De Nieuwe Taalgids. Jaargang 81
(1988)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| ||||||||||||||||
De relatie algemene woordenschat/ vaktaalwoordenschat en de
| ||||||||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||||||||
De VW bevat interne en externe vaktermen: de woordenschat die uitsluitend de communicatie tussen vakmensen onderling dient, behoort tot de interne vaktaal; de taal die informatie geeft aan de niet-vakmensen over een bepaald vakgebied én die de vaklieden (tevens) in staat stelt zich voor leken verstaanbaar te maken, vormt de externe vaktaal. Interne en externe vaktermen mogen samen met de woordenschat van de vaktaal die de communicatie tussen de vaktalen onderling bevordert, het predikaat vaktaal voeren (vgl. Henne-Weinreich 1976: 2 en Van Sterkenburg 1980: 11). Een voorbeeld van een interne juridische vakterm is peek, waarmee een bepaald soort strafarrest van de Hoge Raad bedoeld wordt (zie Onze Taal 51-1982: 18-19). Een voorbeeld van een externe medische term is appendicitis, die zowel door het medisch personeel als door (een groot deel van de) buitenstaanders begrepen (en gebruikt) wordt. | ||||||||||||||||
1.2 De relatie AW/VWUit het voorgaande is duidelijk geworden dat van zuiver synchroon standpunt uit de grens tussen AW en VW niet scherp te trekken is, o.a. doordat ze noch duidelijk, noch vast of ondoordringbaar is. De woordenschat is voortdurend in beweging door interne oorzaken en o.i.v. allerlei maatschappelijke en culturele factoren, zodat bepaalde woorden vaak niet uitsluitend tot één lexicaal domein behoren. De relatie AW/VW is drieërlei. Door de uitgebreide informatie over de vondsten van het wetenschappelijk denken en onderzoek en door de ruime toepassing ervan in het dagelijks leven van de moderne mens komen verschillende wetenschapsdisciplines (elektronica, scheikunde, microbiologie ...) en de daarmee verbonden praktische bedrijvigheden en produkten (computerapparatuur, geneesmiddelen ...) hoe langer hoe meer in de gewone omgang ter sprake: een groot aantal vaktermen uit deze gebieden dringt dan ook in toenemende mate in de AW door. Sommige vakgebieden zijn zo sterk met het maatschappelijk leven verbonden of op het grote publiek gericht (financiële wereld, reclameindustrie ...), dat hun specifieke terminologie voor een groot gedeelte in de AW is opgenomen (men denke aan agency, advertising, commercial, (video)clip, jingle, (finance) leasing, enz.). Duizenden vaktermen zijn zo, of op een andere - eerder toevallige - wijze (tijdelijk of permanent) gemeengoed geworden. Deze termen behoren dus zowel tot de VW als tot de AW: ze vormen een gemeenschappelijk gebied (zie ook Baldinger 1952: 90-91). Dit gemeenschappelijk gebied is niet vast en onveranderlijk, integendeel: er wordt steeds meer woordmateriaal uit de vaktalen aan toegevoegd en de grenzen ervan zijn afhankelijk van individuele, sociale, culturele en geografische factoren. Een groot aantal vaktaaltermen is ontstaan door betekenisspecialisering, - beperking of - verdichting (o.a. via processen als metaforie en metonymie) van woorden uit de algemene omgangstaal (b.v. zetten, binden en vel in de drukkerswereld; vgl. De Vooys 1967: 265, 284). De AW is op die manier in veel gevallen de voedingsbodem waaruit de verschillende vakkringen woorden betrekken om specifieke vaktermen te vormen (vgl. Jütte 1978: 12). Omgekeerd worden uit de vaktalen ook geregeld woorden en | ||||||||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||||||||
uitdrukkingen in de algemene taal opgenomen mét betekeniswijziging, b.v. doorkneed zijn (uit de bakkerij), op touw zetten (van de wever), met grof geschut (militaire taal) (vgl. Weijnen 1966: 124-125 en De Vooys 1967: 285). Veel - vooral oude - vaktermen en uitdrukkingen komen zo in de AW voor als oneigenlijke benamingen of figuurlijke wendingen en zegswijzen. | ||||||||||||||||
2 Implicaties voor de lexicografieHet onderscheid AW/VW en de relaties tussen die twee onderdelen van het lexicon hebben vooral consequenties voor twee hoofdaspecten van het lexicografisch werk, t.w. de inhoudelijke selectie van de macrostructuur en de op te nemen microstructurele gegevens. In dit hoofdstuk worden alleen verklarende en vertalende algemene woordenboeken in de beschouwing betrokken en verklarende en vertalende vakwoordenboeken. Aan de dialectlexicografie wordt geen afzonderlijke aandacht besteed (omdat men daar om uiteenlopende redenen met een zeer specifieke problematiek te doen heeft). Het spreekt evenwel vanzelf dat een aantal principes die hier zullen worden genoemd ook op de dialectlexicografie van toepassing zijn. | ||||||||||||||||
2.1 Algemene woordenboeken2.1.1 Inhoudelijke selectie van de macrostructuurIn algemene verklarende woordenboeken dient een representatieve dwarsdoorsnede te worden beschreven van de betreffende taal. Het corpus voor zulke lexica zal daartoe moeten bestaan uit een uitgebreid en systematisch aangelegd tekstbestand waarin de belangrijkste sociale, beroepsmatige, chronologische, stilistische enz. subtalen in een verantwoorde verhouding vertegenwoordigd zijn, zodat o.a. de verschillende vaktalen en, meer bepaald, het doordringen daarvan in de AW, tot hun recht komen in de lexicografische werken die op basis van zo'n corpus geredigeerd worden. De taalgebruiker dient in zijn woordenboek de verklaring te kunnen vinden van vaktermen die hij tegenkomt in het maatschappelijk verkeer en in zijn dagelijkse lectuur in boek, periodiek of dagblad en in andere niet al te specialistische teksten. De woordenschat van de vaktaal die de communicatie buiten het vak dient (de externe VW), moet dus worden opgenomen. Bij het samenstellen van de materiaalverzameling zijn dan ook die (geschreven en gesproken) teksten te verkiezen waarin vakgebieden zich tot een groter publiek richten (b.v. leerboeken, populariserende artikelen, informatieve folders en gebruiksaanwijzingen zoals farmaceutische bijsluiters, enz.). Verder moet de selectie van de termen uit het corpus op een systematische en objectieve manier gebeuren, b.v. op basis van frequentietellingen en dus niet (meer) op basis van intuïtieve uitspraken over de gangbaarheid van bepaalde woorden of op basis van het persoonlijk inzicht van de redacteur (zoals nog vaak gebeurt). Is de interne VW uitgesloten van opname in algemene woordenboeken? Men kan aan een algemeen woordenboek zeker niet de eis stellen dat het al de vaktermen van de kernfysica, de microbiologie e.d. moet bevatten. Maar | ||||||||||||||||
[pagina 164]
| ||||||||||||||||
in een algemeen woordenboek horen niet alleen de algemeen gangbare, de externe vaktermen thuis. De ontwikkelde gebruiker verlangt ook een verklaring van de interne sleutelwoorden - dat zijn de interne vaktermen die essentiële begrippen aanduiden - uit maatschappelijk relevante vakgebieden. De lexicograaf zal dus een aantal standaardwerken van bepaalde vakgebieden in zijn bronnenbestand moeten opnemen, waaruit dan (evt. met de hulp van vakspecialisten) de belangrijkste (interne) ‘vaktaalsleutelwoorden’ kunnen worden verzameld. Problematisch bij de opname van vaktermen in algemene woordenboeken is de selectie van de op te nemen vaktalen zelf en het bepalen van de aandacht die aan iedere vaktaal afzonderlijk mag worden besteed. Uitgangspunt daarbij moet zijn dat de genoemde beslissingen niet in de eerste plaats vanuit het standpunt van de vakgebieden moeten worden genomen, maar vanuit het standpunt van de gemiddelde taalgebruiker. De vakgebieden en de vaktalen zouden dus geklassificeerd moeten worden naar maatschappelijke relevantie. Dat zou kunnen gebeuren door middel van schattingen, empirisch gefundeerd op o.a. een inventarisatie van welke vakken in welke omvang en in welke frequentie behandeld worden in (landelijke) dagbladen en op radio en televisie gedurende een jaar. De taal van vakgebieden met een grote maatschappelijke relevantie zou men dan meer aan bod kunnen laten komen in algemene woordenboeken dan die van vakken met een gering maatschappelijk belang. Helaas ontbreekt een dergelijk doelgericht onderzoek naar vaktalen nog steeds voor het hedendaags Nederlands. De voorafgaande opmerkingen gelden niet alleen voor algemene eentalige (verklarende) woordenboeken, maar ook voor algemene meertalige (vertalende) dictionaires. Het zou in dit verband zowel vanuit een praktisch en economisch standpunt als vanuit wetenschappelijke overwegingen te verdedigen zijn om als uitgangspunt voor vertaalwoordenboeken de nomenclatuur te nemen van een verklarend algemeen woordenboek van de hedendaagse brontaai, op voorwaarde natuurlijk dat die macrostructuur aan de bovengenoemde eisen voldoet. De brontaal als cultureel erfgoed en als talige representatie van de maatschappij in kwestie zou dan vanuit de taalwerkelijkheid recht worden gedaan in vertaalwoordenboeken (in Nederlands-vreemdtalige dictionaires b.v. moeten zeker die begrippen vertegenwoordigd zijn die typisch zijn voor het Nederlandse cultuurbeeld, zoals gezellig, hagelslag, heemraad, Sinterklaasavond, stormvloedkering, voordeurdeler, enz.). | ||||||||||||||||
1.2 Microstructurele gegevensBehalve aan de gebruikelijke microstructurele gegevens (zie Wegwijs in Woordenboeken 1982: 14-25) zal m.b.t. lemmata uit de VW in algemene woordenboeken in het bijzonder ook aandacht moeten worden besteed aan de stilistische informatie (c.q. aan de informatie i.v.m. de sociale verspreiding), aan de inhoudelijke gegevens en evt. ook aan citaten en illustraties. Het vakgebied of de groep van de taalgemeenschap waar een term of een bepaalde betekenis van een woord thuishoort, moet precies worden aangeduid. De woordenboekgebruiker moet erop worden geattendeerd dat het | ||||||||||||||||
[pagina 165]
| ||||||||||||||||
gaat om specialistische termen of betekenissen die als dusdanig een eigen stilistische waarde hebben. (Ook als het gaat om vaktermen die zeer algemeen in het dagelijks taalgebruik zijn doorgedrongen is het interessant om te vermelden uit welk vakgebied ze afkomstig zijn.) Dat gebeurt het beste d.m.v. duidelijke en (binnen het taalgebied) gestandaardiseerde labels (b.v. milit., technol., wisk.). Onder de inhoudelijke gegevens valt vanzelfsprekend in de eerste plaats de betekenisdefinitie. In algemene verklarende woordenboeken, die voor de doorsnee taalgebruiker bestemd zijn, hoeven vaktermen niet met een complete encyclopedische definitie te worden opgenomen (d.i. een definitie met uitgebreide en uitgediepte wetenschappelijke informatie over de zaak, het begrip e.d. waarnaar door het woord wordt verwezen). Algemene verklarende woordenboeken kunnen volstaan met het geven van een linguïstische definitie (d.i. een definitie waarin de linguïstische betekenis en de taalgebruiksmogelijkheden van het woord gegeven worden), waaraan (voor natuurwetenschappelijke of scheikundige termen b.v.) beknopte, niet specialistische encyclopedische informatie kan worden toegevoegd (voor een voorbeeld zie Van Dale Gr. Wdb. Ned. T. 1984 i.v. soda). Een tweede soort van inhoudelijke gegevens is de informatie over de semantische relaties tussen verschillende betekenissen van eenzelfde woord. Veel (vooral oude) vaktermen (maar ook jongere zoals b.v. feedback, input, output) komen in de AW voor als oneigenlijke benamingen of krijgen er een veel ruimere toepassingsmogelijkheid; sommige leven voort in wendingen en zegswijzen die in hun draagwijdte alleen uit de oorspronkelijke vaktaalbetekenis kunnen worden begrepen. De lexicograaf zou in zulke gevallen de relatie tussen de betekenis in de AW en die in de VW voor de gebruiker duidelijk moeten maken. Omgekeerd hebben veel woorden uit de AW o.a. via mechanismen als metonymie en metaforie in een of andere vaktaal een specifieke toepassing gekregen. De precieze aard van de relatie tussen een primaire en een secundaire betekenis kan lexicografisch niet altijd beknopt en duidelijk worden aangegeven, maar in voorkomend geval zou in algemene woordenboeken toch ten minste op het bestaan van enige semantische relatie moeten worden gewezen. Het opnemen van citaten kan voor het begrijpen van vaktaaltermen bijzonder nuttig zijn: ze kunnen technische, wetenschappelijke, historische (kortom: encyclopedische) informatie bevatten die in de definitie van een taalkundig woordenboek niet vermeld wordt. Het spreekt vanzelf dat voor de keuze van zulke citaten alleen bronnen in aanmerking komen die vaktechnisch gezien volledig betrouwbaar zijn. Illustraties worden in de Nederlandstalige lexicografische traditie alleen in encyclopedische woordenboeken opgenomen (b.v. Verschueren-Claes 1979). Omdat ze echter op een eenvoudige manier gegevens voor kunnen stellen die verbaal moeilijk of slechts op omslachtige wijze weer te geven zijn, zou men in overweging kunnen nemen om voor bepaalde vaktaaltermen op die regel een uitzondering te maken en in taalkundige woordenboeken toch illustraties op te nemen als ‘visueel citaat’ (zie ook Van den Toorn 1985: 196). De technische en financiële problemen die dat met zich mee brengt moeten eerder voor de | ||||||||||||||||
[pagina 166]
| ||||||||||||||||
uitgever dan voor de bewerker een zorg zijn. De gebruiker zal met verantwoorde illustraties in ieder geval zijn voordeel doen. In vertaalwoordenboeken zijn behalve de vertaling(en) van de trefwoorden en de morfologische en syntagmatische informatie (zie Wegwijs in Woordenboeken 1982: 15-16) vooral de stilistische gegevens belangrijk. Een precieze stilistische labeling is absoluut noodzakelijk in vertalende dictionaires om anderstaligen in staat te stellen de juiste term in de juiste context te gebruiken. | ||||||||||||||||
2.2 Vaktaalwoordenboeken2.1 Inhoudelijke selectie van de macrostructuurDe samenstelling van woordenboeken vormt binnen de meeste vakgebieden slechts een marginale activiteit, maar toch zijn vaklexica onontbeerlijke (werk)instrumenten. Samenwerking met vakspecialisten is hier voor de lexicograaf absoluut noodzakelijk: de macrostructuur van vaktaalwoordenboeken kan slechts worden bepaald op basis van een representatieve verzameling vakpublikaties (handboeken, vakbladen, rapporten, congresverslagen e.d.), die alleen door vakspecialisten verantwoord kan worden samengesteld. Om voor de hand liggende praktische redenen moet de VW apart per vakgebied worden beschreven. Vaktaalwoordenboeken moeten de gehele VW beschrijven, d.w.z. zowel de interne als de externe. Zomin echter als het voor de algemene woordenboeken mogelijk is de AW uitputtend te registreren, is het voor vaklexica uitvoerbaar de vakterminologieën exhaustief op te nemen: er zijn zo'n 300.000 verschillende medische begrippen en voor sommige verschijnselen zijn er tot 80 synoniemen, de chemische terminologie telt meer dan 400.000 termen en voor diverse andere vaktalen kunnen nog duizelingwekkender getallen worden genoemd. Bovendien zijn sommige vakgebieden zo sterk in ontwikkeling dat ze jaarlijks met talloze begrippen en termen worden uitgebreid. Vaktaalwoordenboeken zijn enerzijds (door de uitgebreidheid van de te beschrijven terminologieën en door de snelheid waarmee ze aangroeien) gedoemd onvolledig te zijn en anderzijds nemen ze vaak termen op die reeds voorbijgestreefd en in onbruik geraakt zijn. Vaklexica zouden dus regelmatig moeten worden aangevuld met de nieuwe of vernieuwde terminologie. Men zou hiervoor kunnen denken aan een jaarlijkse, apart te publiceren lijst. Daarnaast zou ook de verouderde terminologie regelmatig geschrapt moeten worden. Voor dit laatste is de jaarlijkse separate aanvulling niet de aangewezen oplossing. Bovendien zou deze ook voor het opzoeken van (nieuwe) termen de praktische moeilijkheid opleveren dat de gebruiker in een x-aantal aparte alfabetische lijsten moet gaan kijken. De ideale oplossing voor beide problemen is een centraal computergestuurd woordenboek, waarbij permanent of periodiek (nieuwe) termen in de bestaande macrostructuur kunnen worden ingevoegd of (verouderde) eruit weggelaten of vervangen, en waarop bedrijven, universiteiten, bibliotheken enz. zich zouden kunnen aansluiten. Een bijkomende taak voor de vaktaallexicograaf is het opstellen of in | ||||||||||||||||
[pagina 167]
| ||||||||||||||||
voeren van een eenheidsnomenclatuur voor (nieuwe) vakbegrippen. Als één van de probleemgebieden kan hier het internationale medische jargon worden genoemd, dat niet alleen geheel buiten het bereik van de leek uitgroeit, maar dat zelfs onder specialisten niet voor optimale communicatie zorgt. Voor myelofibrosis b.v. (een ziekte van het bloedvormende beenmerg) bestaan er 12 Engelse, 13 Duitse en 31 Franse synoniemen. Voor het vermijden van dit soort Babylonische spraakverwarring zou een internationaal team van vak(taal)specialisten nuttig werk kunnen verrichten (bij voorkeur in samenwerking met de International Organization for Standardization). Voor ons taalgebied is hier een taak weggelegd voor de Nederlandse Taalunie. Het Nederlands Normalisatie-Instituut te Delft en het Belgisch Instituut voor Normalisatie te Brussel houden zich overigens reeds bezig met o.a. het normaliseren van technische woorden en vaktermen (zeggen we b.v. kipschakelaar, wipschakelaar, tumbler of tuimelschakelaarl?; het NNI beveelt het laatste aan). In de wereld van de professionele vertalers bestaat er grote behoefte aan zo compleet mogelijk en zo up to date mogelijke vertalende vaktaalwoordenboeken. Voor het samenstellen daarvan zou de macrostructuur van verklarende vaktaalwoordenboeken als uitgangspunt kunnen dienen. Centrale computergestuurde meertalige vaklexica, die voortdurend met de nieuwste termen kunnen worden aangevuld, vormen de meest praktische oplossing voor het bij de tijd houden van de nomenclatuur. Het initiatief voor het opstellen van zulke geautomatiseerde monsterlexica zou b.v. uit kunnen gaan van (de vertaaldienst van) de E.E.G. (men zou de geautomatiseerde terminologiebank Eurodicautom verder kunnen uitbouwen), maar hier ligt waarschijnlijk ook voor commerciële instellingen een winstgevend terrein. | ||||||||||||||||
2.2.2 Microstructurele gegevensIn verklarende vaktaalwoordenboeken moeten niet alleen de linguïstische betekenis en de taalgebruiksmogelijkheden van een term worden aangeboden, maar moet zeker ook specialistische encyclopedische informatie worden gegeven. Formules, tekeningen, verwijzingen naar handboeken e.d. voor uitgebreidere of meer uitgediepte informatie zijn hier wel degelijk op hun plaats. Voor sommige wetenschaps- of vakgebieden kan men zich afvragen of de lexicograaf niet beter een vakspecialist met lexicografische scholing kan zijn dan omgekeerd. Een goede kennis en overzicht van het gehele vakgebied zijn noodzakelijk. De inhoud van technische termen is immers vaak niet alleen moeilijk en complex, maar bovendien zijn vaktermen - in tegenstelling tot wat men soms denkt - niet altijd eenduidig: ze krijgen in bepaalde deeldisciplines specifieke begripsinhouden of toepassingen. Dit punt geldt mutatis mutandis ook voor vertalende vaklexica: vaktaaltermen moeten - waar nodig per deeldiscipline - een precieze vertaling krijgen, waarbij de deeldiscipline of het specifieke toepassingsgebied nauwkeurig (in labelvorm) aangeduid dient te worden. Traditionele vaklexica in boekvorm zijn op sommige punten snel verouderd: ze geven vaak een begripsinhoud aan termen die niet meer met de | ||||||||||||||||
[pagina 168]
| ||||||||||||||||
actuele overeenstemt. Het samenstellen van computergestuurde vaktaalwoordenboeken zou (ook) voor de microstructuur voordelen op kunnen leveren: definities kunnen dan regelmatig worden herzien en aangepast aan de veranderde begripsinhoud. | ||||||||||||||||
3 De praktijk in enkele woordenboekenIn dit hoofdstuk worden de resultaten voorgesteld en becommentarieerd van een (vergelijkend) onderzoekje naar de opname en de beschrijving van vaktaaltermen in twee recente (1984) lexicografische werken: de eendelige Van Dale Groot Woordenboek van hedendaags Nederlands (HVD) en de driedelige 11e druk van de Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal (GVD). Het zijn beide verklarende algemene woordenboeken met als onderlinge verschillen dat de HVD vanuit een zuiver synchroon standpunt de woordenschat van het hedendaagse Nederlands wil beschrijven (ruwweg de periode na Wereldoorlog II) en ca. 95.000 trefwoorden telt, en dat de GVD op historische grondslag de Nederlandse woordenschat beschrijft grosso modo vanaf de tweede helft van de 19e eeuw tot de jongste decennia en ca. 230.000 lemma's bevat. Om de opname en de beschrijving van vaktaaltermen in de genoemde woordenboeken te toetsen, werden bij wijze van steekproef 20 termen opgezocht uit twee belangrijke sectoren in onze huidige maatschappij: de computerwereld en de geneesmiddelenindustrie. De computertermen werden geëxcerpeerd uit een gebruikershandleiding voor een homecomputer (Compudata Systems B.V., Tulip System I - 1984). De medisch-farmaceutische termen komen uit officiële patiënteninformatiefolders of uit farmaceutische bijsluiters van geneesmiddelenfabrikanten. In deze bronnen richten vakmensen zich tot leken: de terminologie die ze daarbij gebruiken behoort dus tot de externe VW en komt als zodanig in aanmerking voor opname in algemene woordenboeken. Onderstaand lijstje geeft een overzicht van de opname van de verschillende termen in GVD en HVD. Computertermen: buffer +GVD/+HVD; cursor -GVD/+HVD; disk -GVD/+HVD; diskette +GVD/+HVD; floppy(disk) +GVD/+HVD; formatteren -GVD/+HVD; hard disk -GVD/-HVD; implementeren -GVD/ +HVD; interface +GVD/+HVD; compatibel +GVD/+HVD. Medisch-farmaceutische termen: breedspectrum -GVD/-HVD; dragee +GVD/+HVD; glaucoom +GVD/+HVD; hemostase +GVD/+HVD; kruisallergie -GVD/+HVD; natriurese -GVD/-HVD; parenteraal +GVD/-HVD; protrombine -GVD/-HVD; pyrexie -GVD/-HVD; refractair +GVD/+HVD. Wat de opname van computertermen betreft, constateert men een duidelijk verschil tussen GVD en HVD: in de eerste ontbreken vijf van de tien opgezochte termen (cursor, disk, formatteren, hard disk, implementeren), in de laatste slechts één (hard disk). Op het gebied van de medisch-farmaceutische terminologie zijn beide woordenboeken even deficiënt: de helft van de opgezochte termen ontbreekt (breedspectrum, natriurese, protrombine en pyrexie, plus kruisallergie in GVD en parenteraal in HVD). De GVD heeft blijkbaar minder (of minder volledige) computerbronnen | ||||||||||||||||
[pagina 169]
| ||||||||||||||||
gebruikt dan de HVD, of werden ze onsystematisch geëxcerpeerd? Het lijkt er op dat de computerterminologie in de GVD op een toevallige, willekeurige wijze werd opgenomen, want hoe verklaart men anders het ontbreken van disk en hard disk als diskette en floppy(disk) wél zijn opgenomen, of het ontbreken van cursor en implementeren als buffer en implementatie wél in het woordenboek staan? Ook de HVD is niet helemaal van onsystematisch selecteren vrij te pleiten: hard disk ontbreekt nl. terwijl disk, diskette en floppydisk wél zijn opgenomen. Zowel de GVD als de HVD laten de patiënten/geneesmiddelengebruikers vaak in de steek: wie op een bijsluiter leest onder ‘bijwerkingen’ pyrexie, of de raad krijgt zijn arts de protrombine tijd te laten controleren, kan in deze woordenboeken niet terecht voor een verklaring van die termen. De bijsluiter geeft voorlichting aan de gebruiker; hij dient daarom opgesteld te zijn in duidelijke en eenvoudige taal. In België werd in 1983 een wet in die zin aangenomen, maar de praktijk leert dat er nog steeds veel dokterslatijn op de patiëntenbijsluiters voorkomt. Algemene woordenboeken zouden aan deze terminologie dus de nodige aandacht moeten besteden. Ook op het gebied van de medisch-farmaceutische woordenschat kan men beide woordenboeken het verwijt maken onsystematisch of willekeurig te hebben geselecteerd: hoe is anders te verklaren dat termen als hemostase en refractair wél zijn opgenomen en het vrij courante breedspectrum (of smalspectrum) (m.b.t. penicilline) niet? Wat de nomenclatuur van de GVD en de HVD betreft, wordt door het (beperkte) onderzoekje naar de opname van vaktermen aangetoond dat in geen van beide woordenboeken de externe VW bevredigend vertegenwoordigd is. Het spreekt vanzelf dat geen enkel woordenboek compleet kan zijn (ook niet wat de AW betreft), maar de vraag is of in een modern algemeen verklarend woordenboek vaktermen mogen ontbreken waarmee in de huidige maatschappij een steeds groter wordend deel van de bevolking te maken krijgt. Tevens valt het op dat de GVD met meer dan tweemaal zoveel ingangen als de HVD, (volgens de steekproef) toch minder moderne vaktermen schijnt te tellen dan laatstgenoemd woordenboek. Ook op het gebied van de microstructurele informatie bestaan er verschillen tussen de GVD en de HVD. Ten eerste wordt in de GVD slechts bij drie van de tien aangetroffen termen door middel van een label vermeld in welk vakgebied ze thuishoren of uit welk domein ze afkomstig zijn (glaucoom oogheelk., parenteraal geneesk., refractair fysiol.). De HVD doet dat in zeven van de veertien gevallen (disk, diskette, floppydisk, implementeren en interface krijgen alle het label (comp.), glaucoom en kruisallergie worden gevolgd door de aanduiding (med.)). Ook hier kan men de woordenboekmakers inconsequentie aanwrijven: waarom wordt bij de ene vakterm wél en bij de andere niet het vakgebied genoemd waarin hij thuishoort of waaruit hij afkomstig is? Ten tweede is er een verschil op het gebied van de definities: de omschrijvingen van de HVD zijn niet alleen precieser en/of vollediger dan die van de GVD (zie i.v. buffer, interface, compatibel, glaucoom), ze zijn ook soberder en niet zo oubollig (zie i.v. buffer, diskette). In enkele gevallen zijn de redacteuren duidelijk bij elkaar te rade gegaan: de | ||||||||||||||||
[pagina 170]
| ||||||||||||||||
definities van resp. dragee, hemostase en refractair zijn in beide woordenboeken identiek. Samenvattend mag men stellen dat noch de GVD noch de HVD er blijk van geeft op een objectieve manier, weloverwogen en systematisch vaktermen te hebben geselecteerd uit een voldoende rijk en representatief corpus. Dat de samenstellers zich daar bewust van zijn, blijkt uit de lectuur van de inleidingen tot die werken, waarin ze t.a.v. de opname van vaktaal de nodige slagen om de arm houden: de doelstellingen m.b.t. het opnemen van vaktermen zijn opvallend vaag of algemeen gehouden en men is er in geen geval in geslaagd (of in willen slagen?) dwingende selectiecriteria te formuleren (zie HVD 16 en GVD XVI). Ook de microstructurele informatie over de opgenomen vaktermen is voor kritiek vatbaar. De conclusie moet dus luiden dat de aandacht en de zorg die in de HVD en vooral in de GVD besteed wordt aan de externe VW, niet in overeenstemming is met de belangrijke rol die vaktermen in steeds toenemende mate spelen in de huidige maatschappij.
Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde - 1986 | ||||||||||||||||
Bibliografie
|
|