| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Achterbergkroniek 11 (1992), nr. 2
Dit nummer begint met een artikel van Odile Heynders, Spoorzoeken in de poëzie van Achterberg, waarin de auteur ingaat op de vraag of Achterberg gezien moet worden als het beginpunt van de experimentele ontwikkeling in de Nederlandse poëzie. Fabian R.W. Stolk geeft in zijn bijdrage Een vrouw als vonk der verzen, bedenkingen bij Achterbergs poëtica een andere interpretatie aan de dichter en zijn poëtica. In Achterberg en close reading bespreekt A. Middeldorp verschillende interpretaties van Achterbergs poëzie. Klaus Zickhardt gaat op zoek naar Trouwen en getrouwd-zijn bij Achterberg. C. de Zoeten sluit dit nummer af met In de Achterhoek; een herlezing van ‘Hoonte’.
| |
Het Bilderdijk-Museum 9 (1992)
Deze jaargang bevat twee artikelen. Het eerste is van Ton Geerts: Bilderdijks ontwerpen voor penningen en cachetten. een onbekend aspect van zijn tekenkunst. Het andere is geschreven door Marita Mathijsen en gaat over Bilderdijk en de Leidse student-auteurs uit de jaren dertig van de negentiende eeuw.
Er zijn verder twee boekaankondigingen: W. van der Zwaag, Willem Bilderdijk: vader van het Réveil (door L. Engelfriet) en Johannes Kinker (1764-1845) Briefwisseling (Deel I: 1792-1822) (door M. van Hattum).
Tenslotte is er een overzicht van recente literatuur op het gebied van de Bilderdijkstudie.
| |
Bzzlletin 22 (1992), nr. 198
Dit nummer is gewijd aan de schrijver J.A. Deelder. Het begint met een interview dat Henk Blanken de schrijver heeft afgenomen. Verder zijn er bijdragen van Simon Vinkenoog, Patrick van den Hanenberg, Bart Chabot, Rob Schouten, Ron Elshout, Deelder zelf, Koos Hageraats en Robert-Henk Zuidinga.
| |
nr. 199
Dit nummer gaat over Paul Rodenko. Het begint met een bijdrage van Koen Hilberdink, getiteld Op zoek naar medestanders: Paul Rodenko 1920-1976. In De hand die ons beweegt gaat Truusje van de Kamp in op de gestiek van pen en penseel in het werk van Paul Rodenko. Wiel Kusters bespreekt de poëzie-opvattingen van Paul Rodenko in Poëzie, wrede machine. Over Rodenko en Achterberg gaat de bijdrage Een criticus en zijn poëtisch referentiepunt van Odile Heynders. Huub Beurskens houdt in Bedenkingen van een hartevreter een pleidooi voor meer gedicht en minder dichter. In Het vergeten lichaam belicht Koen Vergeer de actualiteit van Paul Rodenko's poëzietheorie. Verder is er een prozafragment van Rodenko zelf, Praairapport, uitgegeven door Koen Hilberink.
| |
Dietsche Warande & Belfort 137 (1992), nr. 4
In dit nummer vinden we een aantal gedichten en prozabijdragen. Er is een interview met de schrijfster Margaretha Ferguson, afgenomen door Wam de Moor, Toine Heijmans en Annemieke van Delft. Ook treffen we drie essays aan: Annick Cuynen, Carmen in een koperen tuin, Bart Vervaeck, Chaos uit orde, en Arie Storm, Een Oedipus in deconstructie. Verder zijn er boekrecensies in de rubrieken Kroniek en Boekbesprekingen.
| |
nr. 5
Dit nummer bevat een aantal gedichten en prozabijdragen. Verder is er een interview met Guillaume van der Graft, afgenomen door Wam de Moor, Annemarie van Delft en José Hiel. Wiel Kusters' bijdrage gaat Over ‘Hemel en aarde’ van Pierre Kemp. In Vrydag en Vrijdag geeft J.P. Smuts een intercontextuele lezing van het korte verhaal van Chris Barnard en het toneelstuk van Hugo Claus.
| |
| |
| |
Dokumentaal 21 (1992), nr. 3
Dit nummer bevat een kort artikel van Carlien Boelhouwer, Van een database-programma en een tijdschriftenbibliografie, waarin zij haar bevindingen met het database-programma Cardboxplus in kaart brengt.
In de rubriek Groen en geel pleit J.M.J. Sicking met zijn bijdrage De documentatie van de Nederlandse letteren: toch weer het kind van de rekening? voor het behoud van de bibliografische voorziening Mededelingen van de Documentatiedienst.
De rubriek Recensie bevat o.m. besprekingen van de volgende boeken: J. de Vries en F. de Tollenaere, m.m.v.A.J. Persijn, Etymologische woordenboek (door M.J. van der Wal), en J. Koopmans en P. Verhuyck, Een kijk op anekdotencollecties in de zeventiende eeuw (door Berry Dongelmans en Paul Koopman).
| |
Gezelliana 1992, nr. 1
Het eerste nummer van dit jaar wordt geopend met het artikel Roos van C. D'haen, waarin de auteur laat zien op welke manier de ontcijfering en reproductie van poëzie-handschriften informatie kan geven over een aantal belangrijke aspecten van de tekst. In Zijn maniere van werken uiteen doen gaat P. de Bruijn in op de tekstontwikkeling van Gezelles gedicht ‘De donderrroe’. M. Wildiers bespreekt in Met Gezelle naar de sterren kijken de rol die de sterrenhemel in Gezelles gedichten speelt.
Verder is er een tamelijk uitgebreide bibliografie van publikaties over het jaar 1991.
In de rubriek Boekbesprekingen worden de volgende werken gerecenseerd: Christine D'haen, De wonde in 't hert. Guido Gezelle: een dichtersbiografie, Michel van der Plas, Mijnheer Gezelle. Biografie van een priester-dichter (1830-1899) (beide door A. Keersmaekers), en Jozef Vanden Bussche c.p., Ignatius (George) Spencer Passionist (1799-1864), Crusader of Prayer for England and Pioneer of Ecumenical Prayer (door J. de Mûelenaere).
Tot slot is er een aantal mededelingen over 1991 in de rubriek Kroniek.
| |
De Gids 155 (1992), nr. 9
In dit nummer staan onder meer enkele gedichten en een prozabijdrage. Verder bevat het een essay van Léon Hanssen Versteende bloemen en vervloeiende grenzen. Huizinga en de cultuurkritiek.
| |
Hollands Maandblad 34 (1992), nr. 10 en 11
Beide nummers van dit tijdschrift bevatten gedichten en prozabijdragen.
| |
De Kantieke Schoolmeester 1/2 (1992)
In dit dubbelnummer, dat 645 pagina's telt, zijn 32 bijdragen opgenomen, die over verschillende rubrieken zijn verdeeld. We geven hier een opsomming van de titels en de bijbehorende auteurs: Willy Van Cannegem, De schoolstrijd (editoriaal), Theo D'Haen, Over Louis Paul Boons De Kapellekensbaan, Wim de Poorter, De Kapellekensbaan & Zomer te Ter-Muren revisited, Paul de Wispelaere, Aantekeningen omtrent Boons ideeën over kunstenaar en kunst in De roode vaan en Front, Anninck Cuynen, De kapellekensbaan in De Kapellekensbaan, R.J. van de Maele, Zijn en tijd in Louis Paul Boons groot gastenboek, Annie van den Oever, Tussen roman en kroniek, Jan van Avezaath, Van ‘een verwarde poespas’ tot ‘een geraffineerd simultaan’, Monika van Paemel, Het verwerven of het heroveren van de taal, Jerzy Koch, Boon en Multatuli, Paul Pelckmans, ‘Zo wil dit Geuzenboek dan een soort bijbel zijn...’, Mieke Strynckx, De focalisatietheorie in praktijk: een analyse van Niets gaat ten onder, Herman Heyse & Rik van Daele, De Reynaertbronnen van Louis Paul Boon, Katrien De Gelder, Het vroege werk, Marcel Wauters, De poëzie van Louis Paul Boon, Wim Van de Velden, De zwarte hand of de illusie van het schone en het verhevene, Aloïs Gerlo, Stalinisme en pilchards,
| |
| |
Marcel Wauters, Een rusteloos mens, Ivo Machiels, Boons beeldend werk tot 1942, Bert Vanheste, Gij zult slechts dromen wat gij publiceren kunt, Louis Paul Boon, Gij zult slechts meenemen wat gij dragen kunt, Lucienne Muylaert & Bart Vanegeren, Secundaire Boon-bibliografie (1981-1985), Kris Humbeeck, L.P. Boons ‘verzamelde’ hoorspelen, Jeroen Olyslaegers, Geuzenboon & verwante projecties, Kris Humbeeck, Een nieuwe archivaris, Stefan Franck & Bart Vanegeren, Coninx te rijk, John Ike, Opdat het onze grote vrede wordt, Ivo Machiels, Boon in Hoogstraten, Bart Vanegeren, Naar het vogeltje gekeken, BV/KH, Mededelingen van het L.P. Boon-genootschap, Rik van Daele, In memoriam Herman Heyse, en Bart Vanegeren, Dagboek van een Boon-zendeling.
| |
Kritisch Lexicon van de Nederlandstalige Literatuur na 1945, 47e aanvulling (november 1992)
Deze aanvulling bevat bijdragen over de volgende auteurs: Marion Bloem (door Saskia van Rijnswou), Graa Boomsma (door Hans Groenewegen), Nic van Bruggen (door Jan Schoolmeesters), Jozef Deleu (door Karel Osstyn), Geerten Meijsing (door Frank Joostens en Hugo Bousset), Jan Stavinoha (door Peter Nijssen), en J.J. Voskuil (door Harry Bekkering).
| |
Leuvense Bijdragen 81 (1992), nr. 4
Het laatste nummer van deze jaargang bevat uitsluitend boekrecensies. We noemen daarvan de volgende besprekingen: H. Ragotzky & H. Wenzel (Hrsg.), Höfische Repräsentation. Das Zeremoniell und die Zeichen (door H. Sievert), A.Th. Bouwman, Reinaert en Renart. Het dierenepos Van den vos Reynaerde vergeleken met de Oudfranse Roman de Renart (door J.D. Janssens), G. de Baere (ed.), Jan Van Ruusbroec, Vanden blinkenden steen, Vanden vier becoringhen, Vanden kerstenen ghelove, Brieven (door K. Ruh), C. Stetter (Hrsg.), Zu einer Theorie der Orthographie. Interdisziplinäre Aspekte gegenwärtiger Schrift- und Orthographieforschung (door F. Beersmans), en S. Gelhaus, Der Streit um Luthers Bibelverdeutschung im 16. und 17. Jahrhundert. Teil 2: Textband (door J. Erben).
| |
Levende Talen nr. 472 (1992)
Theo Witte bespreekt Vier nieuwe methoden voor de basisvorming Nederlands (Nieuw Nederlands, Klinker en Taalwijzer). Bozena van Mierlo-Dulinska gaat in op de Poëzie-beleving met muziek en tekeningen.
| |
nr. 473
Theo Witte bespreekt opnieuw Vier nieuwe methoden voor de basisvorming Nederlands (Op Niveau). Verder in dit nummer een verslag van een studiebijeenkomst door Marja Coenen en Anita van der Wal: Woordenschatdidactiek Nederlands als tweede taal.
| |
nr. 474
Dit nummer begint met een artikel van Erik Kwakernaak over de Ordeningsprincipes in de grammaticatraining met Duits als voorbeeld. Lily Coenen en Tanja Jansen doen verslag van een vakoverstijgend literatuurproject in hun bijdrage ‘De vreemdeling in de literatuur’. Verder is er een bijdrage van Eva Tol-Verkuyl: Het vak Nederlands in het voortgezet onderwijs: tussen Scylla en Charybdis?
| |
Literatuur 9 (1992), nr. 6
Het laatste nummer van deze jaargang begint met een artikel van Wybren Scheepsma, Onbekende literatuur door onbekende vrouwen, over vrouwenliteratuur in de middeleeuwen. Garrelt Verhoeven besteedt in zijn bijdrage ‘En koopt er geen dan met dees fraaie Faem’ de reisuitgaven van de zeventiende-eeuwse uitgever Gillis Joosten Saeghman. In Stichten met gedichten gaat Steef Post in op piëtistische dichtkunst in het achttiende-eeuwse Middelburg. Sjaak Onderdelinden bespreekt in Adriaan Morriën en de Gruppe 47 de betekenis van de Prijs van de Gruppe 47 en pro- | |
| |
beert een verklaring te geven voor het succes van Morriën in de jaren vijftig in Duitsland. Piet Franssen heeft een interview met Bas Hesselink over de uitgeverij HES en het afstoten van het tijdschrift Literatuur (waarvan Amsterdam University Press de uitgever wordt). W. van Anrooij gaat in op Middelnederlandse literatuur, Noord-Duitsland en de Oostzeelanden.
| |
Maatstaf 40 (1992), nr. 10
Behalve enkele gedichten en prozabijdragen bevat dit nummer de volgende artikelen: Paul Gellings, Bohème permanente, een reactie op het artikel van Frans Ruiter en Wilbert Smulders in het vierde nummer van deze jaargang. De bijdrage van Hans Neervoort, Gek maar niet goed, gaat over Het schip Herman Manelli van Koos van Zomeren. Er is een artikel van Emile Henssen, getiteld Geerten Gossaert en de Nederlandse Kultuurkamer. Over Lodewijk van Deyssel en Henry Wildermuth gaat de bijdrage ‘That fuller understanding, each tot each’ van Harry G.M. Prick.
| |
Mededelingen JCW 15 (1992), nr. 2
Dit tweede nummer begint met een verslag van Tanneke Schoonheim, Rob Tempelaars en Dick Wortel, waarin zij de lezer inlichten Over het Woordenboek op (de werken van) Jacob Campo Weyerman. Adèle Nieuweboer gaat in haar bijdrage in op Weyerman en gelegenheidswerk. In Spelen met de dood III bespreekt Machteld Bouman een literair fenomeen dat in de achttiende eeuw zeer populair was: het genre van de schertsbegrafenis. Het laatste artikel in dit nummer is van Everhard Hofland en gaat over Prijzen van boeken van Weyerman in de Naamlyst van Ferwerda.
In de rubriek Boekbesprekingen wordt het volgende boek besproken: R.P.L. Arpots, Vrank en Vry, Johannes le Francq van Berkheij (1729-1812).
| |
Moer 1992, nr. 6
Fenna Margriet Feitsma & Milja Vels bespreken in Taaltuinontwikkelingen de taaltuinmethode, een alternatieve methode voor het moedertaalonderwijs. Xander Noë doet in Taalvaardigheid in ontwikkeling verslag van een poging om verschillende onderdelen van taalvaardigheid geïntegreerd te toetsen.
Er worden twee boeken besproken in dit nummer: H. Gerritsma e.a., Zestien plus Verzorging. Een programma Nederlands als tweede taal (door Annelieke van Geffen), en Piet Mooren, Anne Vermeer en Herman Verschuren (red.), De verborgen plaats van kinderliteratuur op school (door Karen Woets).
| |
nr. 6
In dit nummer vinden we een bijdrage van Roos Hoogedoorn, Wat vertel je mij nou?, over het herschrijven van verschillende soorten teksten in het basisonderwijs. In Informatief schrijven bespreken Catherine Milo en Heleen Vellekoop een lessenreeks communicatief en procesgericht schrijven voor de tweede klas van het voortgezet onderwijs. Martien de Boer beschrijft De basis voor een leerplan Fictie in de basisvorming.
Verder is er o.m. een recensie van het boek Henk Lammers, Taal in tweevoud. Communicatieve competentie, taalvaardigheid & het onderwijs in het Nederlands (door Albert Kamer), en een verslag van Lotteke de Kruijff over de European Dyslexia Conference 1992, die op 19 en 20 maart 1992 werd gehouden.
| |
Naamkunde 24 (1992), nr. 1-4
Deze jaargang bevat de volgende bijdragen: R. Rentenaar, Balgen in de Waddenzee, L.H. Maas, De toponymische elementen rood, bruin en geel, in het bijzonder in relatie tot de bodemgesteldheid, W van Osta, Donk: semantisch en etymologisch, F. Claes, Oude nederzettingsnamen en middeleeuwse geschiedenis in de streek van Diest, J. Molemans, Meting van de heerlijkheid Gruitrode-Solt (1792-1794), F. Debrabandere, Van Brakeleer tot Brunclair, en A. Marynissen, Naar aanleiding van de publikatie van de ‘Hessischer Flurnamenatlas’.
In de rubriek Boekbespreking wordt
| |
| |
het volgende werk besproken: J. de Vries en F. de Tollenaere, Etymologisch Woordenboek (door Frans Claes S.J.).
| |
Ons Erfdeel 35 (1992), nr. 5
Het laatste nummer van deze jaargang begint met een artikel van Anne Marie Musschoot over het werk van Paul de Wispelaere, die in 1992 afscheid nam als hoogleraar moderne Nederlandse literatuur aan de Universitaire Instelling Antwerpen: Paul de Wispelaere. Het eindeloze verzet tegen de voltooiing. Ewout van der Knaap bespreekt het werk van Budé in ‘Wij zijn geluid’. Frans Budé en De onderwaterwind:. De bijdrage van L.M. de Rijk gaat over de Logica en rhetorica in het politieke debat. In Met het oog op Frankfurt gaat Herbert van Uffelen in op de perspectieven voor de Nederlandse literatuur in Duitse vertaling. Alfons Goris verdiept zich in Herman Teirlinck en de vernieuwing van de toneelopleiding in Vlaanderen. In Wat er in het leven te koop is houdt Bregje Boonstra zich bezig met het werk van Els Pelgrom. Yvan de Maesschalck gaat in Het gelijk van Maarten 't Hart in op het essayistische werk van deze auteur.
In de Culturele kroniek worden publikaties besproken van F. Springer, Hella Haasse, Bob van Laerhoven, Ingrid vander Veken, A.R. de Kom, H.C. ten Berge, Dirk van Weelden, Aleidis Dierick en Bert Jansen. Verder zijn er recensies van de volgende werken: Boudewijn de Leeuw, Patrick de Wilde en Kris Verbeke, De briefwisseling van Guido Gezelle met de Engelsen 1854-1899 (door Karel Wauters), en J.D.F. van Halsema, Bijeen het vroeger en het later, de dichter Leopold en zijn bronnen (door H.T.M. van Vliet).
| |
Onze Taal 61 (1992), nr. 10
In Soms is vaak ook zelden wijst Just Eekhof erop dat semi-kwantitatieve termen in een vraag verwarring veroorzaken en daarom beter kunnen worden vermeden in toetsen en enquêtes. Naar aanleiding van het verschijnen van de nieuwe Van Dale heeft Peter Burger een gesprek met een van de redacteurs: Hans Heestermans. Jaap Bakker bekijkt in De grote Van Dale de nieuwe uitgave door een kritische bril. Twee artikelen zijn gewijd aan het thema ‘taalnormering’: Harry Cohen stelt in Wederwaardigheden van een oude dame de versukkeling aan de orde van de Académie française, terwijl Paula van der Kolk zich in Taalnormen onder de loep afvraagt of de leek en de taalbeheerser dezelfde normen gebruiken voor wat ‘goed taalgebruik’ is. Twee artikelen in dit nummer gaan over de spelling van samenstellingen. Het eerste is van S.R. van der Mije, die in Los, vast of een streepje, enkele suggesties doet over de schrijfwijze van samenstellingen. Het andere is van G.E. Booij, die in De spelling van een samenstelling uitlegt dat volgorde, accent en vorm de schrijfwijze van woordcombinaties bepalen.
Ook is er een aantal korte bijdragen, waarvan we hier vermelden: M. Braaksma, Wil je niet gaan zitten? (over de betekenis van niet in vraagzinnen), de redactie, Uitslag prijsvraag vijfklinkerwoorden, Riemer Reinsma, Eufemismen en ouderdom, en J.M. Verhoef, O Sarajevo! (over het exoniem Serajevo naast Sarajevo).
Verder zijn er bijdragen in de rubrieken en series Reacties, Vraag en antwoord, De gezongen apotheek, Afkokers, Taalcuriosa, Van woord tot woord, InZicht en Ruggespraak.
| |
nr. 11
Dit novembernummer is geheel gewijd aan het thema ‘Taal van de liefde’. Het begint met een bijdrage van Jos Paardekooper over de taal der liefde in het werk van Gerard Reve: Van knuffelberen in zeeverkennersuniform. Jaap de Jong bespreekt moderne koosnaampjes in Bopper, moppie, hangbuikzwijntje. In De wachtkamer van de liefde gunt Wil Zeegers ons een blik in de wereld van de contactadvertenties. Herman de Coninck bespreekt Tien stellingen over liefdespoëzie. Ivan Wolffers gaat in zijn bijdrage De duif en de bodemloze in op
| |
| |
veranderingen in de liefdestaal. Pauline Post bespreekt klassieke missers in de ambtelijke huwelijkstoespraak in Wat is daarop uw antwoord? In Liefdesbrieven op bestelling voeren Liesbeth Gijsbers en Jaap de Jong een gesprek met de twee vrouwen van het tekstbureau Cyrano, die de intieme correspondentie op bestelling verzorgen voor hen die niet zo'n vlotte pen hebben. Kees van Kooten en Wim de Bie lichten ons voor over De oudste beweging der wereld. In Met blijdschap geven wij kennis... laat Martin de Koning zien hoe Nederlanders elkaar met kaartjes op de hoogte brengen van blijde gebeurtenissen. Peter Burger gaat in De toppen van het genot in op de hedendaagse stuiversromantiek. Mabel van den Dungen bespreekt in Slappe tekst de foutste opmerkingen van mannen tegen vrouwen. In De eerste liefde zoekt Ewoud Sanders naar de betekenisomschrijving van het woord ‘liefde’ in de voornaamste naslagwerken vanaf de achttiende eeuw.
Verder zijn er korte bijdragen over de liefde van drs. P., Marc De Coster en Jaap de Jong.
Ook de vaste rubrieken De gezongen apotheek en Van woord tot woord doen mee aan het thema van dit nummer. Verder zijn er bijdragen in de vaste rubrieken Vraag en antwoord, Reacties, InZicht en Ruggespraak.
| |
Over Multatuli 29 (1992)
Deze aflevering is geheel gewijd aan Max Havelaar. Het nummer wordt geopend met een bijdrage van C. Fasseur, getiteld Eduard Douwes Dekker, Indisch Ambtenaar, die de tekst bevat van de voordracht die werd gehouden bij de presentatie van de historisch-kritische editie van de Max Havelaar in maart 1992. Nop Maas gaat uitgebreid in op de Reacties op Max Havelaar in 1860. In Honderd jaar Max Havelaar-studie geeft Olf Praamstra een overzicht van honderd jaar Havelaar-literatuur en belicht hij in die literatuur vier kwesties rondom Max Havelaar die vanaf de verschijning van de roman in 1860 een rol hebben gespeeld: de inhoud, de invloed, de stijl en compositie van het boek en de vanaf de eerste druk omstreden editie.
Verder is er een interview van Nop Maas en Olf Praamstra met de auteur van de genoemde historisch-kritische editie, Annemarie Kets-Vree.
In de rubriek Recensie bespreekt Nop Maas deze editie (Multatuli, Max Havelaar of de koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy).
| |
Parmentier 4 (1992), nr. 1/2
Dit dubbelnummer heeft ‘de stad’ als thema en bevat een aantal bijdragen van schrijvers en dichters waarin de stad een belangrijke rol speelt. Gedichten, een romanfragment, essays en verhalen wisselen elkaar af. Van de essays noemen we de volgende: Suzanne Bogman, De stad als metafoor, Bart Ramaker, De stad als speeltoneel (over de stedelijke ruimte in middeleeuwse dramatische vertoningen), Ares Koopman, Zo eet hij de stad: met kleine hapjes (over de wijze waarop de relatie tussen Dordrecht en Kees Buddingh' zich weerspiegelt in diens werk). Van dezelfde auteur: Altijd haast, eeuwig op weg naar nergens (aan de nagedachtenis van C.B. Vaandrager, een ‘mobilhome’ uit Rotterdam (1935-1992)). Verder is er een bijdrage van Miep Diekmann, Hoe word je een schrijver?, die de tekst vormt van een lezing bij de uitreiking van de Prijs voor Literaire Debutanten, Gelderse debuten 1992, op 24 september 1992).
| |
De Revisor 19 (1992), nr. 5
Dit vijfde nummer bevat onder meer een aantal proza- en poëziebijdragen.
| |
Septentrion 21 (1992), nr. 4
Het laatste nummer van deze jaargang bevat onder meer de volgende bijdragen. ‘Hollandes’... Hollandes au pluriel? Oui. On verra pourquoi, van Salah Stétié, een essay dat gevolgd wordt door Onze poèmes pour die la Hollande van dezelfde auteur. Verder zijn er artikelen van Patrick Grilli, Le féminisme est un humanisme: l'oeuvre de Kristien Hemme- | |
| |
rechts, en Gerard Termorshuizen, Rob Nieuwenhuys, historiographe de la littérature indo-néerlandaise.
| |
SIC 7 (1992), nr. 3
Dit nummer heeft als thema ‘hygiëne’ en iedere auteur die een poëzie- of prozabijdrage heeft geleverd, mocht zich storten op het vuile en het vieze.
| |
Spektator 21 (1992), nr. 3
Dit nummer bevat drie artikelen: Jaap Goedegebuure, Van Ostaijen tussen Noord en Zuid, Herman Pleij, De betekenis van de beginnende drukpers voor de ontwikkeling van de Nederlandse literatuur in Noord en Zuid, en A.M. Musschoot, Noord en Zuid en de nieuwe, geestelijke kunst van 1890: ‘vermenging op voet van gelijkheid’ (A. Verwey).
| |
Taalkundig Bulletin 22 (1992), nr. 2
Dit tweede nummer begint met een artikel van Guido vanden Wyngaerd, Een reviewer zal elk abstract nalezen, waarin de auteur onderzoekt op welke manier binnen de generatieve grammatica vorm is gegeven aan de verhouding tussen syntaxis en semantiek. Sjaak de Mey verdiept zich in een drietal focusadverbia: Over de semantiek van ‘slechts’, ‘ook’ en ‘zelfs’. In Descriptieve en temporele volgorde gaat Arie Molendijk in op de vraag waarom in sommige gevallen de descriptieve volgorde in Franse teksten kan afwijken van de werkelijke volgorde, iets wat volgens hem samenhangt met de vraag wat op een bepaald tekstmoment als referentietijd fungeert. Het nummer wordt afgesloten met een bijdrage van Evert van den Berg, Zinsvermenging in het Middelnederlands, waarin hij o.m. verdedigt dat toekenning van accusatiefcasus niet meer impliceert dat de betrokken NP thema is.
| |
nr. 3
Het derde nummer wordt geopend met een bijdrage van Ludo Vangilbergen, Alles heeft zijn tijd, waarin hij ingaat op de vraag of het mogelijk is om een logische taal te ontwikkelen die alle tijdsaspecten uit de natuurlijke taal kan beschrijven. In Taalpathologie en theoretische fonologie, probeert Klarien van der Linde aan te tonen dat bepaalde spraakstoornissen ten onrechte als oninteressant worden beschouwd door fonologen en onderzoekt zij de mogelijkheid om de kloof tussen abstracte fonologiemodellen en psycholinguïstische taalproduktiemodellen te overbruggen. Ron van Zonneveld onderzoekt in Ongelijke nevenschikking en SGF het verschijnsel van ongelijke nevenschikking in relatie tot SGF (subject gap in fronted finite verb)-nevenschikking. Ineke Schuurman sluit dit nummer af met haar bijdrage Infinitiefcomplementen, scope en tempus.
| |
Tirade 36 (1992), nr. 342
In dit nummer vinden we onder meer een aantal korte prozabijdragen en enkele gedichten.
In de rubriek Herlezen besteedt Robert Anker aandacht aan Frans Kellendonk en diens werk.
In de rubriek Poëziekroniek gaat Tomas Lieske in op het werk van Wilfred Smit.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 108 (1992), nr. 3
Het nummer wordt geopend met een bijdrage van W.M.H. Hummelen, getiteld Het tableau vivant, de ‘toog’, in de toneelspelen van de rederijkers. Freddy Puts gaat in op De codex Adriaen Wils. G.R.W. Dibbets bespreekt Moonens ‘Nederduitsche spraekkunst’ (1706) in brieven aan Vollenhove. M.C. van den Toorn tenslotte verdiept zich in de Nieuwe Zakelijkheid, vroeger en nu.
In de rubriek Boekbeoordelingen wordt het volgende boek gerecenseerd: Mikel Mario Kors, De Middelnederlandse Brieven van Gerlach Peters (door Paul Begheyn SJ).
| |
Tijdschrift voor Taalbeheersing 14 (1992), nr. 3
Dit derde nummer heeft als thema ‘schrijfprocesonderzoek’. Het begint
| |
| |
met een artikel van Th. van der Geest, P.J. Schellens en L. van Waes, getiteld Het model van Flower en Hayes: een cognitief procesmodel of een retorisch taalmodel? De volgende bijdrage is van D.M.L. Janssen en J. Schilperoord: De beleidsschrijver in zijn taalomgeving. De ‘task environment’ uit het model van Flower & Hayes onder de loep. In Schrijfprofielen van computerschrijvers stelt L.L.M. van Waes een methode voor om een schrijftypologie op te stellen die ons in staat stelt schrijfprofielen kwantitatief te interpreteren. In Schrijven door jonge leerlingen. Een verkenning van J. Lowyck en L. Vanmaele wordt het schrijfmodel van Hayes en Flower geconfronteerd met eigen empirisch onderzoek. H. van den Bergh, G. Rijlaarsdam en I. Breetvelt proberen in Het stellen van doelen gedurende het schrijfproces. Relaties met produktkwaliteit de relatie vast te stellen tussen cognitieve activiteiten tijdens het schrijven en tekstkwaliteit. Dan volgt er een bijdrage van Th. van der Geest, Structureren onderzocht met hardopwerkprotocollen. Het laatste artikel is van John R. Hayes, Naar een nieuw model voor tekstproduktie. Een voortgangsverslag.
| |
Vooys 10 (1992), nr. 4
In het laatste nummer van deze jaargang vinden we o.m. een artikel van Lia van Gemert: ‘Dokter, ik heb zo'n last van...’ de praktijk van een zeventiende-eeuwse arts. Verder is er een bijdrage van Alice Doek: Bloed, zweet en tranen; Vondel als sadomasochist?, waarin de auteur ingaat op de realistische wijze waarop Vondel in Brieven der Heilige Maeghden het leed van twaalf martelaressen beschreef.
De vierde en laatste bijdrage over het ‘literaire bedrijf’ van Charlotte Govaert en Francine Smink is getiteld De pers.
In de rubriek Recensies wordt o.m. ingegaan op de volgende werken: Oud en eenzaam van Gerard Reve (door Henk Hardeman), en Snikken en grimlachjes van Piet Paaltjens (door Eelco Verwijs).
Jan Nijen Twilhaar
|
|