| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Bzzlletin 18 (1990), nr. 178
is vrijwel geheel gewijd aan Het Schrijverscollectief, dat volgens het redactionele voorwoord erin geslaagd is in de afgelopen 20 jaar ‘de televisie te verrijken met literatuur en, als gevolg daarvan, de literatuur te vernieuwen op een manier die zonder de televisie nooit zou hebben plaatsgevonden’. Over dit collectief bijdragen van Joke Linders, Ries Moonen, Hans Dorresteijn, Karel Eykman, Remco Ekkers, Wïllem Wilmink, Harry Bannink, Piet Mooren, Fetze Pijlman, Jan Riem en Hedwig Koelman. - Peter Swart bespreekt voorts de thriller Help, ze ontvoeren de koningin! van Tomas Ross.
| |
Dietsche warande & Belfort 135 (1990), nr. 4
Biecht en ballingschap is een essay van Jaap Harskamp over het Nederlandse beeld van Verlaine (1890-1940). - Dick Geeraerts schrijft een bijdrage over Het dialect en de dialectiek, de Verlichting en het Vlaams. - In Gedicht geopend vraagt Herman-Emiel Martens de aandacht voor het ‘religieuze’ gedicht Aankomst in het duin van Karel Jonckheere. - In de ‘Kroniek’-rubriek haalt Marcel Janssens In speigelschrift enkele recente teksten over Nederlandse literatuur, en wel Een uur stilte a.u.b. en Grenzen verleggen van Hugo Bousset, Nederlandse literatuur 1960-1988 van Jaap Goedegebuure en Wild van inkt; handboek voor literatuur van Freddy de Schutter voor het voetlicht. - In Terugblik geeft Fernand Auwera zijn opinie over de roman Mathias 't Kofschip, die hij 23 jaar geleden schreef en oordeelt: ‘Mathias 't Kofschip is dus goed dood’. - Voorts besprekingen van Jacques Hoste, Een schim van papier (door Marcel Janssens), Charles Ducal, De hertog en ik (door Eric de Geest), Pol Hoste, Een schoon bestaan (door Hugo Bousset) en Jacques Kruithof, Het lied van de houtduif (door Koen Vermeiren).
| |
Forum der letteren, 31 (1990), nr. 3
Aan de hand van een aantal laat-Victoriaanse avonturenverhalen gaat Joep Leerssen na in hoeverre de exotische verbeelding die binnen dit genre opgeld doet, niet alleen een ruimtelijke, maar ook een temporele komponent heeft. Het artikel heet: Verbeelding en wereldbeeld: over exotische avonturenverhalen en Europese cultuurnormen. - Flor Aarts maakt een vergelijking tussen De Algemene Nederlandse Spraakkunst en A Comprehensive Grammar of the English Language. - Met zijn bijdrage Over de wending van de comparatistische steven houdt Rien T. Segers een pleidooi voor een kommunikatieve benadering. - Harald Baayen onderzoekt De graad van produktiviteit van het suffix-ing.
Boekbesprekingen o.a.: Romain Debbaut, Het naturalisme in de Nederlandse letteren (door Hans Anten); Johan Kerstens & Arie Sturm, Taalkunde als wetenschap (door Hans Bennis); J. Lechner, Weerspiegeling van Spanje. De belangstelling voor Spanje in Nederland 1900-1945 (door Dorothé te Riele); Harry Bekkering, Veroverde traditie: De poëticale opvattingen van S. Vestdijk (door Honoré Schelfhout); P.G.J. van Sterkenburg, Taal van het Journaal. Een momentopname van hedendaags Nederlands (door A. Sassen).
| |
De gids 153 (1990), nr. 7/8
is een dubbelnummer over De Nederlandse Antillen met een groot aantal interessante bijdragen. Van speciaal belang voor neerlandici zijn de bijdragen van Frank M. Arion, die De moedertaal als voorwaarde beschouwt ‘voor alle vorm van zelfontplooiing’, en het artikel waarin J.J. Oversteegen wijst op Misverstanden rond Cola Debrot. - Voorts levert Carel de Haseth een bijdrage in De discussie over het ontstaan van het Papiaments, belicht Aart G. Broek De beginjaren van de geschreven Papiamentstalige literatuur en beschrijft Jos de Roo Een nooit gehouden interview met Tip Marugg.
| |
| |
| |
Glot, 11
Voor het grootste gedeelte een themanummer over Vorm: Betekenis = 1: 1?, onder gastredaktie van H. den Besten, E. Elffers-van Ketel en J. Stroop. - In Humboldt, homonymie en synonymie beziet W.G. Klooster de begrippen homonymie en synonymie in het licht van de vraag of er een één-op-één-relatie tussen vorm en betekenis aangenomen moet worden. - In hetzelfde kader brengt E.C. Schermer-Vermeer De grammatische status van het zogenaamde ‘voorzetselvoorwerp’ ter sprake. - In Taalverandering en vorm: betekenis laat A.M. Duinhoven zien dat met elke verandering van de terzake doende vorm een betekeniswijziging gepaard gaat en omgekeerd; de vraag is daarbij alleen hoe de taalkundige vorm waarmee de betekenis korrespondeert omschreven moet worden. - Kees Hoekstra gaat in ‘Schijngaten’ en referentie in op de referentiële mogelijkheden van het objectpronomen wanneer het wordt voorafgegaan door een zelfstandig naamwoord en een voorzetsel. - Frida Balk-Smit Duyzentkunst vraagt aandacht voor de begrippen Onbepaald en categoriaal. - Sies de Haan onderwerpt Vorm en betekenis in de moderne grammatica aan een historisch-methodologische kritiek. - S.C. Dik bespreekt de status van het principe van Isomorfisme als functioneel verklaringsprincipe. - Ook Henk van Riemsdijk schrijft Over de relatie tussen vorm en betekenis. - Eric Hoekstra gaat in op de problematiek die samenhangt met Psychologische werkwoorden, onaccusativiteit en de bindingstheorie. Daarbij behandelt hij konstrukties als ‘Prietpraat ergert Jan’/‘Jan ergert zich aan prietpraat’ en ‘Elkaars ouders irriteren hun’. - Jürgen Tesak biedt aan de hand van de linguïstische afasiologie Externe evidentie voor generatieve grammatica, een tegenargument. - Ton van der Wouden tracht enig licht te werpen op de
kenmerkende eigenschappen van Nederlandse Positief polaire uitdrukkingen 1. - Frans van der Putten tenslotte bespreekt: Anna Maria Di Sciullo and Edwin Williams, On the Defïnition of Words.
| |
Leuvens bijdragen, 79 (1990), nr. 2
Van de hand van Eric P. Hamp een studie On the survival of o-grade thematics in Dutch. - Robert Leclercq gaat in op Aktionsart: ein Kapitel einer Deutsch-Niederländischen Kontrastivgrammatik.
Boekbesprekingen o.a.: Roeland van Hout, De structuur van taalvariatie. Een sociolinguistisch onderzoek naar het stadsdialect van Nijmegen (door Pieter Muysken); M.L.A.I. Philippa e.a., Aspecten van meervoudsvorming in het Noordzeegermaans (door J. van Loon); Dirk Geeraerts, Wat er in een woord zit. Facetten van de lexicale semantiek (door R. Hendrickx); Bernd Ulrich Biere, Verständlich-Machen. Hermeneutische Tradition - Historische Praxis - Sprachtheoretische Begründung (door Alexander Schwarz); Jozef Darski, Linguistisches Analysemodell. Definitionen grundlegender grammatischer Begriffe (door Wolfgang Fleischer); Willem Koopman, Frederike van der Leek, Olga Fischer & Roger Easton (eds.), Explanation and Linguistic Change (door Jürgen Lenerz); W. Wills, Anspielungen. Zur Manifestation von Kreativität und Routine in der Sprachverwendung (door Wolfgang Fleischer); Sprachatlas des nördlichen Rheinlands und des südöstlichen Niederlands ‘Fränkischer Sprachatlas’ (FSA) von Jan Goossens (door Herman Crompvoets); W.H. Vieregge, Phonetische Transkription. Theorie und Praxis der Symbolphonetik (door Joachim Herrgen); Mary Snell-Hornby, Translation Studies. An Integrated Approach (door Dirk Delabastita).
| |
Levende talen, nr. 453
C.B. van Wendel de Joode inventariseert Kenmerkende eigenschappen van zwakkere leerlingen bij het leren hanteren van leesstrategieën. - De vraag of docenten het belang van argumentatieleer in het voortgezet onderwijs onderschrijven en bereid zijn er aandacht aan te besteden is onderzocht door Y.W. Emmelot en R.J. Oostdam. Zij doen hiervan verslag in Onderwijs in argumenteren. Een vragenlijstonderzoek onder docenten Nederlands in het Voortgezet Onderwijs. - Het pro- | |
| |
jekt Informatica en Nederlands in de bovenbouw beoogt informatica-aspekten te integreren in het vak Nederlands in de bovenbouw van havo/vwo; deze liggen vooral op het terrein van taalbeschouwing en gegevensbanken. Willy Weijdema maakt in haar artikel duidelijk dat informatie-technologie meer is dan een hulpmiddel en dat het integreren van informatica-aspekten in het vak Nederlands in de bovenbouw verrijkend kan zijn. - Boekbespreking: G.C.W. Rijlaarsdam, Basisvorming Nederlands (door A. Braet).
| |
Literatuur 7 (1990), nr. 5
In De vooruitgang volgens experimentelen en postmodernisten onderzoekt K.D. Beekman in hoeverre de aanval van post-modernisten op de naoorlogse experimentele prozaïsten strijdig is met het basisprincipe van de ‘non-selectie’. - Herman Pleij en Saskia Raue belichten in De pantoffels der ootmoedigheid een ouderwetse deugdenleer voor een vroeg-moderne vrouw. - Jacqueline Bel reconstrueert het beeld van Middeleeuwen en mystiek in het fin-de-siècle. - Met ‘Iets uit den ouden tijd’ vraagt L.M. Blits de aandacht voor het historisch-romantische verhaal De schildknaap van Margaretha Jacoba de Neufville, ‘een literair experiment uit 1829’. - Voorts een gesprek dat Piet Franssen had met Piet Visser, die voor zijn proefschrift Broeders in de geest een belangrijke prijs heeft ontvangen. -
Tenslotte recensies van Willem Kuiper, Die riddere metten witten scilde (door A.Th. Bouwman). Het leven van Lidewij, de maagd van Schiedam, ed. Jongen-Schotel (door Herman Pleij), Jeannette E. Koch, De koningsromans van Louis Couperus (door Maarten Klein), De briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey, ed. Wage (door Ton van Kalmthout), H. Bongers e.a., Dirck Volkertszoon Coornhert: dwars maar recht (door E.K. Grootes), W.M.H. Hummelen, Van moment tot moment; toneeltheorie voor lezers (door H. van den Bergh) en Vrouwen in taal en literatuur, ed. Korevaart (door Magda Sosef).
| |
Moer 1990, nr. 5
opent met een redactionele bijdrage van Xander Noë over het eindexamen havo 1990. - In Gericht schrijven na 20 jaar doen A. Braet en S. van Hecke verslag van hun onderzoek naar de praktijk van gericht schrijven. Wordt gericht schrijven straks de enige algemeen verplichte schrijftoets in het centraal schriftelijk examen? - Ben van Wendel de Joode beschrijft zijn weinig bemoedigende ervaringen met leesstrategieën. In een reactie legt Addie Gerritsen een link tussen leesstrategieën en de principes van gericht schrijven. Harrie Mazeland geeft vanuit gespreksanalytisch perspectief commentaar, terwijl Ludo Verhoeven de voorwaarden voor goed leesonderwijs inventariseert. - Dana Michel beschrijft haar twijfel in de keuze Tussen elektrische zoemer en elektronische bel, d.w.z. tussen het les geven en het bedrijfsleven. - Voorts bespreekt Yvonne Halink Jan Renkema's nieuwe Schrijfwijzer. - In Forum reageren Petra Wieler eh Dana Constandse op het artikel van Lidia Boerhout hoe leerlingen te bewegen zelf vragen n.a.v. literaire teksten te formuleren (zie Moer 1990/3).
| |
NWT 1990, nr. 5
In deze aflevering De rol van de kenner, waarin Frank Albert een gesprek heeft met Noam Chomsky.
| |
Ons erfdeel, 33 (1990), nr. 4
Jacques de Visscher vraagt aandacht voor De morele en ideologische bewogenheid van Jaap Kruithof. - K.D. Beekman noemt Rudy Kousbroek een autoriteit inzake moderne literatuur. - Marc Keymeulen staat stil bij Het literaire werk van R.J. Peskens. - Van de hand van Geert van der Speeten Mark Insingel gedichten verzameld. - Hajo Hülsdünker evalueert Dertig jaar Nederlands als vreemde taal in Duitsland.
Boekbespreking: Ton Anbeek, Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1885-1985 (door Romain Debbaut).
| |
| |
| |
Onze Taal, 59 (1990), nr. 9
Wie bepaalt wat goed taalgebruik is? E. van der Spek stelt nadrukkelijk: Zekerheid bestaat niet. - In De leek tussen pruimenen tomatesap vraagt Harry Cohen zich af of de nieuwste spellinggids, de Herziene Woordenlijst Nederlandse Taal (HW), ook de beste is. - Groen: de kleur van de hoop op beter, oordeelt Camiel Hamans. - W. Sterenborg spreekt in dit verband van Oneerlijke concurrentie tussen nieuwe en traditionele spellingvormen. - Bart Vandenberghe beziet de Afbreking in de nieuwe spellinggidsen: een gemiste kans om tot een eenvormig systeem te komen. - In Taal en betekenis. Wat gebeurt er nou? betoogt H.J. Verkuyl dat betekenis vaak buiten de taal ligt. - Onder de titel: Feministicisme breekt Marlies Philippa de staf over ondoordacht feministisch taalgebruik. - Hans Heestermans doet een greep uit Onze groeiende woordenschat. - Nederlands leeft door in Bahasa Indonesia, blijkt uit de bijdrage van Gérard Grubben. - De doorwerking van Nederlands in het Engels is volgens Albert J. Kopmels manifest: honderden neerlandismen zijn over het Engels uitgestort. - A.L.C. Laurent gaat na, welke sporen Onze taal in het Frans heeft nagelaten. - In Informaticatermen: hoe moet het heten? (2) pleit Cees Kleinveld voor het normaliseren van termen voor apparatuur.
| |
De Revisor 17 (1990), nr. 4
bevat onder meer de bijdrage Vergaarden, waarin Huub Beurskens de aandacht vraagt voor gedichten van Wiel Kusters. - Rob van Straten belicht in De geheimen van de taal Schrijver Dezes' Het Evangelie van O. Dapper Dapper (met een nawoord van W.F. Hermans).
| |
Spiegel der letteren 32 (1990), nr. 3
opent met ‘De natuur bezit sympathetische wonderen!’, en bijdrage van P. Pelckmans over P.F.van Kerckhovens Herinneringen uit Italië (1854). - In de rubriek ‘In margine’ Potjesmiddelhoogduits in het Haagse liederenhandschrift?, een bijdrage van J.H. Winkelman tot de interpretatie van de middelnederlandse minnezang. - In F.A. Snellaert als tekstuitgever belicht M. de Smedt zijn editie van de Nederlandse gedichten uit de veertiende eeuw van Jan Boendale, Hein van Aken en anderen (1869). - S.N. Bakker, wijst op enkele Intertextuele aspecten van F. Bordewijks oeuvre, gevolgd door Er staat niet wat er staat, waarin R. Grüttemeier een antwoord aan S. Bakker formuleert. - Voorts boekbesprekingen van J. Goossens, Woeringen en de oriëntatie van het Maasland (door F. Willaert), K. Daley, The triple fool (door P. Claes), A.E.J. Harmsen, Onderwys in de tooneel-poëzy (door M.B. Smits-Veldt), P. Calis, Het ondergronds verwachten (door J. Schoolmeesters), Kahiers over de geschiedenis van de Vlaamse poëzie sinds 1945, nr. 1, 2 en 3 (door A.M. Musschoot), D. de Geest, Onbewoonbare huizen zijn de woorden (door J. Schoolmeesters) en W.M.H. Hummelen, Van moment tot moment; toneeltheorie voor lezers (door H. Meeus).
| |
Spiegel 8 (1990), nr. 1
opent met een bijdrage van Theo Rensman, die in Opleiding in aanbouw zijn eerste ervaringen met de 12-maandsopleiding Nederlands aan de universiteit van Utrecht (1988-1989) beschrijft. - Helge Bonset presenteert Een instrument voor het verhelderen van begrippen t.b.v. (moeder) taaldidactisch onderzoek. - Rita Rymenans en Gino Leroy onderzoeken de Functionele taalvaardigheid van jonge afgestudeerden. - Voorts boekbesprekingen van Sjef Klinkenberg en Jacques de Vroomen, Tussen Apollo en Hermes (door Mathieu Matthijssen), Jacques Vos, Jeugdliteratuur (door Armand van Assche) en Johan van Gurp, Nederlands als tweede taal in het voortgezet onderwijs (door Connie Raymakers-Volaart).
nr. 2
opent met een redactioneel Ter nagedachtenis voor Armand van Assche. - Ilse Humblet belicht beleid, onderwijspraktijk en onderzoek van het Nederlands als tweede taal in Vlaanderen. - Tanja Janssen en Gert Rijlaarsdam doen verslag van een vooronderzoek naar de Opbrengsten van
| |
| |
literatuuronderwijs. - Een tussentijds verslag geeft Iris Breetvelt van haar onderzoek naar Schrijfproces en tekstkwaliteit. - Ron Oostdam en Yolande Emmelot geven in Argumentatieleer en het schoolvak Nederlands de resultaten van het onderzoek naar het onderwijs dat gericht is op het aanleren en verbeteren van argumentatievaardigheden. - Volgens Henk Blok is de Taalvaardigheid in de basisschool ‘een aardige grabbelton’. - In Het allochtone kind van de rekening? vraagt Ton Vallen zich af, of de geringe aandacht voor de slechtere schoolprestaties van allochtoner kinderen toevallig vergelijkbaar is met de geringe wetenschappelijke activiteit op het terrein van de verbetering van het OETC.
| |
Taalkundig bulletin 20 (1990), nr. 1
Ton Weijters en Geer Hoppenbrouwers teken voor Netspraak: een neutraal netwerk voor grafeem-morfeem-omzetting. Na een algemene bespreking van modelleringstechnieken waarbij gebruik wordt gemaakt van neurale netwerken volgt een praktische kennismaking met NetSpraak, een neuraal netwerk dat getraind kan worden Nederlandstalige teksten in letterschrift om te zetten in een fonetische representatie. - Inhakend op een eerdere bijdrage van Den Dikken presenteert Geart van der Meer De infinitivus pro participio: een nieuwe verklaring. - Tjeerd de Graaf vraagt aandacht voor Garasu - Glas: fonetische contrasten Japans-Nederlands.
| |
Tijdschrift voor taalbeheersing 12 (1990), nr. 2
A. Braet beschrijft en beoordeelt drie Amerikaanse Paradigma's in academisch debatteren, te weten het traditionele stock issue paradigm, het policy paradigm van Lichtman en Rohrer, en het daarmee concurrerende hypothesis testing paradigm van Zarefsky. - E. Van Schooten en K. de Glopper doen verslag van een literatuurstudie naar de validiteit van meerkeuze-instrumenten voor het meten van schrijfvaardigheid. Daaruit blijkt dat de inhoudsvaliditeit van meerkeuze-instrumenten aanzienlijk kritischer wordt beoordeeld dan de kriteriumvaliditeit en de konstruktvaliditeit. - Van Gerard Verhoeven een kort referaat over Spreektaal, schrijftaal en hun tussenvormen. - Onder de titel: Schrijven beschreven? Psychometrie versus inhoudelijk analyse geeft A.J.M. van der Geest een bespreking van: K. de Glopper, Schrijven beschreven: inhoud, opbrengsten en achtergronden van het schrijfonderwijs in de eerste vier leerjaren van het voortgezet onderwijs. - R.J. Rijnsoever gaat met P. Reitsma en V.H.P. van Daal n.a.v. hun eerdere bijdrage een diskussie aan over Sequentiële redundantie en leren lezen, die door hen gepareerd wordt met Een leerzame replicatie en aanpassing - Verder de Bibliografie ‘Argumentatietheorie’ 1987, samengesteld door E.T. Feteris, R. Grootendorst en P. Houtlosser.
Boekbeoordelingen: H. van den Bergh, Examens geëxamineerd (door B. Meufels); I.M.A.M. Pröpper, Argumentatie en machtsuitoefening in onderzoek en beleid. Evaluatie-onderzoek naar de Wet Investeringsrekening en het gebruik ervan in het beleidsproces (door P.J. Schellens).
| |
Tirade 35 (1990), nr. 328
In Herlezen verwoordt Tomas Lieske zijn indrukken bij de bundel Horror vacui van Jacques Hamelink. - In zijn Poëziekroniek vraagt Lieske de aandacht voor Tonnus Oosterhoffs debuut Boerentijger. - Dichter, dichter geeft de tekst van een toespraak die Rutger Kopland hield bij de huldiging van Leo Vroman ter gelegenheid van diens 75ste verjaardag.
| |
Tirade 34 (1990), nr. 329
In Herlezen beschrijft Robert Anker zijn ervaringen bij het (her)lezen van Ivo Michiels' Het boek alpha (1963) en concludeert: ‘Een meesterlijk werk dat grote aandacht verdient’. - Tomas Lieske haalt in zijn Poëziekroniek de bundel De noodzakelijke engel van J. Bernlef voor het voetlicht.
| |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 106 (1990), nr. 2
H. Bruch staat stil bij De Kroniek van Melis Stoke. - A.M. Duinhoven beziet de
| |
| |
relatie tussen ‘Gloriant’ en ‘Floris ende Blancefloer’. - Tineke ter Meer legt een relatie tussen Huygens en Harington. Over de bron van een serie sneldichten. - P.C. Paardekooper schrijft over Hollandse zeemanstaal(?) en Afrikaanse waltaal. - Naar aanleiding van: Arie Sturm, Primaire syntactische structuren in het Nederlands spreekt A. Sassen van een Revolutie in de Nederlandse syntaxis.
Boekbeoordelingen: A.M. Duinhoven, Middelnederlandse syntaxis, synchroon en diachroon, dl. 1. De Naamwoordgroep (door M.J. van der Wal); Dr. P.A.F. van Veen in samenwerking met drs. Nicoline van der Sijs, Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze woorden (door F. de Tollenaere); Betje Wolff en Aagje Deken, Briefwisseling, uitgegeven met inleiding en aantekeningen door P.J. Buijnsters (door Willem Breekveldt); Willem Breekveldt, Pragmatiek van de roman. Een onderzoek naar aspecten van Cornelia Wildschut, roman in brieven door E. Wolff-Bekker en A. Deken (door Hein Leferink); G. van Eemeren & H. Meeus, Genres in het ernstige renaissancetoneel 1626-1650. Deel 2 (door P.E.L. Verkuyl); Nop Maas, Marcellus Emants' opvattingen over kunst en leven in de periode 1869-1877 (door J.M.J. Sicking); F.P. van Oostrom & Frank Willaert (Edd.), De studie van de Middelnederlandse letterkunde: stand en toekomst (door G.C. Zieleman).
| |
Vaktaal 3 (1990), nr. 2
In dit tijdschrift van de Landelijke Vereniging van Neerlandici een verslag van de VU-conferentie over letterenacademici en de arbeidsmarkt, waarin de noodzaak van oriëntatie op het bedrijfsleven tijdens de studie duidelijk doorklinkt. - H.J. Doeksen beschrijft in De Letterenmens: multiinzetbaar? het perspectief voor afgestudeerden buiten het onderwijs. - In Letteren en taal geeft F.P. van Oostrom zijn visie op deze problematiek en wijst in dit verband op de absolute noodzaak van een goede taalvaardigheid. - Paul Wackers toont zich in Op weg naar het einde somber over de toekomst van de neerlandistiek. - Erna van Koeven heeft een gesprek met Ton van Strien, die vier jaar onderzoek deed naar Huygens' Koren-bloemen en Karl Stooker en Theo Verbeij doen verslag van een Pionierproject aan de Leidse universiteit.
| |
Vooys 8 (1990), nr. 4
In deze aflevering van dit Utrechtse tijdschrift staat de kritiek centraal. Het opent met Wie spreken durft, wordt van zijn stem onteigend, een bijdrage waarin Christine Brackman het opneemt voor Maaike Meijer, die in haar proefschrift de gedichten van Neeltje Maria Min in verband bracht met incest. ‘Hierop is uit alle hoeken fel gereageerd. Deze reacties hebben echter geen suggesties voor een alternatieve interpretatie opgeleverd.’ - Wilbert Smulders wijst in Zie langs zyn tweelingslyn dien fellen salamander! op de steeds terugkerende beelden van trein en station in de literatuur. - De kracht van het penseel is een bijdrage van Bertram Mourits over kunstkritiek in de beeldgedichten van Jan Vos. - In Trans tracht N.A. de Voore aan de hand van een fragment uit Metamorfoze te verduidelijken hoe Couperus over literatuurkritiek dacht.
| |
Wetenschappelijke tijdingen 40 (1990), nr. 2
O.a. van W. Mellaerts een bijdrage over Taalgebruik in overheidsdienst en onderwijs te Leuven 1829-1842.
R.W.W.M. van der Drift
W.A.A.M. Merlijn
|
|