| |
| |
| |
Aankondigingen en mededelingen
Over Warenar
De Annali van het Instituto universitario orientale uit Napels komen onze lezers niet zo gemakkelijk onder ogen. Vandaar dat ik even attendeer op de studie die J.H. Meter daarin heeft doen verschijnen over Hoofts Warenar. Het meeste nieuws biedt het essay wanneer het attendeert op de ideologische en sociale achtergronden van het blijspel, o.a. door op relaties met het werk van Coornhert en Spiegel te wijzen. Interessant vond ik bijvoorbeeld de manier waarop hij de figuur van Geertruyd belicht en laat zien hoe die, veel meer dan haar Plautiniaanse voorbeeld, op materieel voordeel uit is en bereid is het geluk van haar broer ondergeschikt te achten aan de voordelen van een rijk huwelijk. De literaire analyse levert o.a. als resultaat op dat Hooft er in zijn comedie meer dan Bredero in Moortje in is geslaagd de stilus humilis te hanteren. Een andere vergelijking met Bredero's voorbeeld laat zien dat de uitweidingen bij Hooft kwantitatief veel minder belangrijk zijn dan bij Bredero maar vooral dat ze in Warenar een moreel doel dienen terwijl ze bij Bredero vooral diverterend bedoeld waren.
‘Le matrici del Warenar’ staat in ARION-Filologia germanica XXVIII-XXIX (1985-1986), pp. 471-506.
M.A.S.-v.d.D..
| |
Repertorium doctoraalscripties
In het kader van de Vereniging voor Onderwijs, Kunst en Wetenschappen is een Werkgroep opgericht die zich ten doel heeft gesteld ongepubliceerd doctoraalonderzoek in de letteren bibliografisch te ontsluiten. Het resultaat van hun arbeid is een Repertorium doctoraalscipties 1981-1985: neerlandistiek en kunstgeschiedenis. De scriptiebeschrijvingen zijn van een codenummer voorzien en met behulp daarvan geordend per onderwerp. Via registers op auteursnaam en trefwoorden zijn ze nog verder toegankelijk gemaakt. Niet alle scripties zijn in het bestand opgenomen. Het Instituut Nederlands van de Katholieke Universiteit Nijmegen heeft medewerking geweigerd op grond van de visie dat doctoraalscripties niet meer dan een oefening zijn waaraan niet te veel aandacht moet worden besteed.
Ik moet bekennen het van harte met de Nijmeegse collega's eens te zijn. Scripties zijn nu eenmaal niet gepubliceerd en in het overgrote deel van de gevallen is dat ook heel begrijpelijk. Vaak wordt er, wanneer ze belangwekkend materiaal bevatten, wel een artikel van gemaakt of dienen ze als voorstudie voor de dissertatie van de schrijver. Maar voor het overige behoeven ze wat mij betreft als ongepubliceerd studieresultaat geen bibliografische bewerking. Voor een onderzoeker leveren ze eigenlijk alleen maar problemen op. Moet men gaan discussiëren met een niet aan de openbaarheid prijsgegeven geschrift? Moet men de fouten eruit verbeteren? Kan men op de resultaten ervan voortbouwen? In alle gevallen geldt dat men eigenlijk nauwelijks controleerbaar is voor anderen die immers niet in de gelegenheid zijn of althans moeilijk tijd zullen kunnen vinden om ter plekke onderzoek te gaan doen.
Natuurlijk is het interessant de lijsten eens door te kijken, of vast te stellen wat de
| |
| |
topperioden en de topschrijvers zijn waaraan in scripties aandacht wordt besteed maar in een tijd van schaarse middelen zijn er m.i. heel wat bibliografische projecten met een hogere prioriteit te bedenken, bijvoorbeeld een snellere voortgang van de BNTL.
Het Repertorium doctoraalscripties is in 1988 verschenen als uitgave van de Stichting Bibliographia Neerlandica te 's Gravenhage en aldaar te bestellen (Postbus 90407, 2509 LK 's-Gravenhage). Het telt 132 blz. en kost f35, - (exclusief de verzendkosten van f4,50).
M.A.S.-v.d.D.
| |
Oorlogswoordenboek
De columnist G.L. van Lennep, bekend van de niet onvermakelijke rubriek Waarin ... in NRC-Handelsblad heeft na een lange aanloop zijn Verklarend oorlogswoordenboek laten verschijnen. Het bevat een verzameling woorden die tijdens de Tweede Wereldoorlog in gebruik waren en die een speciale betekenis hadden of een specifieke bekendheid genoten. Ook spotversjes, anecdotes en grappen hebben een plaats gevonden alsmede een flink brok encyclopedische informatie.
Nu is woordenboeken-maken niet ieders werk en dat blijkt hier en daar pijnlijk in dit oorlogswoordenboek. Bijna op iedere bladzij is wel een fout, een onduidelijkheid, een slordigheid of een onvolledigheid aan te treffen. Fouten zijn er vooral in het Duits: naar het tegenwoordige gebruik in kranten wordt af en toe eens een Umlautsteken op een woord gezet, dan lijkt het tenminste Duits. De auteur schijnt ook te menen dat Lafette een merk machinegeweer is, terwijl het woord alleen ‘affuit’ betekent. Onduidelijkheden zijn er vooral in de omschrijvingen: wat te denken van een lemma als tuinslang: Daar fietste men op! Voor de oorlogsgeneratie begrijpelijk, maar wie van de latere generaties kan zich hierbij iets voorstellen? Waar staan verder alle opgesomde afkortingen voor? Alleen het vermelden van de betekenis is niet voldoende; een oplossing van de initialen is wel het minste dat de lezer kan verwachten. Je kunt je trouwens ook afvragen of het opnemen van het vele Amerikaanse soldatenslang zinvol is. Wie heeft daarmee te maken (gehad)? Waarom wordt bij de namen van concentratiekampen niet consequent vermeld waar ze gelegen waren? Waarom wordt de herkomst van citaten niet verantwoord? Bij Arbeidsinzet wordt het beruchte ‘bevel’ afgedrukt, maar de lezer moet maar weten dat dit gebruikt werd bij de razzia van november '44. Namen van vliegtuigtypen zoals Lightning en Thunderbolt worden als ‘bijnamen’ vermeld; meent de auteur dat de type-aanduidingen P-38 en P-47 de echte ‘namen’ waren?
De encyclopedische informatie is hoogst willekeurig en uiteraard onvolledig. Wat zijn de criteria geweest om wel Rauter te noemen, maar niet Christiansen, waarom wel de Flitspuit, maar bijvoorbeeld niet Gerbrandy? Wat moet de lezer aan met Berlijn: Hoofdstad van Duitsland? Waarom vier bladzijden met een opsomming van alle speldjes van de Winterhulp? Wie is in staat de zeer summiere uitleg te begrijpen bij navigatiesystemen als Knickebein, het X-Gerät, Freya of Würzburg? Wie heeft wat aan de opsommingen van namen en typen van allerlei vuurwapens, pantserwagens of raketten? Ze zijn volstrekt nutteloos zonder afbeeldingen.
Dit oorlogswoordenboek, hoe goed ook bedoeld, is helaas een gemiste kans.
| |
| |
Misschien zijn de echte oorlogswoorden ook wel te gering in aantal om een heel woordenboek te rechtvaardigen. Naast wat NSB-woorden valt te denken aan arbeidsinzet, bijltjesdag, blokhoofd, bunker, houtgasgenerator, spertijd (die alle terecht opgenomen zijn trouwens) en nog zo wat dingen. Wil men meer, dan is een verantwoorde afweging van wat opgenomen zal worden en wat niet, dringend gewenst. Een eventuele herdruk vergt dan ook nog heel wat herziening. (Schrijver dezes was trouwens verbaasd zich op de laatste bladzijde onverdiend temidden van vele anderen bedankt te zien, met verkeerd gespelde naam uiteraard en met als woonplaats Groningen!).
Het Verklarend oorlogswoordenboek is een uitgave van Bert Bakker; het ISBN-nummer is 90-351-0612-1; de prijs is f24,90.
M.C.v.d. T.
| |
Historisch-taalkundige studies
De historische taalkunde krijgt in Nederland na een tijd van flauwte gelukkig weer meer aandacht. Een teken daarvan is de verschijning van een bundel studies onder redactie van J.A. van Leuvensteijn: Uitgangspunten en toepassingen. Taalkundige studies over Middelnederlands en zestiende- en zeventiende-eeuws Nederlands. De redacteur heeft ernaar gestreefd verschillende opvattingen bijeen te brengen; we citeren uit zijn inleiding: ‘Er zijn taalkundigen van wie het werk in één wetenschappelijk kader geplaatst kan worden, zoals bijvoorbeeld dat van het Structuralisme of dat van de Transformationeel-generatieve Grammatica. Anderen daarentegen zijn eclectisch ingesteld en blijken elementen van verschillende kaders met elkaar te verbinden, ja, soms zelfs te verenigen, waaronder individuele varianten van theorieën ontstaan. Enkelen zijn in staat zulke belangrijke nieuwe elementen bij het taalkundig onderzoek te betrekken, dat men eerder geneigd is van een aanzet tot een nieuwe theorie te spreken dan van een variant van een reeds bestaande.’
Bij een opsomming van de titels der verschillende opstellen blijkt de verschillende benaderingswijze voldoende. We vinden hier achtereenvolgens: A.M. Duinhoven, ‘Taalverandering door herinterpretatie. Diachroon onderzoek naar vorm en betekenis der voltooide tijden’; Marijke J. van der Wal, ‘Variatie en verandering in de Middelnederlandse passiefsystematiek. Een beschrijving binnen een strukturalistisch getint kader’; Fred Weerman, ‘Chomsky's Overal-een-subject-principe en het Middelnederlands’; Alain Bossuyt, ‘Een queeste zonder object. Een taaltypologische kwestie benaderd vanuit de Functionele Grammatica’; A. de Meersman, ‘In en uit de tang in de veertiende eeuw: de plaats van het direct object in de bijzin. Corpusonderzoek tegen een structurele, taaltypologische en pragmatische achtergrond’; J.A. van Leuvensteijn, ‘Volgorde van subjecten, objecten en predicaatsnomina in zestiende-eeuws Hollands. Een bijdrage tot corpuslinguïstisch onderzoek’; Yvette Stoops, ‘Het negatiepartikel en in een laat-zestiende-eeuwse Antwerpse kroniek. Een corpuslinguïstische studie’; Maaike Hogenhout-Mulder en Pieter van Reenen, ‘Buiging in de zelfstandignaamwoordsgroep in veertiende-eeuws Gronings. Corpusvorming en representatiekader’; H.M. Hermkens, ‘De gebiedende wijs in zeventiende-eeuwse teksten, voornamelijk van Huygens. Een regressief-diachronische benadering’.
Deze bundel, die overigens tot stand gekomen is met steun van een aantal spon- | |
| |
sors, is een uitgave van de VU uitgeverij te Amsterdam. Het ISBN-nummer is 90-6256-565-4. Een prijs is ons niet opgegeven.
M.C.v.d.T.
| |
Over de grondslagen van het TGG-onderzoek
Op 23 februari 1988 promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam Dr. S. de Haan, op het proefschrift Over de logica van het TGG-onderzoek; een kritiek op het taalkundig formalisme. Belangstellenden kunnen dit proefschrift in hun bezit krijgen door twintig gulden voer te maken op girorekening 17.23.668 ten name van S. de Haan in Monnickendam, met als vermelding ‘proefschrift’.
HJV.
| |
Puntgaaf op schrift
‘Puntgaaf op schrift’ bevat regels van spelling en interpunctie voor schrijvers die de banken van de lagere school al geruime tijd hebben verlaten. Dit overzichtelijke boek kan dienst doen als handboek bij het schrijven, maar het is tevens bedoeld als studieboek voor het hoger beroepsonderwijs. Ten behoeve van die laatste toepassing zal er een afzonderlijk boek met oefeningen verschijnen.
‘Puntgaaf op schrift’ bestaat uit negen hoofdstukken. In de eerste twee hoofdstukken wordt de spelling van de werkwoordsvormen behandeld. De auteur heeft gekozen voor een spellingalgoritme met een grammaticale ingang. In het eerste hoofdstuk komen de begrippen aan de orde die noodzakelijk zijn voor een juiste hantering van het spellingalgoritme. Het is jammer dat bij de spelling van de werkwoordsvormen geen extra aandacht wordt besteed aan de doubletten. Het is immers bekend dat doubletten, zoals gebeurt/gebeurd en verwachte/verwachtte, bij volwassen spellers hèt struikelblok vormen bij de spelling van de werkwoordsvormen. In de hoofdstukken drie tot en met zes komen spellingproblemen aan de orde die ook ervaren spellers vaak hoofdbrekens kosten, zoals het gebruik van het koppelteken, het trema en de apostrof. Ook de regels voor het afbreken zijn hier te vinden. De regels met bijbehorende voorbeelden worden hier en daar onderbroken door korte uiteenzettingen waarin de auteur achtergronden van veel voorkomende spelfouten toelicht. Zo geeft de auteur aan welke fouten met diacritische tekens en woordafbreking optreden bij slordig gebruik van tekstverwerkers. Het Groene Boekje staat centraal in hoofdstuk zeven. Achtergrondinformatie en anekdotes over het ontstaan van het Groene Boekje zijn hier opgenomen. In de laatste twee hoofdstukken komen problemen rond het gebruik van hoofdletters en leestekens aan de orde.
De auteur van Puntgaaf op schrift is P.A.J. Wels; het boekje telt 159 blz. en is uitgegeven bij Versluys (Almere). De prijs werd niet vermeld.
Universiteit Twente, Leonie van de Pol
| |
Cursus zinsanalyse met software
Vorigjaar is bij uitgeverij Martinus Nijhoff te Leiden verschenen: P. van Bart en A. Sturm, Zinsanalyse en de termen die daarbij gebruikt worden. Zoals in het voorwoord vermeld, gaat deze cursus vergezeld van ondersteunende software (‘course- | |
| |
ware’), ontwikkeld door Peter van Bart en Arthur Dirksen bij de Vakgroep Nederlands, Faculteit der Letteren (RUU), afd. Moderne Taalkunde. De courseware bestaat uit een grote hoeveelheid oefeningen en proefvragen bij de cursus. De courseware is kortgeleden geheel herzien en nu beschikbaar voor alle gebruikers van Zinsanalyse. Nodig is een IBM-PC of compatible met 256 Kbyte geheugen of meer, en minimaal 1 disk-drive. De prijs van een diskette is f10.-. De courseware mag vrij gedistribueerd worden onder studenten. De courseware draait onder het programma ‘Tentamen’, en kan eenvoudig uitgebreid en aangepast worden. Ook kan met het programma andere courseware ontwikkeld worden.
Voor verdere inlichtingen kan men zich wenden tot Arthur Dirksen, Korfoedreef 185, 3562 SK Utrecht.
A. Sturm
| |
Overzicht Literatuurgeschiedenis
Sinds kort heeft de Nederlandse literatuurgeschiedenis er een overzicht bijgekregen. H.M. de Blauw, docent Nederlandse letteren aan de Algemene Hogeschool te Amsterdam, schreef een chronologisch en systematisch opgebouwd boek over de Nederlandse letterkunde van de Middeleeuwen tot circa 1770. Het ligt in de bedoeling dat een tweede deel, te verschijnen in 1989, de 19de- en 20ste-eeuwse literatuur zal behandelen.
In een zevental hoofdstukken worden de literaire voortbrengselen uit de Middeleeuwen, de Renaissance, het Classicisme en de Verlichting volgens een min of meer vast patroon in hun cultuurhistorische en literairhistorische context geplaatst. Alvorens De Blauw van elke periode een opsomming geeft van de meest karakteristieke genres, auteurs en hun werken, bespreekt hij kort de culturele hoofdaspecten per tijdvak. Daarbij gaat hij onder andere in op de politieke en economische veranderingen, de stand van de wetenschap, de rol van de godsdienst en de ontwikkelingen in aanverwante kunsten (zoals muziek, schilderkunst en architectuur).
Nadat zo'n historisch beeld is geschetst, komt de literatuur uitvoerig aan de orde. De scheiding in verschillende genres is daarbij als indelingsprincipe gebruikt. Hierdoor komen sommige auteurs meer dan eens ter sprake en moet de lezer soms wat heen en weer bladeren om een oeuvre te overzien. Aan de andere kant krijgt hij. op een beperkt aantal bladzijden inzicht in literair-historische ontwikkelingen. De Blauw is namelijk in staat zonder al te veel omhaal literaire genres duidelijk toe te lichten, de betekenis van schrijvers aan te geven en literaire produkten met elkaar in verband te brengen.
Nieuwe ideeën hoeven in dit werk niet te worden verwacht - hoewel veel recente secundaire literatuur is verwerkt -, maar dat is dan ook niet het doel geweest: het handboek ‘beoogt een leidraad te bieden voor diegenen die met een studie Nederlands beginnen aan een instelling voor tertiair onderwijs.’ Het houdt, zoals de schrijver eveneens in zijn voorwoord zegt, het midden ‘tussen de veeldelige wetenschappelijke handboeken en de vele beknopte literair-historische boekjes die er ten behoeve van het middelbaar onderwijs worden uitgegeven’.
Het boek is karig met citaten. De tekstfragmenten die zijn opgenomen, zijn echter goedgekozen en illustratief. Helaas is deze geschiedenis (in tegenstelling tot bijvoorbeeld andere Aula-pockets) op grauw papier gedrukt en mist ze afbeeldin- | |
| |
gen. Voordeel hiervan is dat de prijs student-vriendelijk is gebleven.
Nederlandse letterkunde 1 is geen leesboek; door het voornamelijk opsommend karakter en de ruime hoeveelheid feitelijke informatie over verschillende werken zal het evenwel voor iemand die zich in korte tijd wil oriënteren op een bepaald tijdvak of op de eerste zes eeuwen van onze letterkunde, uitstekend dienst kunnen doen. Zeker door de toevoeging van een goedwerkend personenregister en een uitvoerig titel- en zakenregister is het een handzaam overzicht geworden.
Nederlandse letterkunde 1. Overzicht van de Nederlandse letterkunde van de Middeleeuwen tot het eind van de 18e eeuw, geschreven door H.M. de Blauw, met medewerking van J. Kruithof en P. de Wispelaere, is verschenen bij uitgeverij Het Spectrum (Aula-pocket 707). Het boek telt, inclusief de registers, 370 bladzijden, en kost f29,90.
Hans Luijten
| |
De handschriften van de Middelnederlandse ridderepiek
Bij voldoende belangstelling zal eind 1988 in de serie Deventer Studiën verschijnen:
De handschriften van de Middelnederlandse ridderepiek. Een codiologische beschrijving door Hans Kienhorst. Formaat 17 × 24; 2 dln. ca. 600 blz. Prijs f95,-
Dit repertorium biedt voor het eerst een beschrijving van alle handschriften en fragmenten van de Middelnederlandse ridderepiek, waaronder een tiental fragmenten die nieuw zijn of herontdekt werden. In totaal wordt van ca. 70 teksten de handschriftelijke overlevering in kaart gebracht.
De meeste handschriften zijn alleen fragmentarisch overgeleverd. Ze zijn hier zoveel mogelijk gereconstrueerd. In totaal gaat het om meer dan 170 verschillende fragmenten, die resten zijn van ca. 130 codices. Dit materiaal is tekstgewijs gegroepeerd. Van elk werk volgt op een korte literair-historische inleiding een overzicht van de bewaarde handschriften en fragmenten (inclusief Ripuarische afschriften en Middelhoogduitse vertalingen), alsmede een summiere verwijzing naar de vroegere drukken. Een register op vorige bezitters en een register op bewaarplaatsen maken het boek tot een gemakkelijk naslagwerk. Ruim 150 foto's op ware grootte geven een zo volledig mogelijk beeld van de paleografische en codicologische schakering van de handschriften.
De prijs (exclusief verzendkosten) bedraagt bij voorintekening (uiterlijk tot 1 oktober 1988) f75,-. Het boek is te bestellen bij Uitgeverij Sub Rosa, postbus 575, 7400 AN Deventer.
Hans Kienhorst
| |
Colloquium van de contactgroep 19de eeuw
‘Contactgroep 19de eeuw. Dr. F.A. Snellaertcomité’ organiseert op woensdag 9 november 1988 een colloquium over Pieter Frans van Kerckhoven (1818-1857). Plaats: UFSIA/Antwerpen, lokaal R007 (Rodestraat)
Voorlopig programma:
10.15 u. |
: Onthaal |
10.30 u. |
: Prof. Dr. A. Deprez (RUG): Verwelkoming |
| |
| |
10.45 u. |
: Prof. Dr. W. Gobbers (UIA): Pieter Frans Van Kerckhoven, een romanticus in Biedemeierland? |
11.45 u. |
: Middagmaal |
13.30 u. |
: Prof. Dr. J. Vlasselaers (KUL): Pieter Frans Van Kerckhoven als criticus |
14.30 u. |
: Prof. Dr. P. Couttenier (KUL/UFSIA): De armoede en haar remedies in Van Kerckhovens sociale romans |
15.30 u. |
: Koffiepauze |
16.00 u. |
: Dr. P. Pelckmans (UFSIA): Fantastiek als mythologisering van het gevoel. Het voorbeeld van ‘Ziel en Lichaam’. |
17.00 u. |
: Einde |
Na elke lezing is er tijd voor discussie.
Belangstellenden kunnen zich vóór 15 oktober inschrijven bij de secretaris van de Contactgroep, Dr. M. de Smedt, Pastoor Dergentstraat 5, 3222 Gelrode. De deelname aan het colloquium is gratis.
A. Deprez (voorzitter), M. de Smedt (secretaris)
| |
Die Vyfde Driejaarlikse Neerlandistiekkongres in Stellenbosch op 25 tot 27 januarie 1989
Het Departement Afrikaans en Nederlands van de Stellenbossche Universiteit heeft een bericht verspreid waaraan we het volgende ontlenen.
‘Die Departement roep belangstellendes op om die titel en tema van 'n referaat oor enige aspek van die Nederlandse letterkunde of taalkunde voor te lê. Referate oor die onderrig van Nederlands in Suid-Afrika word ook verwelkom. Referente kry 'n spreekbeurt van dertig minute plus tien minute vraetyd. Die titel van die voorgestelde referaat plus 'n kort opsomming van die inhoud moet die Departement asseblief voor 30 Julie 1988 bereik. Stuur aan Die Sekretaresse Departement Afrikaans en Nederlands, Universiteit, 7600 Stellenbosch. Skryf asseblief “Neerlandistiekkongres” op u koevert. Kongresgangers wat nie privaat of in hotelle tuisgaan nie, word in 'n Universiteitskoshuis losies aangebied. Die organiseerders bied ook 'n opsionele dinee en vervoer van en na D.F. Malanlughawe aan. Belangstellendes moet die Departement vroegtydig laat weet of hulle die kongres as referent of as nie-referent sal bywoon, of hulle huisvesting in Stellenbosch verlang en of hulle by die dinee op 26 Januarie aanwesig sal wees.’
P.C. Paardekooper
| |
Het Oostends Woordenboek herdrukt
Omdat de twee andere drukken (1972 en 1980) van Ronald Desnerck z'n Oostends Woordenboek nooit in de NTg aangekondigd zijn, is het van belang om het verschijnen te signaleren van deze derde druk, die met ongeveer 10.000 woorden en uitdrukkingen uitgebreid is. De schrijver is geen taalkundige (geen spraakkunstenaar en geen woordenaar), maar één van die verdienstelijke leken waaraan de dialektkunde zo veel onvervangbare woordenboeken te danken heeft.
Op een Inleiding / o.a. enkele grammatikale (!) opmerkingen volgt het eigenlijke woordenboek (blz. 35 t/m 554), dat geïllustreerd wordt met een aantal tekeningen. In een bijlage volgen tot besluit een paar dialektteksten (blz. 559 t/m 573).
| |
| |
De schrijver heeft het in eigen beheer uitgegeven; het is te bestellen door overschrijving van Bfr. 1590 op giro 000-0698276-70 t.n.v.R. Desnerck, Watergangstraat 1, B 8420 de Haan.
P.C. Paardekooper
| |
Lezingenbundel ‘Erasmus van Rotterdam 1469-1536’
Het Utrechtse Dwarsverband Renaissancestudies organiseert jaarlijks een colloquium. De lezingen die op die dag gehouden worden, verschijnen naderhand in een bundel. Van de laatst verschenen bundel, acta colloquium Utrecht 31-10-1986, is nog een aantal exemplaren voorradig.
De titel van de bundel luidt: Erasmus van Rotterdam 1469-1536; de inhoud bestaat uit:
Jan den Boeft (Utrecht): ‘“Niet op de hoogte van onze godsdienst”: Erasmus over Seneca.’
Jozef IJsewijn (Leuven): ‘Romeins en Erasmiaans humanisme.’
Wim van Dooren (Utrecht): ‘De vrije wil bij Erasmus en zijn tijdgenoten.’
Roelie van der Hoeven-Koning: ‘Erasmus’ weerklank in twintigste-eeuws Nederland.
De bundel kan besteld worden door overmaking van f15,- op girorekening 3089153 t.n.v.B.F. Scholz, Renaissancestudies, Utrecht.
Jennifer Luitsz
| |
Literatuurgeschiedenis op school?
De bundel opstellen met deze titel, bestemd voor leraren in het voortgezet onderwijs en op lerarenopleidingen, bevat twee afdelingen. In de eerste, ‘theoretische’ overwegingen, vinden we onder meer een artikel van de redacteur van de bundel, Armand van Assche, die twee moderne tendensen in de didactiek van de literatuurgeschiedenis beschrijft (actualisering en historisering van oude teksten) en vervolgens een vernieuwing voorstelt in de vorm van een combinatie van deze tendensen. Het lijkt me een zinvolle suggestie, maar het modieus aandoende Jauss-jargon had wat mij betreft weggelaten kunnen worden (‘de perceptieve, directe verstaanswijze waarbij de leerling vanuit zijn actuele beleving en verwachtingshorizon de tekst kan verwerken’ e.d.). De andere bijdragen aan dit theoretische gedeelte zijn: ‘Geschiedschrijving en actuele problemen in het geschiedenisonderzoek’ (R. de Keyser), ‘Literatuurgeschiedschrijving en hedendaagse literatuurwetenschap’ (H. van Gorp), ‘Literatuurgeschiedenis in leerplannen en leerboeken’ (J. Boven) en ‘Levende literatuurgeschiedenis op school’ (C. Neutjens).
De tweede afdeling bevat een viertal bijdragen waarin suggesties voor de onderwijspraktijk worden uitgewerkt. Literatuurgeschiedenis op school? is uitgegeven bij Acco in Leuven en kost f22,50.
Marijke Meijer Drees
| |
De taal van Aafje Gijsen als bron van het achttiende-eeuws
In een speciale aflevering van het Zaans-cultureel tijdschrift Anno 1961 wijdt Dr. Jo Daan een korte studie aan het taalgebruik in het dagboek van een tijdgenote van
| |
| |
Betje Wolff, de vijftien jaar jongere Aafje Gijsen. Hoe sprak en schreef een ongeveer twintigjarige Zaandamse in 1773-1775?
Het betreffende speciaalnummer is te bestellen op het redactie-adres: Van Ostadestraat 10, 1506 LA Zaandam. Een prijs werd niet opgegeven.
Marijke Meijer Drees
| |
Schatten uit de Biekorf-bibliotheek: incunabelen
Van 3 september tot 12 november 1988 is in de Achiel Van Ackerzaal van de Brugse Stadsbibliotheek een tentoonstelling opgezet met de zeldzaamste en mooiste incunabelen uit de verzameling van het Historische Fonds van de Stadsbibliotheek. Het is de eerste maal in de geschiedenis van de Brugse bibliotheek dat de oudste drukken worden getoond. De 36 wiegedrukken die tentoongesteld zullen worden, maken slechts de helft uit van het volledige, incunabelbezit van de Stadsbibliotheek. Ter situering van de incunabel in het geheel van de geschiedenis van het boek zullen bovendien enkele handschriften, blokboekpagina's en 16de-eeuw-se drukken getoond worden.
Incunabelen of wiegedrukken zijn te situeren in de periode tussen het ontstaan van de boekdrukkunst (1455) en ca. eind 1500. Men herkent bij de meeste drukken de invloed van het laatgotische handschrift in de letter, de lay-out, de illustratie en de indeling van het boek. Steden zoals Brugge, die een belangrijke rol speelden op het vlak van de handschriftenproduktie in de late middeleeuwen, waren meestal ook belangrijk in de beginperiode van de boekdrukkunst. Het is dus niet toevallig dat Colard, Mansion, William Caxton en Jan Brito hier aktief waren.
De prachtdrukken van Colard Mansion die te Brugge bewaard worden (10 verschillende boeken), krijgen de ereplaats in de tentoonstelling (onder meer: G. Boccacio, De la ruïne des nobles hommes et femmes (1476); Boëtius, De consolatione philosophiae (1477) en Métamorphoses (1484) van Ovidius, dat van expressieve houtsneden en een rijke, geschilderde randversiering is voorzien).
De tentoonstelling is gratis toegankelijk. Openingsuren: dagelijks van 14.00 u. tot 18.00 u. Er wordt een katalogus uitgegeven en rondleidingen zijn mogelijk op aanvraag (Tel.: 050/33.00.50 toestel 20 van de Brugse Stadsbibliotheek, Kuiperstraat 3, 8000 Brugge).
Marijke Meijer Drees
| |
Miscellanea neerlandica
Op nieuwjaarsdag 1987 is Dr. Jan Deschamps zeventig geworden. Reeds vier jaar eerder was het plan ontstaan de grote handschriftenkenner bij die gelegenheid een huldealbum aan te bieden. En dat heeft de redactie, bestaande uit Elly Cockx-Indestege en Frans Hendrickx geweten! Niet minder dan tachtig bijdragen telt de bundel Miscellanea neerlandica, opstellen voor Dr. Jan Deschamps ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag, verzameld in drie kloeke delen, in 1987 bij Peeters in Leuven verschenen. Helaas liegt de prijs er ook niet om: deel 1 kost 2400 Belgische francs, deel 2 2000, en voor deel 3 moeten 1600 francs worden betaald.
Het is uiteraard ondoenlijk hier op alle bijdragen in te gaan of ze zelfs maar te noemen. De keuze, hieronder gemaakt, is enigermate subjectief, maar die keuze is vooral bepaald door het antwoord op de vraag: in hoeverre is de bijdrage ‘neerlan- | |
| |
Distisch’ van aard?
Na een kort ‘Woord vooraf’ van de beide redacteuren opent deel 1 met een zeer karakteristieke foto van de jubilaris en een alleraardigst geschreven portret, wederom door de twee redacteuren, waarin Dr. Deschamps wordt getekend zoals hij is: bescheiden, sympathiek en geleerd. Martin Wittek besteedt vervolgens enkele pagina's aan de codicoloog en filoloog Deschamps. Daarna volgt de indrukwekkende ‘Bibliografie van Dr. J. Deschamps’. samengesteld door Marcus de Schepper en Frans Sillis: van 1941 tot en met 1986 202 nommers. Een viertal registers maakt de bibliografie ook systematisch toegankelijk.
Deze bijdragen vormen samen de afdeling Bio-bibliografie. De rest van deel 1 is gevuld met artikelen over Handschriftkunde en over Miniatuurkunst. Een greep uit het geheel moge een indruk geven. M. Andersson-Schmitt schrijft over ‘Mittelnie-derlandische Hanschriften der Universitätsbibliothek Uppsala’, F. Hendrickx over ‘De Middelnederlandse handschriften van het Ruusbroecgenootschap te Antwerpen. (Eerste deel)’, Jos M.M. Hermans over de z.g. ‘Maastrichtse collectie’ in zijn bijdrage ‘Elf kisten boeken uit het gouvernementsgebouw te Maastricht’, Jos A.A.M. Biemans over ‘Lithografische fascimile's van twee Spiegel historiael-fragmenten: enkele opmerkingen over de vervaardiging en betrouwbaarheid van vroege steendruk-reprodukties van Middelnederlandse handschriften’. Maar het begint al aardig op een opsomming te lijken. Korter dus. Twee bijdragen over de Limburgse sermoenen (van J.P. Gumbert en van G.C. Zieleman), twee over Ruusbroechandschriften (van J. Alaerts en van G. de Baere), een artikel over een fragment van een onbekend Middelnederlands Lectionarium (door Dirk en Noël Geirnaert), een bijdrage over werk van Jacobus van Gruitrode (door J.W.M. Schellekens) en over werk van Pelgrim Pullen (door P.J.A. Nissen). Uit de rubriek Miniatuurkunst zij alleen genoemd het indrukwekkende en veelbelovende artikel van J.H. Marrow ‘Prolegomena to a New Descriptive Catalogue of Dutch Illuminated Manuscripts’: we mogen hopen dat de nieuwe ‘Byvanck en Hoogewerff’ er werkelijk gaat komen!
Deel 2 telt vier afdelingen: Geestelijke literatuur, Wereldlijke literatuur. Vakliteratuur en Taalkunde. Het is het meest ‘neerlandistische’ deel. Hier daarom maar alle titels.
C.C. de Bruin schrijft over ‘De Rijmbijbel van Jacob van Maerlant en het Luikse Diatessaron in hun onderlinge verhouding’ en wil daarmee blijkens de ondertitel een ‘Proeve van literair-historische stratigrafie’ leveren. Guido Hendrix bespreekt ‘De vertalingen van De doctrina cordis en De praeparatione cordis (Hugo van Saint-Cher, Pseudo-Gerardus Leodiensis)’ en Thom Mertens ‘Een Middelnederlandse redactie van David van Augsburgs Septem gradus orationis’. Joris Reynaert behandelt ‘Hadewijch en de Bijbel’ en Frank Willaert ‘Hadewijch en Maria Magdalena’, twee prachtige studies van de beide Hadewijchkenners. Robrecht Lievens gaat in op ‘De spekulatieve Vv-gedichten’, drie teksten uit handschrift Brussel, K.B., 3067-3073, die hij in een kader plaatst, van een inleiding voorziet, uitgeeft en op voortreffelijke wijze van aantekeningen voorziet. Johanna M. Willeumier-Schalij wijdt een beschouwing aan ‘Flores et fructus arboris Vitae Jesu Christi van Ludolfus van Saksen in het Middelnederlands’, en Rudolf Th. M. van Dijk besluit de afdeling Geestelijke literatuur met ‘De Middelnederlandse vertalingen van de vrouwelijke versie der Windesheimse kloosterwetgeving’.
De afdeling Wereldlijke literatuur telt vijfien bijdragen. Hier volgen auteurs en
| |
| |
titels. Bart Besamusca, ‘Opmaak en voordracht: De Rotterdamse fragmenten van Van den vos Reinaerde’; Theo Coun, ‘De Ysengrimo et Reinardo en de Regula Sancti Benedicti’; Maurits Gysseling, ‘Nabeschouwingen over de Reinaerf’; Jozef D. Janssens, ‘De handschriftelijke overlevering van de Trojeroman van Segher Diengotgaf’; W.P. Gerritsen, ‘Een onbekende prozaversie van Maerlants Aeneis-be-werking’; Antonin van Elslander, ‘Drie onuitgegeven fragmenten van de Historie van Troyen van Jacob van Maerlant’; Hans Kienhorst en Jacques Tersteeg, ‘Een handschriftfragment van de Middelnederlandse Borchgrave van Couchi’; Hilda van Assche, ‘De abele spelen en een Miracle de Nostra Dame par personnages, een leeservaring’; Hartmut Beckers, ‘Frühneuhochdeutsche Fassungen niederländischer Erzählliteratur im Umkreis des pfalzgräflichen Hofes zu Heidelberg um 1450/80’; Bob Duijvestijn, ‘Niederländische Dichtung in der Privatbücherei der Pfalzgräfin Mechtild (1418/19-1482)’; K. Langvik-Johannessen, ‘Jedermann versus Elckerlijc’; Claudine Lemaire, ‘Een kroniek vol “Quade truffen”’; Jan F. Vanderheyden, ‘Ook de vertaler is een pottenbakker’; Ludo Simons, ‘Een bibliothecaris in last: F.H. Mertens en de Cluyte van Playerwater’; Werner Waterschoot ten slotte, ‘Een verwaarloosde Houwaert-druk uit 1563’.
Gelukkig ontbreekt een afdeling Vakliteratuur niet. Christine Boot geeft ‘Gattungsgeschichtliche Anmerkungen zu Johannes Conincks Cirurgia of Hantgewerck int lichame der menschen’; Willy L. Braekman schrijft over ‘De cirkel van Apuleius en verwante prognosemethode uit de vroege zestiende eeuw’; Chris Coppens over ‘Spaenschgroen, Engelschen oker ende schijtgeel: een Vlaams recept om perkament te kleuren’; Ria Jansen-Sieben besluit dit gedeelte met ‘Vier aensichten van den meister: deontologisch traktaat voor artsen, Middelnederlands en Noordnedersaksisch’.
De laatste afdeling van het tweede deel van deze huldebundel is gewijd aan de Taalkunde, Amand Berteloot herhaalt in de titel van zijn bijdrage een vraag van wijlen K. Heeroma: ‘“Waarom zouden wij aan Westvlaanderen denken, wanneer wij alles zo goed in Holland kunnen plaatsen?” Rijmonderzoek in Reynaerts historie’. Hij komt tot een andere conclusie dan Heeroma: Reynaert II moet ‘vermoedelijk in Oost-Vlaanderen, misschien in het oosten van Zeeuws- of West-Vlaanderen’ gelokaliseerd worden; Felicien De Tollenaere vraagt ‘Was Mnl. gemelic ook Vlaams?’ en zijn antwoord is ‘neen’; Benjamin De Troeyer schrijft over ‘De benaming van onze taal in oude Minderbroedersdrukken’; Marcel Hoebeke maakt ‘Kanttekeningen bij de taal van de Enaamse codex’ (de oude kwestie rond Martijn van Torhout!); en Leo Wintgens besluit de afdeling en het tweede deel van de bundel met ‘Quellenforschung zur Sprachgeschichte im Bereich des Herzogtums Limburg: eine Bestandsaufnahme’.
Deel 3 van deze opstellenbundel voor Dr. Dechamps is gewijd aan Bibliotheeken geestesgeschiedenis, kunst- en cultuurgeschiedenis. Ik kan nauwelijks de verleiding weerstaan ook hier alle titels - twintig stuks - te noemen, maar beperk mij vanwege de plaatsruimte tot de volgende vijf. Ada Deprez schrijft over ‘De verwerving en de structuur van de bibliotheek van Dr. F.A. Snellaert’; de bijdrage van Volker Honemann is getiteld ‘Zu Interpretation und Überlieferung des Traktats De libris teutonicalibus’; Pieter F.J. Obbema houdt zich bezig met ‘Litteratuur en meditatie bij de Moderne Devoten: een voorbeeld uit de praktijk (Deventer, ca. 1450)’; Elly Cockx-Indestege en Gilbert Huybens schrijven over het tussen 1657 en 1670 ontstane liedhandschrift 4858 van de K.B. te Brussel, onder de titel ‘Singt ons
| |
| |
o Musa soet van tael’ en August Keersmaekers gaat in op ‘Een Antwerps liederhandschrift uit de zeventiende eeuw’ dat zich bevindt in het Onze-Lieve-Vrouwecollege van de Jezuïeten te Antwerpen (signatuur 86.D.9)
Drie opmerkingen tot besluit. Allereerst: niet genoemde bijdragen zijn bepaald niet minder van kwaliteit dan wat wel een plaats kreeg in deze opsomming; dit om misverstand te voorkomen. In de tweede plaats: het is een uitstekende gedachte geweest ieder artikel aan het slot te voorzien van een samenvatting en dat in een andere taal dan die waarin de bijdrage geschreven is. Ten derde: alle drie de delen hebben achterin een ‘Lijst van handschriften’ en een uitvoerig ‘Register’ van zaken en personen, zodat iedere lezer(es) snel kan zien of er iets van zijn of haar gading te vinden is.
Dr. Dechamps heeft een hem waardige feestbundel gekregen. Hij zal er gelukkig mee zijn én hij mag er ook best trots op zijn, al zal hij in zijn bescheidenheid van dat laatste waarschijnlijk niet willen horen.
A.M.J. van Buuren
| |
De macht van het woord
In 1985 overleed veel te vroeg, want nauwelijks de vijftig gepasseerd, Prof. dr. D.M. Bakker, hoogleraar in de Nederlandse taalkunde aan de VU. In de neerlandistiek nam hij een eigen positie in. Beginnend met zijn dissertatie in 1968, heeft hij vierendertig taalkundige werken op zijn naam gebracht, waaronder het bekende mede door hem geredigeerde ‘Bakker & Dibbets’, en tweeëndertig artikelen en boekbesprekingen. Zestien artikelen die een goed beeld geven van zijn taalkundig werk in de periode 1969-1984, zijn nu bijeengebracht in een posthume huldebundel De macht van het woord. Een selectie uit het taalkundig werk van D.M. Bakker. De artikelen gaan over bepaalde en onbepaalde NPs, genericiteit, werkwoordstijden, woordvolgorde, nevenschikking, samentrekking, en andere onderwerpen op het gebied van de syntaxis en semantiek.
De redactie van het werk was in handen van zijn opvolger Th. A.J.M. Janssen en twee van Bakkers medewerkers J. Noordegraaf en A. Verhagen. Het is een goed uitgegeven boek dat het werk van Bakker terecht makkelijker toegankelijk maakt. Het bevat ook de bibliografie van Bakkers taalkundige werken. Het is dit jaar verschenen bij de VU Uitgeverij, ISBN 90-6256-597-2-cip.
HJV
| |
Grammatica della lingua nederlandese
In twee dikke delen - bij elkaar 1009 bladzijden - heeft Kitty M.G. Eerdmans een in het Italiaans geschreven grammatica van het Nederlands gemaakt. De bibliografie (887-955) ziet er indrukwekkend uit en vastgesteld kan worden dat deze ook serieus gebruikt wordt in de diverse hoofdstukken die over de betreffende onderwerpen gaan. Deel 1 gaat over schrift, fonologie, morfosyntaxis (flexie, lexicaal), en de syntaxis. Deel 2 gaat nader in op lexicale morfologie, te weten samenstellingen en afleidingen. De grammatica is bedoeld als een systematische beschrijving van het Nederlands voor die Italianen die al enigszins het Nederlands kennen maar die hun kennis willen verdiepen. Het werk is structuralistisch van aard, maar blijkens de literatuurlijst is er ook veel informatie uit andere stromingen opgeno- | |
| |
men, waaronder de traditionele neerlandistische taalkunde, maar ook de generatieve grammatica. Met Nederlands wordt bedoeld Noord- en Zuid-Nederlands. De voorbeeldzinnen doen heel natuurlijk aan al kan men moeite hebben met Hij heeft het werk begonnen. (p. 392)
Het werk is tot stand gekomen met hulp van de Nederlandse Taalunie. Het is niet echt mooi gedrukt, nl. door een matrixprinter rechtstreeks gekoppeld aan een PC. Eigenlijk is het erg jammer dat er zo weinig geld beschikbaar is voor de bevordering van kennis van het Nederlands in het buitenland en dat het werk dus niet fraaier kon worden uitgegeven. Nu is er een fotomechanische druk gemaakt van een uitdraai uit een slecht soort printer. Een typische tekstverwerkersfout lijkt me overigens Ik woon op nummer vier ‘Abito al numero dieci’ (p. 297).
Het is niet duidelijk hoe het te verkrijgen is, vermoedelijk bij of via de Taalunie, of rechtstreeks bij de uitgever. Het boek heeft een nummer, ISBN 3-923769-20-2, en als uitgever staat vermeld Lukassen Verlag te Niederzier.
HJV
|
|