| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Het Bilderdijk-Museum 10 (1993)
Marca Bultink schrijft over de relatie tussen Willem Bilderdijk en Johan Valckenaer: Bilderdijk en zijn weldoener. M. van Hattum bespreekt het lesmateriaal van Bilderdijk voor Koning Lodewijk Napoleon in ‘Hy verstaat geen Hollandsch’. Tot besluit volgt een lijst Recente literatuur.
| |
Bzzlletin 23 (1994),
nr. 214
In dit nummer staat onder meer een bijdrage van Jeroen Brouwers: Drie protocollen over de zelfverkozen dood. In Ik is steeds een ander maakt Ron Elshout een excursie door werk van Huub Beurskens. De bijdrage van Jos Radstake, Zuiver, hoog en met een langzaam gekmaken crescendo gaat over klassieke muziek in recent proza. In ‘Poëzie moet een gevoelige snaar zien te raken’ heeft Robert-Henk Zuidinga een gesprek met de in 1990 overleden dichter Nico Scheepmaker.
nr. 215
Dit themanummer is gewijd aan de Franse auteur Louis-Ferdinand Céline.
| |
Dietsche Warande & Belfort 139 (1994),
nr. 2
Dit nummer bevat een groot aantal prozabijdragen en gedichten. Verder zijn er besprekingen van nieuwe essays van J.F. Vogelaar en van werk van Tessa de Loo, Margriet de Moor en Henk van Woerden.
| |
Dokumentaal 23 (1994),
nr. 2
In dit nummer vinden we een groot aantal bijdragen in de rubrieken Vakgenootschap, Geel en groen, Van de administratie, Van de stichtingen, Van de redactie, Gepromoveerd, Uitgaven in voorbereiding, en Pas verschenen. In de rubriek Recensie bespreekt J.B. Oosterman het volgende werk: K. Lassche, Het Gruuthuse-handschrift. Woordindex met gegevens over de concordantie.
| |
De Gids 157 (1994),
nr. 3/4
Dit dubbelnummer is gewijd aan het Holland Festival 1994 en probeert in de verschillende bijdragen de kunstrichtingen te doorgronden en te analyseren die tijdens dit jaarlijkse festijn voor het voetlicht treden.
nr. 5
In dit nummer staan onder meer enkele gedichten en prozabijdragen.
| |
Kritisch Lexicon van de Nederlandstalige Literatuur na 1945, 53e aanvulling (mei 1994)
In deze aanvulling komen de volgende auteurs en hun werk aan de orde: Frans Budé (door Ewout van der Knaap), Hugo Claus (door K. Beekman), Christine D'haen (door Paul Claes), Inez van Dulleman (door Daan Cartens), Bas Heijne (door Peter Henk Steenhuis), F.B. Hotz (door Anton Korteweg en J.M.J. Sicking), Patricia de Martelaere (door Bart Vervaeck), en Erik Spinoy (door Hans Vandevoorde).
| |
Leuvense Bijdragen 83 (1994),
nr. 2
Het tweede nummer van deze jaargang bevat twee artikelen op het gebied van de neerlandistiek: F. Claes met Oude dateringen van Nederlandse woorden en R. Lievens met Jesu Dulcis memoria in het Middelnederlands.
In de rubriek Boekbesprekingen wordt onder meer het volgende werk gerecenseerd: H. Scholtmeijer, Het Nederlands van de IJsselmeerpolders (door R. van Hout).
| |
Levende Talen
nr. 489 (1994)
In dit nummer staat onder meer een artikel van Theun Meestringa e.a. over de integratie van eerste- en tweede-taalonderwijs: Taal leren in de lessen Nederlands, kan dat?
| |
| |
nr. 490
Dit nummer bevat zestien artikelen die alle gaan over het woordenboek in de praktijk.
| |
Literatuur 11 (1994),
nr. 3
Dit nummer begint met een artikel van Vincent Kraan over de legende van de zogende dochter volgens Monika van Paemel: Gevoed met verhalen. In Beschaafd tafelen gaat Theo Meder in op de etiquetteregels bij de middeleeuwse elite van de Lage Landen. Kouwenaar en Boutens van A.L. Sötemann is een bewerking van de toespraak die de auteur hield bij de opening van de tentoonstelling ‘Gerrit Kouwenaar’ in het Letterkundig Museum te Den Haag op 4 november 1993. In Het vermaak der hartstochten laat Jan Konst zien dat de toneeltheorie uit de tweede helft van de zeventiende eeuw antwoord geeft op de vraag waarin het ‘vermaak’ bestaat van een schokkende tragedie vol gruwelen en wreedheden. De bijdrage van Luc Renders gaat over Het Vlaams-Afrikaanse proza en het kolonialisme. Verder heeft Annette Portegies een interview met Karel Porteman, hoogleraar in de Nederlandse letterkunde van de renaissance en het classicisme aan de universiteit van Leuven.
In de rubriek Literatuur-recensies worden onder meer de volgende boeken besproken: Nederlandse literatuur, een geschiedenis, Marijke Meijer Drees, Kees Singeling, Theo Meder e.a., Nederlandse literatuur, een handleiding (beide door G.J. van Bork), Klein kapitaal uit het handschrift-Van Hulthem (door Saskia Raue), en The Berkeley Conference on Dutch Literature 1991: Europe 1992, Dutch Literature in an International Context (door Carl Niekerk).
| |
Maatstaf 42 (1994),
nr. 3/4
Dit dubbelnummer bevat een groot aantal gedichten. Verder zijn er twee essays opgenomen: Rob Schouten, Natuur met een stiefmoeders hand. Klimaatverandering en verstedelijking in de Nederlandse poëzie, en Herman Leenders, De voetsporen van Adriaan Roland Holst.
| |
Madoc 8 (1994),
nr. 1
In dit nummer vinden we onder meer een artikel van P.C. van der Eerden over De verbeelding van het duivelse kwaad.
In de rubriek Recensies worden onder meer de volgende boeken besproken: W.P. Gerritsen en A.G. van Melle (red.), Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst (door W. van Anrooij), Th. Mertens e.a., Boeken voor de eeuwigheid. Middelnederlands geestelijk proza (door Herman Vekeman), Marcel van der Voort, Van serpenten met venine. Jacob van Maerlant's boek over slangen hertaald en van herpetologisch commentaar voorzien (Annelies van Gijsen).
| |
Mededelingen JCW 17 (1994),
nr. 1
Het eerste nummer van deze jaargang begint met een artikel van Rob Beentjes, getiteld ...En de man hiet Jan van Gyzen, waarin hij een verslag geeft van twaalf jaar lief en leed in Jan van Gysens Weekelyksche Amsterdamsche Merkuuren (1710-1722). Barbara Sierman licht ons in over Relaties van Weijerman. Adèle Nieuweboer sluit dit nummer af met haar artikel Een driehoeksverhouding?, waarin zij ingaat op de relaties tussen Anacreon, Ifis en Weijerman.
| |
Moer 1994,
nr. 2
Dit nummer begint met een artikel van Lodewijk de Groot, Nederlands, maar nu eens met de computer, een verslag van een studiemiddag. Het tweede artikel is van A. van Aken-van de Leur, Ed de Graaf, Frank 't Hart, Hans Hulshof en Kees van de Ven: Samenvatting vwo: Hoe beoordeel je het klad?
In de rubriek Recensies bespreekt Peter Vijverberg A.M. Veen en A.C.A.M.: Kindercentra en meertaligheid, L. Verhoeven, G. Extra, O. Konak e.a.: Tweetaligheid bij allochtone kleuters en E. Wagenaar: Tweetaligheid in het aanvangsonderwijs. Frans van Hilst bespreekt Ed Olijkan: Lezen tot de tweede.
nr. 3
In dit nummer staat een artikel van Wiebo Spoelstra over de invoering van het leesdossier: Eenheid in verscheidenheid. In
| |
| |
de rubriek Recensie vinden we een bespreking van Jan Mulder en Monique Wijffels, Literatuur en persoonlijke ontwikkeling (door Clary Ravesloot). Verder is er in de rubriek Verslag een bijdrage van Ben Vaske en Heribert Korte over De neerlandicus en de arbeidsmarkt.
| |
Neerlandica Extra Muros 32 (1994),
nr. 2
Dit nummer wordt geopend door E.M. Uhlenbeck met De positie van woord en zin in taal én taalwetenschap. In Wie niet horen wil, moet maar voelen gaat Maria Garthoff-Zwaan in op twee uitspraakmethoden voor het Nederlands, aangevuld met uitspraakadviezen op zangpedagogische basis. De bijdrage van Ton J. Broos gaat over drie schrijvers van kunstlevens in de achttiende eeuw: ‘Onze pen zal tot penseel verstrekken’. Kees Groeneboer vraagt zich af of het Nederlands een hulptaal kan worden in eenwordend Europa: Het Nederlands als Intereuropese hulptaal?
Verder is in dit nummer onder meer een groot aantal korte boekbesprekingen opgenomen.
| |
De Negentiende Eeuw 18 (1994),
nr. 2
Dit nummer heeft als thema ‘De Vrouwenkwestie rond 1870’. We vinden hierin onder meer de volgende twee artikelen: Fia Dieteren, De Vrouwenkwestie in de negentiende eeuw, en Marieke Hellevoort, Nicolaas Beets, Jan Pieter de Keyser en de Vrouwenquaestie.
| |
Ons Erfdeel 37 (1994),
nr. 3
Dit nummer wordt geopend met een artikel van Dick van Teylingen over Judith Herzbergs toneelwerk: Huizen waar net de stukadoors uit zijn. In Twintig centimeter boek. Voor wie? bespreekt Cyrille Offermans de reeks essays Vertoog en literatuur, die in het kader van Antwerpen '93 is verschenen. Marita Mathijsen gaat na waar De minachting voor de negentiende eeuw vandaan komt en wat er kan worden gedaan om dit misverstand uit de wereld te helpen. Stefaan Evenepoel bespreekt in Van Ahaloth tot Zwoord de taal en poëzie van Hubert van Herreweghen. Het artikel van Kees Groeneboer gaat over Het Nederlands op Formosa ten tijde van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. In zijn artikel Dichters die nog maar namen lijken bespreekt A.L. Sötemann het werk van Henriëtte Roland Holst. Leo Apostel geeft in Rationaliteit in ritueel en mystiek een synthese van het denken van de Nederlandse filosoof Frits Staal.
In de Culturele kroniek vinden we besprekingen van recente literaire werken van o.a. Chris van Geel, Eriek Verpale, Elly de Waard, Tessa de Loo, Hugo Bousset, Ad Zuiderent, Guido van Heulendonk, Guillaume van der Graft, Jacqueline Bel, Rob Schouten, Herman Vos en Gabriëlle Demedts.
| |
Onze Taal 63 (1994),
nr. 5
Dit nummer wordt geopend met een bijdrage van Nicoline van der Sijs over het ontstaan van zogenaamde nepleenwoorden: Pseudo-ontleningen. Peter Burger gaat in op De spellingverandering die niet doorging. In De tekstschrijver als ambassadeur van de lezer wordt een gesprek gevoerd met Felix van de Laar, voorzitter van TekstNet. In Het Nederlands is bijna af onderzoekt Erik van der Spek wat de drie in 1993 verschenen standaardwerken over taalverzorging toevoegen aan vertrouwde werken als Schrijfwijzer en Stijlboek.
Verder zijn er bijdragen in de rubrieken en series Reacties, Vraag en antwoord, Van kaartenbak tot Koenen, Het proefschrift van..., Gedicht voor Onze Taal, Jouw Taal, Afkokers, Van woord tot woord, InZicht en Ruggespraak.
nr. 6
In dit nummer vinden we drie artikelen over het Nederlands als tweede of vreemde taal: Jan Erik Grezel, Verplicht Nederlands leren over de zin en noodzaak van een verplichte cursus Nederlands voor ‘nieuwkomers’, A.G. Sciarone, Verplichtstelling Nederlands voor allochtonen, waarin de auteur zich afvraagt of er sprake is van een nieuwe taak voor de basisschool, en Peter Burger en Jaap de Jong, Schrijven in het Nederlands, waarin een Rus, een Japanse en een Tsjech voor wie onze taal middel van bestaan is, zich uitlaten over de Nederlandse taal en haar gebruikers.
| |
| |
Verder zijn er verschillende artikelen over onder meer politiek taalgebruik, voetbaltaal en spelling, een groot aantal kleine bijdragen en bijdragen in de rubrieken en series Reacties, Vraag en antwoord, Het proefschrift van..., Jargon en slang, Gedicht voor Onze Taal, Jouw Taal, Afkokers, InZicht en Ruggespraak.
| |
Queeste 1 (1994),
nr. 1
Dit nieuwe tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden tot 1600 werd opgericht vanuit de medioneerlandistiek en is tekenend voor de bloei die de studie van de Middelnederlandse letterkunde de laatste jaren doormaakt. Om de medioneerlandistiek in het buitenland onder de aandacht van de lezer te brengen biedt het ook plaats voor niet-Nederlandstalige artikelen en worden de opgenomen bijdragen van een anderstalige samenvatting voorzien. De combinatie van taal- en letterkunde is losgelaten, maar de interdisciplinaire invalshoek die het tijdschrift wil nastreven, biedt gelegenheid om ook taalkundige aspecten van het onderzoek aan de orde te stellen. G. Croenen en J.D. Janssens hebben de eer het eerste nummer van de eerste jaargang te mogen inleiden met een artikel over de betekenis van het pas gevonden fragmentje van ‘Arturs Doet’: Een nieuw licht op de Lancelotcompilatie? Erwin Huizenga gaat in op de astronomie in een Middelnederlands verzamelhandschrift in ‘Die conste vanden almenack’. In het derde en laatste artikel, What is Truth?, onderzoekt Orlanda S.H. Lie de literair-historische ontwikkelingen die bepalend kunnen zijn geweest voor de vorm waarin Middelnederlandse teksten werden geschreven: in verzen of in proza.
In de rubriek Naar aanleiding van... wordt aandacht besteed aan de volgende werken: F.P. van Oostrom, Aanvaard dit werk. Over Middelnederlandse auteurs en hun publiek (door J.D. Janssens), Jozef Janssens, De middeleeuwen zijn anders. Cultuur en literatuur van de 12de tot de 15de eeuw (door Frits van Oostrom), J.J.M. Beckers, Een tekst voor alle tijden: Een onderzoek naar de receptiesituatie van de oudste overgeleverde versies van Lanceloet van Denemerken (door Wim Hüsken), W.P. Gerritsen en A.G. van Melle (red.), Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst (door A.M.J. van Buuren), en Bart Besamusca, Walewein, Moriaen en de Ridder metter mouwen. Intertekstualiteit in drie Middelnederlandse Arturromans (door J.H. Winkelman).
| |
Septentrion 23 (1994),
nr. 2
Jan van de Vegt schetst een beeld van het huidige onderzoek met betrekking tot het genre van de biografie in Nederland, die de laatste jaren een grote bloei kent: L'épanouissement de la biographie aux Pays-Bas. Jos Borré besteedt aandacht aan Le phénomène Tom Lanoye. In Van Oorschot/Peskens: vitalité et tradition presenteert Pierre H. Dubois het werk van Geert van Oorschot.
| |
South African Journal of Linguistics 12 (1994),
nr. 1
Het eerste nummer van deze jaargang wordt geopend met een artikel van Elda van der Merwe, Oosgrensafrikaans - 'n vooronderzoek, waarin wordt gesteld dat er over de genoemde variëteit van het Afrikaans nog weinig studies bestaan en waarin ze laat zien hoe een onderzoek daarnaar kan worden aangepakt. Henny Broekman gaat in op The agent principle parameter in het Nederlands.
| |
Spektator 23 (1994),
nr. 1
Deze jaargang begint met een artikel van P.J.A. Franssen en B. Hartlieb: Is de prozatekst over Virgilius de tovenaar oorspronkelijk in het Nederlands geschreven? In Circelend en tastend lezen hebben Jaap Goedegebuure en Odile Heynders een gesprek met de hoogleraar Franse letterkunde Sam Dresden. Over literatuuropvattingen als instrument voor beeldvorming gaat het artikel Bordewijk als criticus van Nel van Dijk. H. Schultink tenslotte geeft in zijn overzichtsartikel de ontwikkelingsgang weer binnen Een eeuw Nederlandse morfologie.
In de rubriek Aankondiging en bespreking vinden we onder meer de volgende
| |
| |
recensies: Marcel van der Voort, Van serpenten met venine. Jacob van Maerlant's boek over slangen hertaald en van herpetologisch commentaar voorzien (door Willem Kuiper), en Jacqueline Bel, Nederlandse literatuur in de fin de siècle. Een receptiehistorisch overzicht van het proza tussen 1885 en 1900.
| |
Spiegel der Letteren 36 (1994),
nr. 1
Dit nummer begint met een artikel van A.C. Hemmes-Hoogstadt over Hoofse liefde binnen strakke regels: een van de ‘Lundse’ gedichten onder de loep. G.C. Zieleman gaat in op Vondels dichtbrief ‘Aen Mynheer den Drost van Muyden’. B. Yans bespreekt het Schopenhaueriaanse facet van Nescio's werk in Nescio als ‘Animal Metaphysicum’.
In de rubriek In margine gaat M. van Vaeck in zijn artikel ‘Wilje niet een lootje wage’ in op enkele loterijvoorstellingen in literatuur en schilderkunst. De tweede bijdrage is van J. Schoolmeesters: Een geschiedenis van de Nederlandse literatuur is niet onmogelijk.
In de rubriek Boekbesprekingen worden de volgende werken besproken: A. Th. Bouwman, Reinaert en Renart (door R. Van Daele), P. De Rynck, A. Welkenhuysen, De Oudheid in het Nederlands. Repertorium en bibliografische gids (door A. Wils), en L. Simons, Een graf in Westende. Literair-historische randschriften (R.F. Lissens).
| |
Vestdijkkroniek 82 (1994)
Ook deze aflevering gaat over de invloed van en op S. Vestdijk: Vestdijk en de anderen II. Dit themanummer wordt geopend door Willem G. van Maanen met zijn bijdrage De bewonderde meester. A. van Luxemburg-Albers verdiept zich in de Intertextualiteit: wat, waarom en hoe? Harry Bekkering bespreekt De actualiteit van De glanzende kiemcel Ook de bijdrage van Th. Ph. Verstraten gaat over intertextualiteit: Fred S. en Josef K. gevonnist, een kwestie van intertextualiteit, waarin verband wordt gelegd tussen Fred S. uit Juffrouw Lot en Josef K. uit Kafka's Der Prozesz. Het artikel van Gerrit Jan Kleinrensink gaat over S. Vestdijk en Willem Brakman: hellevaart à deux.
| |
Vooys 12 (1994),
nr. 3
Marc Kregting geeft informatie rond Arthur van Schendels De wereld een dansfeest in Wie twijfel en geloof tezamen heeft. Het tweede artikel is van Hans van Stralen: Bergson, Reve en het komische. In Vondel over Kellendonk gaat Peter Buwalda in op Kellendonks Geschilderd eten en zijn literatuuropvatting. Verder vinden we in dit nummer een interview van Nicolien Herblot en Yasco Horsman met Frans Ruiter en Wilbert Smulders over de rol van de literatuur in de postmoderniteit, trash, de taak van de letterenstudie en de teloorgang van de macho in de Nederlandse literatuur.
| |
IJsselakademie 17 (1994),
nr. 2
In de dialectrubriek Warkschrift vinden we dit keer enkele gedichten en prozabijdragen, geschreven in de dialecten van Kampen, Giethoorn en Hattem.
| |
De Zeventiende Eeuw 10 (1994),
nr. 1
In dit nummer met congresbijdragen vinden we onder meer een artikel van Marijke van der Wal over De Opstand en de taal. Nationaal bewustzijn en het gebruik van het Nederlands in het politieke krachtenveld. Louis Peter Grijp gaat in op het geuzenliedboek in de Gouden Eeuw: Van geuzenboek tot Gedenck-clanck. De bijdrage van Marijke Spies gaat over Verbeeldingen van vrijheid: David en Mozes, Burgerhart en Bato, Brutus en Cato. Over de rol van Willem van Oranjes vierde vrouw bij historici en toneelschrijvers gaat het artikel van Lia van Gemert: ‘Hoe dreef ick myn sweet’: de rol van Louise de Coligny in de Oranjedrama's. De bijdrage van L. Strengholt en A. Leerintveld gaat over De pers in vrijheid. Hoofts Histoorien (1642) als boek. F.C. van Boheemen en Th. C.J. van der Heijden belichten ‘De verlossinghe van die stede’: rederijkers en feestcultuur tijdens de Opstand.
Jan Nijen Twilhaar
|
|