De Nieuwe Taalgids. Jaargang 82
(1989)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Formaties op -ette in het NederlandsM.C. van den ToornSinds 1960 is in verschillende publikaties aandacht gevraagd voor een toenemende voorkeur voor nieuwvormingen op -ette in het moderne Nederlands (Oudkerk Pool 1960; Bakker 1961; Oudkerk Pool 1961; Mars 1966; Ter Horst 1970; Adriaens 1982; Zuidinga 1985; Hamans 1985). Vooral bij de commerciële naamgeving zijn merknamen op -ette in trek, wat zonder twijfel toe te schrijven is aan de Franse herkomst van het suffix, dat aldus een associatie teweegbrengt met exotisme en verfijning (verg. ook Rau 1964), soms zelfs ironisering. Maar ook in het algemene Nederlands is een toeneming van woorden met het suffix -ette waarneembaar. Bij al die aandacht voor de moderne expansie van -ette moet niet over het hoofd gezien worden, dat het Nederlands al sinds mensenheugenis een aantal Franse leenwoorden op -ette kent, die voor een deel zo algemeen zijn dat ze nauwelijks nog als ‘vreemd’ opvallen. Daartoe rekenen we cassette, estafette, etiquette, maquette, moquette, operette, pirouette, plaquette, recette, roulette, soubrette, suffragette, vedette. Iets minder algemeen gebruikelijk lijken ons het verouderde aigrette ‘toefje veren’, chemisette, gloriëtte, grisette, midinette.(Herleefd door het moderne nachttrein verkeer is couchette; chambrette, dat in de kringen van rooms-katholieke kostschoolleerlingen bekendheid genoot, dateert met zekerheid al van 1890 (Bakker 1961), terwijl de tot soortnaam geworden merknaam Gillette (teruggaande op de familienaam Gillet) al sinds 1902 in gebruik is (Room 1982, 82). Daarnaast kent iedere Nederlander meisjesnamen als Antoinette, Babette, Georgette, Jeanette, Odette, Yvette, waarvan sommige een tijdlang heel modieus zijn geweest. Al deze bestaande woorden moeten bij de totstandkoming van nieuwvormingen op -ette een niet te onderschatten paradigmatische ruggesteun hebben geleverd. Het startsein voor de moderne golf van formaties op -ette is hoogstwaarschijnlijk gegeven in 1954, toen in opdracht van de confectie-industrie een aantrekkelijke benaming voor het beroep van ateliermeisje bedacht werd door een reklamebureau (Zuidinga 1985). Het Franse midinette, zelf een haplologische vorming uit midi + dînette (‘qui fait dînette à midi’, zie Hasselrot 1957, 204) werd volksetymologisch met mode in verband gebracht en tot het nieuwe Nederlandse woord modinette gemaakt. Daarmee werd aan de uitgang -ette een betekenis verbonden die het duidelijkst met ‘feminien’ en ‘diminutief’ te omschrijven is. Kennis van de betekenis van -ette in het Frans moet daarbij in het geding zijn geweest. Merkwaardig is echter dat het Frans veel woorden op -ette bezit, die geen diminutiva zijn. Hasselrot (1972), die deze materie uitvoerig bestudeerd heeft, wijst op vier mogelijkheden:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een inzichtelijk voorbeeld van geval c) is cigarette, waarbij men zich allicht niet meer realiseert dat het woord oorspronkelijk een verkleinwoord van cigare is geweest (Hasselrot 1972, 10, 19). Hoewel het Frans moderne formaties op -ette te zien geeft, zijn er ook die veel ouder zijn. Het in Nederland recent bekend geworden begrip maisonnette voor ‘etagewoning met flatkarakter maar met boven elkaar liggend slaap- en woonvertrek’ is in het Frans al in 1694 in de betekenis ‘petite maison’ bekend (Hasselrot 1957, 206). Een voorbeeld van een moderner woord is mammet te ‘hypocoristique enfantin (alternant avec mamine) appliqué à une grandmère’, waarvoor Hasselrot (1972, 45) als jaar van attestatie 1971 geeft. In Nederland komt Maminette als eigennaam van een zaak in baby-artikelen voor. Overigens kende ook het Middelnederlands al woorden op -ette, waarvan de meeste verdwenen zijn, zoals tafelette ‘klein tafeltje’, violette ‘viooltje’, cornette ‘hoorntje’. Ook in het Engels komen woorden op -ette voor; het suffix is ook hier ontleend aan het Frans en de ouderdom van sommige woorden is opmerkelijk. Marchand (1969, 289) noemt mountainet(te) uit 1586 en onder de stofnamen camlet uit 1400, satinet(te) uit 1703, muslinette uit 1787 en flanellette uit 1882. In het Engels heeft -ette zich onafhankelijk van het Frans ontwikkeld, waarbij het suffix drie betekenissen kreeg: 1) pure diminutive (sermonette, storiette), 2) marker of imitation material (beaverette, leatherette, flanelette), 3) feminine marker (farmerette, majorette) (Bauer 1983, 119). Ook in het Nederlands zien we dezelfde drie mogelijkheden. In het Frans, zowel als in het Engels en het Nederlands is steeds sprake van een suffix -ette en voorshands nog niet van -rette, -nette, of -lette, hoewel die frequent voorkomen. Hebben we in deze laatste gevallen met nieuwe suffixen te maken of is er alleen sprake van een overgangsklank vóór -ette? Voor we daar nader op ingaan, kan vastgesteld worden dat stellig iedere taalgebruiker er - waarschijnlijk onbewust - van doordrongen is dat het uitgangspunt -ette moet zijn. Duidelijk is er ook bij uitheemse woorden sprake van toevoeging van -ette aan bekende, doorzichtige grondwoorden, die ook ontwikkelde Nederlanders bekend zijn:
Hetzelfde procédé, toevoeging of substitutie van -ette, is waarneembaar bij de vol- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gende algemeen-gangbare woorden (de commerciële namen behandelen we apart), waarbij naast enkele stofnamen de zaaknamen in de meerderheid zijn. De persoonsnamen zijn gering in aantal. Het jaar van eerste ons bekende attestatie in de vakliteratuur is steeds tussen haakjes vermeld:Ga naar voetnoot*
En met substitutie van de slotvocaal:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naast enkele recente ontleningen zoals salopette (1984a) ‘tuinbroek’, waarbij het basiswoord de meeste gebruikers van dit kledingstuk wel niet bekend zal zijn (salope ‘smeerlap’), vinden we ontleningen met verandering van betekenis, zoals het al eerder genoemde maisonnette (1960) en dinette (1987) ‘eethoek in een caravan’. Daarnaast komen enkele minder doorzichtige formaties voor zoals kwastinette (1986) ‘rond blik met deksel waarin gaten voorhanden zijn voorde stelen van verfkwasten’ en technisette (1986) ‘beroepsnaam voor meisjes en vrouwen die eenvoudig en licht technisch werk verrichten’. Naast de ontlening majorette (1960) werd later analogisch minirette (1986) ‘kleine majorette in de leeftijd van 6 tot 10 jaar’ gevormd. De grootste verbreiding heeft -ette echter gevonden bij de commerciële naamgeving. Vooral na basiswoorden die op een sonorant eindigen komt het voor:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij deze grondwoorden die alle op continuanten eindigen, sluiten zich nog aan:
Na niet-continuanten komt het suffix veel minder voor:
Substitutie van een slotklinker door -ette komt frequent voor:
Een stap verder bevinden zich de formaties waarbij een soort affix-substitutie tot stand is gebracht; een soort inderdaad, want maar zelden is er sprake van een echt affix dat vervangen wordt. Veelal betreft het suffixachtige woorddelen die door de taalgebruiker gevoeld werden als vatbaar voor vervanging:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit het materiaal onder (11) blijkt een grote flexibiliteit bij het toepassen van een gesubstitueerd -ette. Voorwaarde schijnt bijna altijd een voorafgaande continuant, bij voorkeur n, l en r. Op deze wijze heeft zich een soort allomorf-suffix ontwikkeld dat gekenmerkt wordt door een aan -ette voorafgaande consonant met de volgende kenmerken: [+ coronaal], [+ anterieur] en [+ stemhebbend]. Hieraan voldoen -nette, -lette, -rette en -sette (de s wordt vrijwel altijd stemhebbend gerealiseerd: [zɛtə] Voorbeelden hiervan zijn respectievelijk:
Hierbij valt op te merken dat Maminette een rechtstreekse ontlening uit het Frans kan zijn en dat bij Asconette niet duidelijk is hoe het grondwoord uitgesproken moet worden: [αasko] of [ɛskət]. In dit rijtje past ook het bekende merk Pastunette waaraan de woordspeling met ('t) past u net ten grondslag ligt (zie ook Simons 1960) en de persoonsnamen modinette en misdinette.
Een ouder voorbeeld met -lette is landaulette van landauer ‘soort rijtuig’ terwijl bij Torsolette het al langer bestaande corselet steun moet hebben gegeven (Praninskas 1968, 46). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een uitgangspunt voor analogiewerking levert hier majorette dat als gevormd uit major + ette begrepen kan worden; door metanalyse kan dit geïnterpreteerd worden als majo + rette, zodat de weg vrij werd voor minirette.
Wat we onder (12), (13), (14) en (15) waarnemen, is het verschijnsel van suffixuitbreiding door metanalyse. Het bekendste voorbeeld uit de historische grammatica (zie bijv. Schönfeld 1964, 220) levert het suffix -ij dat tot de vorming van varianten als -erij, -nij, -ernij, -dij en -arij aanleiding gaf. Schematisch voorgesteld:
Hetzelfde zien we nu gebeuren met -ette dat als varianten naast zich krijgt -nette, -lette, -rette en -sette. Weer schematisch voorgesteld:
Met deze voorstelling van zaken doen we een principiële keuze voor een proces van suffixuitbreiding door metanalyse. Een andere Opvatting vinden we bij Rau (1964) die -n-, -l-, -r- en -s- beschouwt als ‘Kompositionsfugen’. Dat impliceert dat bij de formatie van woorden op -ette vóór het suffix een bindfoneem wordt aangebracht. In de gevallen waar zich echter een dergelijk proces voordoet, i.c. bij de vorming van substantivische samenstellingen in het Nederlands en het Duits, is het bindfoneem altijd van dien aard dat men van twee of meer varianten van de eerste constituent van een samenstelling kan spreken (verg. Fleischer 1975, 121 ev). Aan landhuis en landsman liggen respectievelijk de varianten land- en lands- ten grondslag, aan schaapherder en schapekaas respectievelijk schaap- en schape-. Het bindfo- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
neem is altijd invoegbaar in het morfologisch paradigma van het eerste lid van de samenstelling, nooit van het tweede lid: *-sman, *-ekaas. Datzelfde geldt bij afleidingen als bijv. jongensachtig, dat zich wèl laat segmenteren als jongens + achtig, maar niet als jongen + *sachtig. Dit nu geldt niet voor de hierboven genoemde gevallen met -nette, -lette, -rette en -sette. Hier verzet zich niets tegen het aannemen van suffixvarianten, terwijl een aanhechting van -n-, -l-, -r- of -s- aan het voorafgaande grondwoord paradigmatisch uitgesloten is: aan Copyrette ligt evident copy + rette ten grondslag en niet *copyr + ette. Het proces van suffixuitbreiding dat we hier waarnemen, duidt op ver-gaande integratie van een uitheems suffix in het Nederlands. Het suffix -ette, dat altijd het accent draagt, is op deze weg verder gegaan dan het eveneens uitheemse, accent dragende suffix -esk (verg. Chomsky and Halle 1968, 158). Terwijl -esk voorbehouden is aan taalgebruik dat men ‘sophisticated’ zou kunnen noemen, is -ette bepaald populair te noemen. Opvallend is daarbij de voorkeur voor -ette in de commerciële naamgeving en het dooreenlopen van de hier voorkomende marginale morfologie met de morfologie van de soortnamen in het algemeen gangbare Nederlands. Bij de ontwikkeling van de soortnamen doet zich het verschijnsel voor dat -ette niet alleen achter min of meer uitheemse basiswoorden gebruikt wordt, maar zelfs achter zuiver Nederlandse, zoals in peuterette. Formaties van vreemde oorsprong zoals maisonnette en kitchenette worden geïntegreerd en duidelijk als afleidingen op -ette gevoeld; de door luchtvaartmaatschappijen bedachte namen slumberette en sleeperette zijn voor Nederlanders - die bijna altijd wel wat Engels kennen - volkomen doorzichtig. En zo komt men tot uitbreidingen als diskette en purserette waarbij een uitheems suffix achter een uitheems basiswoord geplaatst wordt, in de Nederlandse morfologie! Integratie van -ette in de Nederlandse morfologie vertoont ook wasserette, dat als commerciële naam in 1959 begonnen is (Mars 1966), maar dat tot soortnaam geworden is; merkenrechtelijk een sof, maar geen rechter houdt zo'n ontwikkeling tegen. Aangezien aan wasserette het woord wasserij ten grondslag moet liggen, met het suffix -erij (evenals in boerderij, met epenthetische -d-) is het waarschijnlijk dat naast -erij ook -erette aangenomen kan worden. Voor het paar boerderij: boerderette kan dat ook aangenomen worden. Omdat in wasserette en stomerette een betekenismoment van ‘snelle afhandeling’ meespeelt, heeft -rette misschien de voorkeur gekregen bij de naamgeving van Copyrette en Fotorette. Waarom zou anders niet -nette of -sette gekozen zijn? Analogie bij de vorming van -ette-formaties is een belangrijke factor bij de verdere ontwikkeling; we zagen het bij het ontstaan van minirette naast majorette. Zo zal ook modinette - zelf al op het voorbeeld van midinette ontstaan - duidelijke invloed gehad hebben op het ontstaan van misdinette. En hetzelfde geldt voor kwastinette, waar men kan opteren voor een verbindingsklank -i- + nette of een nieuwe variant -inette. Voor die laatste mogelijkheid is steun te vinden bij de schertsend bedachte vorm bakkinette (1987) ‘kleine bakkerij’. Schertsende formaties zijn trouwens veelzeggend. Ze duiden op ergernis of spot, in ieder geval attentie, bij de taalgebruiker die de expansie van -ette in de commerciële sfeer waarneemt. Zo treffen we in een spotdicht van Ad Vinken (in De tweede ronde, tijdschrift voor literatuur, herfst 1987, p. 81) naast het juist genoemde bakkinette ook bloemerette ‘bloemenwinkel’, fromagette ‘kaaswinkel’ en neuquerette ‘bordeel’ aan. En al in de jaren '70 noemde de cabaretier Fons Jansen een dame die | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naast een pianist gezeten de blaadjes omslaat een bladerette (gehoord op radio 4 d.d. 1-3-88), terwijl hierboven al de spotnaam ministerette voor ‘vrouwelijke minister’ vermeld werd. Veelzeggend is ook nog het volgende citaat: ‘Er zijn vijf caninettes, “kakinettes” genoemd, die per dag 30 kilometer afleggen om de uitwerpselen van 60.000 honden op te slurpen’ (NRC-Hbl. 24-8-88). Het overvloedigst floreren zoals gezegd, de formaties op -ette in de commerciële naamgeving. Fabrikanten van poederkaas noemden omstreeks de jaren '70 hun firma Grozette, een samensmelting van delen van de eigennamen De Groot en Van Zijl en het achtervoegsel -ette, dat volgens opgave van het bedrijf zelf gekozen werd terwille van de welluidendheid. Volgens Praninskas (1968, 46) kan -ette onder de merknamen zowel een miniatuur- als een imitatie-produkt aanduiden of het geeft geen andere betekenis dan die van een commercieel suffix: ‘This is a trade name’. Een voorbeeld van alle drie deze betekenissen is voorhanden in Sukretten, dat al voor 1940 bestond als naam voor kleine pilletjes zoetstof. In de commerciële sfeer is ook de ‘clipping’ classettes (1985) ontstaan ter aanduiding van klassieke musicassettes. Met dat al is een woordvormingsregel voor formaties op -ette niet eenvoudig vast te stellen. Als uitgangspunt kan dienen:
Regel (16) voorziet in de vorming van peuterette, Keukenette, Towelette, Irisette, punkette, maar wanneer het grondwoord op een klinker eindigt doen zich twee mogelijkheden voor: substitutie van de klinker door -ette of suffigering met één van de hierboven genoemde allomorfen: Door regel (17) wordt verantwoord dat Davo tot Davonette is geworden en Isola tot Isolette. Maar het is niet beslisbaar waarom Davo niet tot Davette en Isola niet tot Isolanette geworden is. Evenmin waarom steno tot stenorette en niet tot stenolette aanleiding heeft gegeven. Naar alle waarschijnlijkheid spelen hier welluidendheid en herkenbaarheid van het grondwoord een belangrijke rol. Van angora is als afleiding Angorette goed herkenbaar naar z'n grondwoord en het is welluidender dan angorarette; ook Torsolette is duidelijker in z'n afkomst dan Torsette, waartegen zich overigens morfologisch en fonologisch niets verzet. Tezijnertijd zal moeten blijken of t.a.v. deze zozeer in beweging zijnde materie duidelijker, d.w.z. vastere regels opgesteld kunnen worden. Een apart probleem vormen dan nog de formaties die in (11) zijn opgesomd. We spraken daar van suffixachtige woorddelen, die door de taalgebruiker gevoeld worden als vatbaar voor vervanging. Duidelijk ligt dat bij -atie in combinatie / | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Combinette, reparatie / Reparette, maar de groep vertoont toch een te disparate verzameling suffixachtige elementen om er ver-strekkende conclusies op te baseren. Juist de commerciële woordvorming confronteert ons hier met marginale verschijnselen waarop moeilijk greep te krijgen is. Dat betekent niet dat ze oninteressant zouden zijn. Niet alleen de lexicograaf dient alert te zijn op dit soort verschijnselen, ook de morfoloog mag er niet aan voorbijgaan, evenmin als de taalhistoricus. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|