De Nieuwe Taalgids. Jaargang 84
(1991)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 280]
| |
Bzzlletin 20 (1990), nr. 181-182is een dubbelnummer dat geheel gewijd is aan het leven en werk van de auteur Elias Canetti en een tiental beschouwingen over hem en zijn oeuvre bevat. | |
Dietsche warande & Belfort 135 (1990), nr. 6bevat het artikel Schilder met de pen, dichter met het penseel, een tweeluik met Gezelle en Van Gogh, waarin Johan van Iseghem hun levensvisie en kunstenaarsdroom met elkaar vergelijkt als ‘een diptiek boven het altaar van de 19e-eeuwse kunst’. - In Dertig jaar geleden kwam Joachim Stiller geeft Hubert Lampo een terugblik op deze tijdloze roman, waarna Philiep Bossier Lampo 's jubileumboek in Italiaanse vertaling presenteert. - In de rubriek Gedicht geopend beschouwt Jan Schoolmeesters Van Nijlens ‘Strofen voor een dode’ als ‘een van die a-typische anthologiegedichten’. - Bert Govaerts wijst in De kleine oorlog van Anton Kippenberg op de ontdekking van diens ‘Flamica’- verzameling in het Goethe-Schillerarchief, waarmee ‘een ongeschreven episode uit de geschiedenis van de Vlaamse literatuur’ in beeld wordt gebracht. - In de ‘Kroniek’-rubriek inventariseert Bert Peene de geschiedschrijving van de Nederlandse letterkunde in de jaren 1940-1945, bespreekt Koen Vermeiren Hoe moordend is mijn school van Greta Seghers, vervolgt Marcel Janssens zijn teksten over Nederlandse literatuur In spiegelschrift en belicht Hugo Bousset Hoffrnann 's honger van Leon de Winter. 31 (1990, nr 4). | |
Forum der letterenIn De metaforen van Bint probeert Anneke van Luxemburg-Albers een brug te slaan tussen de metafoortheorie van Ricoeur en het filosofisch gedachtegoed van Nietzsche om zo tot een beter begrip van Bordewijks bekendste roman te komen. - Is in verhalen alles tijd wat de klok slaat? Onder deze titel onderwerpt Jeroen P.J. van der Heijden de hermeneutische ideeën die P. Ricoeur in Temps et Récit ontwikkelt, aan een kritische beschouwing. - Sturms proefschrift Primaire syntactische structuren in het Nederlands is in verschillende vakbladen opvallend uiteenlopend beoordeeld. In Herschrijven gaat Arie Sturm zelf na, hoe dat komt. - Jack van der Weide beziet Ontstaan en ontwikkeling van de anti-detective en de plaats die zij inneemt binnen de postmodernistische literatuur; daarmee wil hij zijn eerdere stelling onderbouwen dat Mulders beschrijving van de anti-detective een mager en vertekend beeld geeft van het verschijnsel anti-detective. Boekbesprekingen: M. Trommelen en W. Zonneveld, Klemtoon en metrische fonologie (door Anneke Neijt); Antoine Bobar, De schoonheidsleer van André Jolles (door E.M. Janssen Perio); Jan W.F. Mulder, Foundations of Axiomatic Linguistics (door B.J. Hoff); C.G. Prado, Making Believe. Philosophical Reflections on Fiction (door Sietze St. Nicolaas); Dédé Brouwer, Gender Variation in Dutch. A Sociolinguistic Study of Amsterdam Speech (door A. Agnes Sneller en Agnes Verbiest). | |
De gids 154 (1991), nr. 1In deze aflevering zoekt J.J.M. Bakker Op de bodem van A water naar een nieuwe benadering van Nijhoffs gedicht op basis van feitelijke informatie, waarbij Bakker onder meer ontdekt dat in de concrete werkelijkheid het toenmalige verzekeringsgebouw ‘De Utrecht’ als lokatie voor Awater dienst heeft gedaan. | |
[pagina 281]
| |
Gramma 14 (1990), nr. 2Maaike Verrips begeeft zich Links rechts - op het smalle pad tussen theorie en empirie. - Wim Mattens stipt Enkele taalkundige aspecten van het drug(s)probleem aan; bedoeld wordt de problematische schrijfwijze van de zogenaamde tussenklanken. - J. Ytsma doet verslag van een onderzoek naar Taal-attitudes op de basisschool in Friesland. - Leo Wetzels beschrijft Umlaut en verkleinwoordvorming in het Schinnens. | |
Levende talen nr. 457Riet Kloet draagt een aantal ideeën aan o.a. om het gebruik van de krant, woordenboeken en televisie In de klas (brugklas) te stimuleren. - Nette Menke pleit voor Authentiek materiaal in het NT2-onderwijs: het gebruik van tv-programma's. - Kunnen uw studenten dit diagram lezen? Fred Mulder en Ineke Vedder hebben het over het kunnen lezen van illustraties in andere kulturen, waarbij ze kort ingaan op de aard en rol van illustraties in andere kulturen. - Kris van de Poel schetst de situatie van het vak Nederlands aan de universiteiten in Scandinavië. Nederlands in Scandinavië verder afslanken kan niet meer. Boekbesprekingen: Pet Groen, Van idee tot verhaal. Basiscursus proza schrijven (door Annette Portegies); J. Kortas e.a., Zestien plus Techniek. Een programma Nederlands als tweede taal voor volwassenen (door Folkert Kuiken); P. Litjens, Nederlands als tweede taal. Een handboek voor de volwasseneneducatie (door Anne Kerkhoff). | |
Leuvense bijdragen 79 (1990), nr. 4H. Scholtmeijer onderzoekt De uitspraak van het Nederlands in de IJsselmeerpolders. - Ben J.P. Salemansplaatst Text genealogical remarks on Lachmann, Bédier, Greg and Dearing. Boekbesprekingen o.a.: Madelgijs. De Middelnederlandse fragmenten en de overeenkomstige Hoogduitse verzen, ing. en uitg. dr. B.W.Th. Duijvestijn (door E. van den Berg); A.M. Duinhoven, Middelnederlandse syntaxis, synchroon en diachroon. Deel 1: De naamwoordgroep (door A. de Meersman); J. Rolshoven, Eine selbstlernende generativphonologische Grammatik (door Wim Zonneveld); Heide Richter, Indexikalität. Ihre Behandlung in Philosophie und Sprachwissenschaft (door Joachim Herrgen). | |
Literatuur 7 (1990), nr. 6opent met der Mann der das Gute wollte, een bijdrage van Bert Govaerts over een Duitse paragraaf in de biografie van Gerard Walschap. - Marcel van der Voort belicht Jacob van Maerlant als herpetoloog. - In de ‘Cursief’-rubriek opent Ton Anbeek met de vraag Is het wel gelaagd genoeg? de aanval op de literaire kritiek. -In Gefnuikte bewondering beschrijft Rob Delvigne de relatie tussen tussen De Haan en Kloos aan de hand van hun correspondentie. - Piet Franssen heeft een gesprek met Hugo Bousset over Grenzen verleggen, zijn tweedelig overzicht van de Vlaamse prozaliteratuur uit de periode 1970-1986. - De canonfrustratie van de Middelnederlandse letterkunde in het onderwijs probeert Herman Pleij de vragen omtrent de mogelijkheden en wenselijkheid van verplichte literatuurlijsten op school op de middeleeuwse literatuur toe te splitsen. - Voorts recensies van Indisch-Nederlandse literatuur ed. Baay en Van Zonneveld (door Leo Ross), Kent en Versint Eer datje mint; vrijen en trouwen 1500-1800 ed. Van Boheemen, Brandenbarg e.a. en Werkboek De houwelycks-fuyck (door Margot de Zeeuw), F. de Glas, Nieuwe lezers voor het goede boek (door Stance Eenhuis), Harry Scholten, Lyriek is de moeder der politiek (door Ralf Grüttemeier), Verboden toegang; essays over het werk van Willem Frederik Hermans ed. Wilbert Smulders (door Frans A. Janssen) en Jaap van der Harst, Verklaring en interpretatie in de literatuurwetenschap (door G. de Vriend). | |
8 (1991), nr. 1opent met Het raadsel Kloos, waarin P. Kralt een lijn in de literaire produktie tracht te ontdekken en de opmerkelijke ups en downs in Kloos' oeuvre probeert te verklaren. - Peter Altena tracht te achterha- | |
[pagina 282]
| |
len in hoeverre De Romanzieke Juffer (1685) van Bernagie terecht tegen romans als De Franequer Los-Kop attaqueerde. - Naar aanleiding van de vertaling van enkele opstellen van smaaksocioloog Bourdieu beschrijft Nico Laan De sociologie van de literaire smaak in vogelvlucht. - C. Rooker doet in Bredero, poëet en Amsterdammer, en de Spaanse Brabander een nieuw voorstel aangaande het tijdstip van handeling, dat op de ‘boodschap’ van het stuk een heel ander licht werpt. - In Honderd manieren om een literatuurgeschiedenis te schrijven leveren de hoogleraren Van den Akker, Van Halsema en Goedegebuure kritiek op Anbeeks Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1885-1985, terwijl Anbeek zich verdedigt. - Tenslotte recensies van A.L.H. Hage, Sonderfavele, sonder lieghen; onderzoek naar de vorm en functie van de Middelnederlandse rijmkroniek als historiografisch genre (door Herman Pleij), Rein van Wiel, Ewijkshoeve, tuin van tachtig (door M.G. Kemperink), Het ontstaan van ‘Van Nu en Straks’, een brieveneditie 1890-1894 ed. Van Dijck, Lissens en Saldien (door M.G. Kemperink), Rob Wolfs, De slingerslag in Eva; dichten en denken van Carry van Bruggen (door J.M.J. Sicking), Josine W.L. Meijer, Van oude vrienden en een veranderende wereld (door Hanneke Eggels) en Willem Gerard Glaudemans, De mythe van het tweede hoofd; de literatuuropvattingen van W.F. Hermans (door Frans A. Janssen). | |
Maatstaf 39 (1991), nr. 1opent met een bijdrage van Klaus Zickhart, die in Drie mannen in en om Erika de relatie tussen de dichter en zijn gereedschap, de schrijfmachine, belicht. - Els Broekma-van Capelle heeft in De biografie van een kameleon een gesprek met Jan Fontijn over het schrijven van biografieën en over Frederik van Eeden. | |
Moer 1990, nr. 8In Overleven is ook een strategie concluderen Remco van Loon en Mart Visser, dat een strategie-georiënteerde leesvaardig-heidsdidaktiek mogelijk is. - Peter Dekkers demonstreert in Het schip met de kaperbrief hoe verhalen uit de geschiedenisles voor het taalonderwijs benut kunnen worden. - Henk Lammers en Joke Meijerink geven aan waarom er zo weinig schot zit in de discussie over de samenvatting en wijzen op drie oorzaken. - Carla Smits bespreekt Dolf Harteveldts Kleine didaktiek voor het Nederlands als tweede taal. - Pieter Lamberts houdt een pleidooi voor het onderwijs in eigen taal en cultuur voor Limburg en Els Rutten reageert op Van Wendel de Joodes ervaringen met een strategie-georiënteerde leesvaardigheidsdidaktiek; volgens haar is er nog een andere benadering mogelijk. | |
NWT 8 (1991), nr. 1In Een schrijver op het literaire forum probeert Paul de Wispelaere een scheidsrechtersrol te vervullen tussen Maarten 't Hart en Carel Peeters in hun polemische strijd over de literaire kritiek. | |
Onze taal 59 (1990), nr. 12In zijn artikelenserie Informaticatermen: hoe moet het heten (4)? besteedt Cees Kleinveld ditmaal aandacht aan de programmatuur. - In Heldringiana (2) laat H.J. Verkuyl zien dat de kwalifikatie ‘taalfout’ veel te oppervlakkig gekozen wordt. -Onder de titel: ‘Liever eigenzinnig dan mooi’ - de idealen van een typograaf geven Jaap de Jong en Laetitia Smit het woord aan Gerard Unger. - Martin de Koning beziet Taalbeheersing in de praktijk. - Dr. C.A. Zaalberg wijst op het verschijnsel van het Aan ‘vormgeven’ een andere vorm geven. - Ed Kerkman vindt Ondertiteling: vertalen binnen strikte marges. - Plasticwoorden: bouwstenen voor een ‘brave new world’? Peter Burger heeft het gemunt op ‘dubbelblanke domino’ - woorden zoals concept, systeem, factor en functie. - In haar rubriek Van woord tot woord gaat Marlies Philippa op het Pluralishalve gebruik van het soms schijnbaar uitgangloze meervoud in (vgl. ‘op de been blijven’). - Verder de rubrieken Malapropismen (9), Onze groeiende woordenschat van H. Heestermans, en Inzicht van Nico Groen en Erik Viskil. | |
[pagina 283]
| |
Onze taal 60 (1991),nr. 1In dit nummer neemt de Engelse invloed op het Nederlands een belangrijke plaats in. J. Posthumus inventariseert Anglicismen in Nederlandse vermomming. - Drs. Norman Schreiner tekent voor Een eigentijdse managersconversatie. - Virgie Withagen en Tom Boves hebben een onderzoek gedaan naar de houding van jongeren en ouderen, academici en minder hoog opgeleiden ten opzichte van het gebruik van anglicismen; hiervan doen zij verslag in Sales manager of verkoopleider. Gaat het anglicisme teloor? - Het Engels rukt op, oordeelt E. Peereboom. - Arthur Kooyman geeft zeven voorbeelden van Anglicismen in computerhandleidingen en daarnaast Meer voorbeelden van namaak-buitenlands. - Hoe komen wij tot ‘namaak-buitenlands’. J. Posthumus beziet het Engels als inspiratiebron. - P.A.J. Wels recenseert Een nieuw naslagwerk over leestekens: de Leestekenwijzer van P.J. van der Horst. - H.J. Verkuyl gaat in op uitdrukkingen van het type In één woord. - Henk Reijs vindt Het scrabble-reglement: onze aanhoudende zorg waard. - De slotaflevering van Hoe maak je een synoniemenwoordenboek door Riemer Reitsma gaat over Beperkingen van woorden, waarbij hyperoniemen en hyponiemen ter sprake komen. - In De taal is niet vanzelfsprekend beschrijft Dr. S.M. Goorhuis-Brouwer de taalontwikkeling bij jonge kinderen. - Tot besluit de rubrieken Van woord tot woord van Marlies Philippa en Inzicht van Nico Groen en Erik Viskil. | |
De revisor 17 (1990), nr. 6bevat voor de Neerlandistiek een tweetal interessante bijdragen. Jan Oegema schrijft met Nederland in de puberteit; van Vijftig naar Maximaal over Lucebert, de lubertofilie en het lucebertisme. - Het vacuüm voor ervaring poëtisch beschreven is een artikel van Honoré Schelfhout met ‘enkele gedachten bij een ode van C.O. Jellema’. | |
SIC 5 (1990), nr. 4is een themanummer, gewijd aan de verkenning van de zelfkant. Charles Vergeer opent met een uitvoerig essay waarin hij de persoonlijke teloorgang en tanende creativiteit van Nederlands bekendste ‘poète maudit’ Willem Kloos beschrijft tot aan de opname in het Utrechtse krankzinnigeninstituut. - P. Kralt beschrijft in Tamalone: de conflicten van een vagebond de rusteloze sfeer in de zwerversromans van Arthur van Schendel. - Twan Geurts verhaalt over Nescio's zwerversdrang, die vooral gestalte kreeg in De uitvreter. | |
Spektator 19 (1990), nr. 3De eerste helft van dit nummer staat in het teken van de morfologie. R.H. Baayen maakt zich sterk voor Corpusgebaseerd onderzoek naar morfologische produktiviteit. - In Complexe werkwoorden en de niveauordeningshypothese geeft Gert Booy een kritische bespreking van de gedachte dat niveauordening (‘level ordering’) een vruchtbaar konsept is voor de analyse van de morfologische systematiek van het Nederlands. - In Klemtoon en de fonologische cyclus laat J.G. Kooij zien dat in het Nederlands cyclische beklemtoning geen vanzelfsprekende zaak is. - Met De eur/euse/trice - trits haalt J. van Marle een tien jaar oude diskussie tussen Uhlenbeck en Schultink op. - Klemtoonaantrekking bestaat niet, menen Mieke Trommelen en Wim Zonneveld. De tweede helft van dit nummer is gewijd aan De teksteditie in theorie en praktijk. Marcel de Smedt plaatst De problematiek van de teksteditie in internationaal perspectief. - H.T.M van Vliet noemt Leesedities en wetenschappelijke tekstuitgaven: een valse tegenstelling. - Van de hand van Ada Deprez Het editeren van brieven. De visie van een literair-historicus. - Het editeren van brieven: doel of middel, vraagt G.J. Hooykaas zich af. - Marita Mathijsen waarschuwt voor Nieuwe druktechnieken en oude valkuilen: ontwikkelingen in de boekdrukkunst en hun gevolgen voor het editeren. | |
Spiegel 8 (1990), nr. 3opent met Hoe beklimt men deEiger van de Hohe Literatur?, een verslag van Wam | |
[pagina 284]
| |
de Moor over de ontwikkeling van eindtermen voor het literatuuronderwijs Nederlands. - Henk Kreeft beschouwt Een nieuw examenprogramma Nederlands als ‘een opgave voor Neerlandici!’. - Hugo de Jonghe neemt de Taalbeheersing en taalbeschouwing in het CVEN-voortgangsverslag onder de didactische loep uit Vlaanderen. - In Mommers' wijsheid schrijft Ton van der Geest over de interpretatie van de resultaten van een onderzoek naar functioneel aanvankelijk leeronderwijs. - Kees de Glopper doet verslag van een onderzoek naar Schrijfvaardigheid en schooleffeciviteit in het voortgezet onderwijs. - In Literatuuronderwijs en basisvorming: de leerling centraal voeren Resi Delnoy en Piet-Hein van de Ven gesprekken met Scandinavische collega's over het literatuuronderwijs aldaar. - Voorts besprekingen van H. van der Bergh, Examens geëxamineerd (door Rob van Krieken), H. Bonset, Inhoudselementen nader onderzocht en Functionele taalvaardigheid nader onderzocht (door Leo Lentz en Huub van den Bergh) en M. Boer, IBO-leerlingen in een breed-heterogene brugklas en H. Bonset, Nederlands in het IBO (door Ton Mooij). - Tenslotte een kritische beschouwing van Albert Kamer over de voorlopige voorstellen van de CVEN, getiteld Voortgang kan vooruitgang worden. | |
Spiegel der Letteren 32 (1990), nr. 4opent met een uitvoerige bijdrage van G.H.P. Sonnemans over De openingsstructuur van Middelnederlandse teksten. - P. de Leeuw onderzoekt in hoeverre de roman De leemen torens van Herman Teirlinck en Karel van de Woestijne een sleutelroman genoemd kan worden. - Ontnuchterd en toch dronken is een opstel van P. Richard over de poëziebundel Alibi van Hugo Claus. - In de rubriek ‘In margine’ zoekt K.M. Lindhout naar de alchemistische bronnen voor D. Lingelbachs ‘De bekeerde alchimist’. - Voorts Boekbesprekingen van H. Pleij, Het literaire leven in de middeleeuwen (door R. Lievens), A.M. Duinhoven, De geschiedenis van Beatrijs (door J. Reynaert), Het leven van Liedewij, ed. Jongen e.a. (door T. Mertens), U. Mussara-Schröder e.a., Een woonplaats voor de Verloren Zoon (door Ph. Vermoortel), F.J.A. Jagtenberg, Jonathan Swift in Nederland (door C.W. Schoneveld) en M. Worton en J. Still, Intertextuality and practices (door P. Claes) | |
Taal en Tongval 41 (1990), nr. 24A.A. Weijnen vraagt aandacht voor Prof. dr. Jan Goossens 60 jaar. - J. de Rooij beziet Vorm en functie van de nietgereduceerde voorwerpsvormen van het persoonlijk voornaamwoord in de derde persoon meervoud, in standaardtaal, ouder Nederlands en dialect. - Rob Vousten, Daisy van de Gijn en Theo Bongaerts onderzoeken het verband tussen Attitudes en het (niet) gebruiken van dialect door in het dialect grootgebrachte jongeren. - P. Swiggers diept Een diminutief pronomen op. - Een overzicht van Verhandelingen en scripties in verband met de Nederlandse dialectologie, 1987 en 1988. - Har Brok inventariseert Publicaties over plantnamen in Nederland, Nederlandstalig België en Frans-Vlaanderen - 3de aanvulling. Boekbesprekingen: Vragende wijs. Vragen over tekst, taal en taalgeschiedenis. Bundel aangeboden aan Leopold Peeters bij zijn afscheid als hoogleraar Historische Taalkunde aan de Universiteit van Amsterdam, red. J.B. den Besten, A.M. Duinhoven, J.P.A. Stroop (door G. de Schutter); J. de Rooij, Van hebben naar zijn. Het gebruik van hebben en zijn in de voltooide tijden (actief) van zijn, gaan, vergeten, verliezen in standaardtaal, ouder Nederlands en dialect (door G. de Schutter); Roeland van Hout, De structuur van taalvariatie. Een sociolinguistisch onderzoek naar het stadsdialect van Nijmegen (door G. de Schutter); Anne Pauwels, Immigrant Dialects and Language Maintenance in Australia: The Cases of the Limburg and Swabian Dialects (door Fokko Veldman); Georg Cornelissen, Das Niederländische im preusischen Gelderland und seine Ablösung durch das Deutsche. Untersuchungen zur niederrheinischen Sprachgeschichte der Jahre 1770 bis 1870 (door Ulrich Weber). | |
[pagina 285]
| |
Taalkundig bulletin 20 (1990), nr. 4Jan Koster beziet De ‘accusativus cum infinitivo’ met ‘te’ in het Nederlands. - Edith Kaan, Mark Kas en Riek Ruhland zetten Een procedure voor redeneren met kwantoren uiteen. - Jan de Vuyst en Bert Bos dragen Nieuwe bouwstenen voor gebruikers - interfaces aan. | |
Tirade 34 (1990), nr. 6In Meester over de tijd vervolgt Gerrit Krol zijn reeks over de aspecten van het schrijverschap. - Tomas Lieske laat in Herlezen zijn ervaringen met Vestdijks roman De held van Temesa nog eens de revue passeren. - Willem Jan Otten bespreekt de zuilen van Hercules van Harry Mulisch en in de Poëziekroniek vraagt Tomas Lieske aandacht voor de bundel In de kalkbranderij van het absolute van H.H. ter Balkt. | |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 106 (1990), nr. 4F. de Tollenaere gaat de herkomst na Van zee-, zeel- en zaalhonden. - Robert Stein probeert de vraag te beantwoorden: Wanneer schreef Jan van Boendale zijn ‘Brabantsche Yeesten’? - Tanneke Schoonheim buigt zich over De datering van Jan van Houts ‘Tot Cuenraet de Rechtere’. - Jeroen Jansen staat stil bij de aangesproken toeschouwers van de ‘Warenar’, aan de hand van de openingswoorden: ‘Ghy Amsterdammer burgers ..., Ick ben mee poortres’. Boekbeoordelingen: Manuscrits datés conservés dans les Pays-Bas. Catalogue paléo-graphique des manuscrits en écriture latine portant des indications de date. Par G.I. Lieftinck. Tome deuxième: Les manuscrits d'origine néerlandaise (XIVe-XVIe siècles) et supplément au tome premier (door J.A.A.M. Biemans); S. Brinkkemper en I. Soepnel, m.m.v.E.K. Grootes, Apollo en Christus (door P.E.L. Verkuyl); J.E. van Gijssen, Liefde, Kosmos en Verbeelding. Mens- en wereldbeeld in Colijn van Rijsseles Spiegel der Minnen (door P.E.L. Verkuyl); W.N.M. Hüsken, Noyt meerder vreucht: compositie en structuur van het komisch toneel in de Nederlanden voor de Renaissance (door R. van Stipriaan) Marijke E. Meijer Drees, De treurspelen van Thomas Asselijn (ca. 1620-1701) (door Mieke B. Smits-Veldt); R.J. Resoort, Een schoone historie vander borchgravinne van Vergi. Onderzoek naar de intentie en gebruikssfeer van een zestiende-eeuwse prozaroman (door W.M.H. Hummelen). | |
Tijdschrift voor taalbeheersing 12 (1990), nr. 4F.H. van Eemeren en P. Slot zetten de belangrijkste Gedachten achter schrijfmethodes op papier. - In Taakgerichte Schrijfadviezen stellen C.J.M. Jansen en D.M.L. Janssen dat professionele schrijfadviseurs er goed aan doen, proces- en produktmodellen te ontwikkelen met een taakspecifiek karakter. - P.J. Schellens en M.F. Steehouder bespreken een tweetal voorbeelden van Vaste structuren en tekstmodellen als hulpmiddel bij het schrijven van een betogende tekst. - Het artikel Doel- en publiekgerichte betogen schrijven op basis van informatie van de hand van G. Rijlaarsdam bevat een beschrijving en verantwoording van een basiscursus betogende teksten schrijven. - Het schrijven van betogende teksten voor een groot publiek stelt een aantal bijzondere eisen aan de begrijpelijkheid en aanvaardbaarheid van teksten, aldus P.H. Douma en R.J. Geel. - In Schrijven op basis van een argumentatiestructuur presenteren W. Koetsenruiter en P. Slot een aantal ideeën over de wijze waarop de inzichten uit de pragma-dialectische argumentatietheorie toegepast kunnen worden in het onderwijs in het schrijven van betogende teksten. - S. Gerritsen en A.F. Snoeck Henkemans buigen zich met Verzwegen argumenten als probleem bij het schrijven van betogende teksten over de vraag hoe een schrijver ervoor kan zorgen dat de lezer tot een korrekte aanvulling van verzwegen argumenten kan komen. - In Het schrijven van betogende teksten; empirisch onderzoek naar problemen bij leerlingen uit het voortgezet onderwijs en enkele adviezen geven R.J. Oostdam, K. de Glopper en M.H. Eiting m.b.v. begrippen uit de argumentatietheorie een typering van specifieke problemen | |
[pagina 286]
| |
die bij het schrijven van betogen kunnen optreden. - Tot besluit de Bibliografie ‘Argumentatief schrijven’ door R. Berkenbosch, S. Gerritsen en E. Viskil. | |
TTT 9 (1989), nr. 1In Gebarentalen van doven en taalkundige theorievorming beschrijft Heleen Bos enkele grammatikale kenmerken van gebarentalen. - Ton Naaijkens beziet Het begrip vertaalinterpretatie. - Helen de Hoop en Mark Kas staan stil bij Sommige betekenisaspecten van enkele kwantoren, oftewel: enkele betekenisaspecten van sommige kwantoren. - Praten over mannen en vrouwen: pronominale referentie in tweedetaalverwerving door volwassenen van Peter Broeder gaat in op de spontane verwerving van Nederlands als tweede taal door enkele Turkse en Marokkaanse volwassenen gedurende de eerste drie jaar van hun verblijf in Nederland. nr.2: Tom Boves en Uus Knops bieden een kritisch overzicht overzicht van de Speech Accommodation Theory: Geschiedenis, kenmerken en evaluatie. - In Gevoelens verwoord vergelijken Batja Mesquita en Agneta Fischer vier talen naar de wijze waarop ze emoties verwoorden. - Van de hand van Dolores Ross: Tussen actief en passief: typologische en vertaalkundige beschouwingen, waarin ze het frequenter gebruik van het aktief en het passief in respektievelijk het Italiaans en het Nederlands vergelijkt. - Pieter Muysken gaat in op de vraag: Waarom zijn er verschillen tussen de talen: het Babelprobleem. - Anne E. Mills beziet Variatie en taalontwikkeling: Psammetichus revisited. nr. 3 In Expliciet of niet? onderzoekt José Sanders referentiebepalende faktoren bij personen in nieuwsberichten. - Bestaan er tussen Jongens en meisjes: verschillen in verbaal-cognitief functioneren? René Appel signaleert ze in beperktemate. - F. Jansen bestudeert Iconiciteit in het Standaard Nederlands: Isomorfisme. - Anne Vermeer beschrijft het gebruik van Relatieve zinnen bij jonge tweede-taalverwervers van 6 tot 9 jaar. - Kees de Bot geeft Reacties op René Appels Publiceren en/of kreperen; René Appel dient hem van repliek met De bulk van De Bot. nr. 4: Dit speciale nummer over Friese taalkunde opent met een Inleiding van Germen J. de Haan. - Tony Feitsma vraagt aandacht voor Taalsociologie en sociolinguistiek in Friesland. - Willem Visser brengt het verschijnsel Breking en de gevolgen ervan in kaart voor het Fries. - In tegenstelling tot het Nederlands en de meeste andere Germaanse talen kent het Fries twee suffixen voor de nominalisatie van adjektieven, namelijk -ens en -heid. Jarich Hoekstra schrijft hierover in Adjectiefnominalisatie in het Fries. - Eric Reuland geeft een typering van Infinitieven in het Fries en de aard van functionele categorieën door een vergelijking met het Nederlands en het Hoogduits. | |
Vooys 9 (1991), nr. 1In deze aflevering heeft Frans Pasma een interview met de auteur mr. dr. W.C.M. van Leeuwen, beter bekend onder zijn bijnaam Boeli, over Geniale anarchie, een verzameling schetsen van het eilandleven. - Koen Vergeer schrijft in ‘Descheuren in de vleugels van de shuttle en de engel’ over De messiaanse kust, een ‘post-maximale’ dichtbundel van Pieter Boskma. - In de recensie-rubriek aandacht voor Mieke Bal, Verf en verderf; lezen in ‘Rembrandt’ (door E. Zuiderent), W.G. Glaudemans, De mythe van het tweede hoofd; de literatuuropvattingen van W.F. Hermans (door Cor Hospes), Willem G. van Maanen, Helse Steen (door Charlotte Govaert), Martinus Nijhoff, Verzamelde gedichten (door Thomas Vaessens), Hans Renders, Verijdelde dromen (door Casper Huysmans), Het Vroman-effect (Schrijversprentenboek 29) ed. Kuijper, Peperkamp, Salverda e.a. (door Edwin Lucas) en Pamela Koevoets, Groot portret van het water (door Christine Brackmann). - In Een avond zonder Jan Hanlo buigen Bertram Mourits en Thomas Vaessens zich over Hanlo's Verzamelde gedichten en stuiten op ‘vreemde’ teksten. R.W.W.M. van der Drift W.A.A.M. Merlijn |
|