratieve structuur van een tekst. In Een algebraïsche semantiek voor lokatieve PP's gaat Joost Zwarts in op de voordelen van een algebraïsche benadering van lokatieve PP's door deze categorie in termen van vectoren te interpreteren.
nr. 4 Het laatste nummer van deze jaargang wordt geopend door Guido Vanden Wyngaerd met een bijdrage over Partikelwerkwoorden in het Nederlands. Peter I. Blok en Jaap Hoepelman bieden in Komparatief, komparatiever, komparatiefst een oplossing voor de interpretatie van bepaalde comparatieve constructies. Sjaak de Mey tenslotte gaat in op ‘Al’ en ‘nog’ als temporele operatoren. | |
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 110 (1994),nr.4 Het laatste nummer van deze jaargang begint met een artikel van H. Schultink over Lambert ten Kate en de hedendaagse, Nederlandse morfologie. De bijdrage van Jeroen Jansen gaat in op De commentaar van de Aulularia en de creatie van de Warenar. Het derde artikel is van Rob van de Schoor: Kunst, vivisectie en het huwelijk. Over Victor van M.G.L. van Loghem (1888). Het laatste artikel is van A.Th. Bouwman en G. Warnar en gaat over Willem Vreese en de Ruusbroec-handschriften. In de rubriek Boekbeoordelingen worden de volgende werken besproken: F. Junius: Observationes in Willerami Abbatis Francicam Paraphrasin Cantici Canticorum (door M.J. van der Wal), C. Huygens: Trijntje Cornelis (door J.A. van Leuvensteijn), L.P. Grijp: Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw. Het mechanisme van de contrafactuur (door Kees de Bruijn), M.-Th. Leuker: ‘De last van 't huys, de wil des mans...’. Frauenbilder und Ehekonzepte im Niederländischen Lustspiel des 17. Jahrhunderts (door Dorthe Schipperheijn). | |
Tijdschrift voor Taalbeheersing 16 (1994),nr. 4 Het laatste nummer van deze jaargang wordt geopend met een bijdrage van H. Houtkoop-Steenstra over Vragen en antwoorden in gestandaardiseerde half-open interviews. H. Mazeland verdiept zich in de Argumentatie in gesprekken. Een conversatie-analytische aanzet. In Zoeken in een register geven M.F. Steehouder, N.E.M. Dingeldein, M. Scheeren en P. Mattheysen de resultaten van hun onderzoek naar de invloed die de plaats van paginanummers in de ingangen van een register hebben op de snelheid en accuratesse waarmee paginanummers opgezocht kunnen worden. E.T. Feteris, R. Grootendorst en P. Houtlosser geven een Bibliografie ‘Argumentatie-theorie’ 1993. | |
Verslagen en Mededelingen van de KANTL 1993,nr. 2/3 Dit dubbelnummer wordt geopend met een artikel van Rudolf van de Perre over Verhaalperspectieven in het proza van André Demedts. Het artikel van B.A.M. Ramakers, De gespeelde stad, gaat over de opvoeringspraktijk van het rederijkerstoneel getoetst aan zeven belegeringspelen. In Zware grond een laag van tegenstand behandelt Willy Spillebeen de poëzie van Ida Gerhardt. Opnieuw komen we Rudolf van de Perre tegen met een artikel over de poëzie van Gery Florizoone: De grachten zijn mijn zacht verweer. Ook Willy Spillebeen heeft een tweede artikel aan dit dubbelnummer toegevoegd: Over de reizen van Sinte Brandaan of de werkelijkheid van de fictie. De laatste bijdrage is van A. Keersmakers: Hendrik Conscience: De lange nagel (1837 en 1858). | |
Vestdijkkroniek 85 (1994)Dit nummer begint met een artikel van | |
[pagina 286]
| |
Bert Vanheste over de figuur Le Roy uit Vestdijks boek De ziener: In het land der blinden is Le Roy koning. ‘Vestdijk over politiek en fascisme’ is het onderwerp van het artikel Een politicus zonder partij? van J.H. de Roder. De bijdrage van Lutgarde Nachtergaele gaat over De ruimtebeleving in Vestdijks Verzamelde verhalen I. Brigitta Kasper-Heuermann verdiept zich in de Gemarkeerde intertextualiteit in De symfonie van Victor Slingeland. In Lopende receptie tenslotte gaat Rudi van der Paardt in op Modernisme (of meer?) in de Victor Slingeland-cyclus. | |
Vooys 13 (1995),nr. 1 Het eerste nummer van deze jaargang begint met een bijdrage van Jos Buurlage over de entree van Harry Mulisch in het literaire leven: Sympathiebetuigingen, polemieken en een vadermoord. In Bordewijk en het beest geeft Kenneth Gabreëls een interpretatie van Bordewijks grotesken in cultuurfilosofische context. D'ontdekte geveinsdheid van Inger Leemans en Wendy Peeters gaat over Nederlandse pornografie uit de zeventiende eeuw. Verder is er een interview van Hetty Bouwhuis en Christien Bok met Karin Overmars over de huidige stand van zaken in de literaire kritiek, de verhouding tussen oordelen van recensenten en het lezende publiek, de zin en onzin van recensies en de aard van literatuur. | |
IJsselakademie 17 (1994),nr. 4 In de dialectrubriek Warkschrift vinden we onder meer een aantal gedichten in verschillende dialecten. | |
De Zeventiende Eeuw 10 (1994),nr. 2 In dit nummer vinden we een bijdrage van Louis Peter Grijp over de receptie van geuzenliederen, in het bijzonder in de contrafactuur: Van geuzenlied tot Gedenckclanck. Verder is er een artikel van Hans Luyten, Jan Bloemendal en Grieta Felix over het Latijn in Jacob Cats' Sinne- en minnebeelden: Ad nova semper hians (Steeds naar iets nieuws verlangend).
Jan Nijen Twilhaar |
|