De Nieuwe Taalgids. Jaargang 81
(1988)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||
De toezegging met onvoorziene gevolgen in de WaleweinGa naar voetnoot*Bart Besamusca en Frank Brandsma1 InleidingIn de tweede helft van de 13e eeuw schreven de Westvlamingen Penninc en Pieter Vostaert de Walewein.Ga naar voetnoot1 Penninc is het werk begonnen, maar heeft het niet kunnen voltooien. Rond vs. 7842Ga naar voetnoot2 nam Vostaert de pen over en maakte het verhaal af. In de Walewein verlaat de titelheld het hof om voor koning Artur het zwevende schaakbord te bemachtigen, dat na een korte verschijning weer verdwenen is. Na een gevaarvolle achtervolging vindt Walewein het schaakbord bij koning Wonder, die het alleen in ruil voor het zwaard met de twee ringen wil afstaan. Walewein vervolgt zijn zoektocht en vindt het zwaard tenslotte. De bezitter, koning Amoraen, wil Walewein het zwaard slechts geven, wanneer hij voor hem een jonkvrouwe schaakt: Ysabele, de dochter van koning Assentijn. Met hulp van de vos Roges, een betoverde jongeman, weet Walewein Ysabele te veroveren. De liefde die zij voor elkaar opvatten brengt Walewein in een moeilijke situatie: hij moet zijn geliefde immers aan Amoraen afstaan. De koning blijkt echter overleden te zijn, zodat Walewein met Ysabele en het zwaard naar Wonder kan gaan. De vos vergezelt hen en wanneer zij Wonder en zijn zoon Alydrisonder ontmoeten wordt de betovering verbroken: de vos wordt weer een jongeman. Met Ysabele, Roges en het schaakspel keert Walewein dan terug aan het hof, waar hij verslag doet van zijn avonturen en Artur het schaakspel geeft. Maartje DraakGa naar voetnoot3 heeft laten zien dat de grondstructuur van deze ridderroman | |||||||
[pagina 2]
| |||||||
sterke overeenkomsten vertoont met de sprookjesvarianten van het type Aarne-Thompson 550.Ga naar voetnoot4 Dit wijdverbreide sprookjestype is ook opgebouwd rond een drieledige queeste, de held wordt eveneens bijgestaan door een betoverde dier-helper, enzovoort. Draak concludeert: ‘De bouw van het sprookjes-schema is verantwoordelijk voor de algemene gang van zaken, maar nièt voor alle bijzonderheden, van de volgende gedeelten van de roman’; vervolgens geeft zij een opsomming van de episoden die met de drieledige zoektocht samenhangen: de bezoeken aan de drie koningen; de ontmoeting met Roges, de vos die als gids fungeert; de bezoeken aan Amoraens zoon en Wonder op de terugweg.Ga naar voetnoot5 Penninc, die als de ontwerper van de roman kan gelden,Ga naar voetnoot6 heeft het grondpatroon van het sprookje bewerkt tot een ridderroman door het een ridderlijk-hoofse inkleding te geven en door het aan te vullen met ridderlijke episoden. Dit artikel is gewijd aan een aspect van de omwerking tot ridderroman dat duidelijk naar voren komt bij de overgangen in de zoektocht. De wijze waarop in de Walewein de overgang van het ene gezochte object naar het volgende tot stand komt, wijkt wezenlijk af van de manier waarop dit gebeurt in het onderliggende sprookje. In beide gevallen volgen de overgangen een vast patroon. De held van het sprookje wordt tweemaal gevangen genomen bij zijn poging het gezochte voorwerp te bemachtigen. Zo probeert hij ondanks de waarschuwing van de dier-helper de gouden vogel in een kostbare kooi te stoppen. De vogel slaakt dan een luide kreet, waardoor de eigenaar gewaarschuwd wordt. Hij neemt de held gevangen, die zijn leven kan behouden en zijn vrijheid en de vogel verdienen wanneer hij de eigenaar van de vogel iets, gewoonlijk een speciaal paard, bezorgt.Ga naar voetnoot7 In de ridderroman is van gevangenschap geen sprake. Walewein wordt door Wonder en Amoraen vriendelijk ontvangen. Zij vragen hem in ruil voor het schaakspel of het zwaard om een gunst, waarbij zij niet vermelden wat die precies inhoudt. Walewein zegt toe de gunst te verlenen en dan pas wordt hem verteld wat hij moet doen om de gezochte voorwerpen te verkrijgen, namelijk voor Wonder het zwaard zoeken en voor Amoraen Ysabele veroveren. | |||||||
[pagina 3]
| |||||||
Dergelijke situaties rond het verlenen van een niet nader omschreven gunst komen veel voor in Arturromans. Het motiefGa naar voetnoot8 dat er aan ten grondslag ligt wordt don contraignant genoemd.Ga naar voetnoot9 Wij hanteren de omschrijving toezegging met onvoorziene gevolgen, kortweg toezegging. Het behoort tot het vaste motievenrepertoire van de Arturromans. Wij zullen straks uitgebreider ingaan op de wijze waarop in de Walewein het motief zijn toepassing vindt en op de vraag waarom het de gevangennemingen in het sprookje vervangt.Ga naar voetnoot10 Eerst zullen we echter het motief omschrijven en laten zien hoe het in de Arturliteratuur gebruikt wordt. | |||||||
2 De toezegging met onvoorziene gevolgenHet motief van de toezegging kent vele verschijningsvormen. De vaste kern is als volgt te omschrijven, waarbij de handelende personen kortheidshalve ‘vrager’ en ‘gever’ genoemd worden:Ga naar voetnoot11 | |||||||
[pagina 4]
| |||||||
Dit grondpatroon kan op allerlei manieren uitgebreid en gevarieerd worden. De vrager kan bijvoorbeeld een tegenprestatie aanbieden, die de gever ertoe brengt de ongespecificeerde toezegging te doen. Het is ook mogelijk dat de gever een voorbehoud maakt, bijvoorbeeld: ‘Ik geef je wat je maar wilt, behalve mijn vrouw’; deze ontsnappingsclausule is niet onverstandig, gezien het feit dat de blanco toezegging herhaaldelijk wordt gebruikt om de gever zijn echtgenote te ontnemen. Een voorbeeld. In Le chevalier de la charrette van Chrétien de Troyes komt de handeling op gang met behulp van een toezegging, waarbij wel sprake is van een tegenprestatie, maar niet van een voorbehoud. In deze roman houdt de ridder Meleagant een aantal onderdanen van koning Artur gevangen. Hij is bereid hen vrij te laten, indien één van Arturs ridders hem in een tweegevecht weet te verslaan. De koning moet daarbij zijn vrouw op het spel zetten. Als deze uitdaging het hof bereikt, maakt Keye opeens aanstalten de hofgemeenschap te verlaten. De koningin smeekt hem niet te gaan. Keye wil alleen blijven (tegenprestatie) wanneer Artur hem een gunst verleent. Nadat de koningin beloofd heeft dat de koning en zij op zijn verzoek zullen ingaan, gaan zij beiden naar Artur. Opgelucht zegt deze zonder voorbehoud toe te doen wat Keye ook zal vragen. Als blijkt dat hij de koningin mee wil voeren om haar tegenover Meleagant te verdedigen, moet Artur dit wel toestaan.Ga naar voetnoot13 Meleagant verslaat Keye en voert de koningin weg.Ga naar voetnoot14 | |||||||
[pagina 5]
| |||||||
Chrétien is zeker niet de eerste die het motief van de ongespecificeerde toezegging gebruiktGa naar voetnoot15, maar de frequentie waarmee en de wijze waarop het in zijn werk een belangrijke rol speelt zijn hoogstwaarschijnlijk van grote invloed geweest op de populariteit van het motief in de Arturroman. Het ‘don contraignant’ komt in al Chrétiens romans voor. Het bood hem aantrekkelijke verhaaltechnische mogelijkheden. Behalve als gelegenheid om de vrijgevigheid (‘largesce’) van bijvoorbeeld koning Artur te tonenGa naar voetnoot16, gebruikt hij de toezegging vooral om een verhaal in gang te zetten en/of het een onverwachte wending te geven. Het hierboven besproken begin van Le chevalier de la charrette verenigt deze gebruiksmogelijkheden. In paragraaf 3 wordt besproken hoe het motief in Chrétiens Yvain voor een onverwachte wending zorgt. De wijze waarop Chrétien met de ongespecificeerde toezegging omgaat vindt volop navolging in latere romans. Met name in de Lancelot en prose komt het motief vaak voor.Ga naar voetnoot17 Het wordt nogal eens gebruikt als een soort deus ex machina, zoals in de passage waarin een ridder op het punt staat Agravain te doden; een jonkvrouwe weet hem daarvan te weerhouden door middel van een ‘don contraignant’.Ga naar voetnoot18 De toezegging is daarnaast vooral aanleiding voor een nieuwe episode, bijvoorbeeld wanneer een oude vrouw Lancelot dwingt het hof te verlaten om de gunst die hij haar eerder beloofde, te verlenen, en er een zeer lange queeste naar Lancelot volgt voor men weer aan Arturs hof herenigd is.Ga naar voetnoot19 | |||||||
3 De toezegging met onvoorziene gevolgen in Middelnederlandse ArturromansHet behoeft geen verbazing te wekken dat het motief veelvuldig voorkomt in de Middelnederlandse Arturromans. De werken die in de Lage Landen zijn | |||||||
[pagina 6]
| |||||||
geschreven stonden onder sterke invloed van met name de Oudfranse ridderepiek. Veel Middelnederlandse Arturromans zijn vertalingen en bewerkingen van een Oudfranse tekst en in de verhalen die niet terug lijken te gaan op een Oudfranse bron wordt gebruik gemaakt van personages, situaties en motieven die uit andere Arturromans bekend waren. Het ligt niet in onze bedoeling hier de toezegging met onvoorziene gevolgen in de Middelnederlandse Arturromans uitputtend te beschrijven. De grote overeenkomsten met het gebruik van het motief in de Oudfranse Arturepiek maken zo'n overzicht weinig zinvol. We beperken ons tot twee karakteristieke voorbeelden, afkomstig uit Van den riddere metter mouwen (verder Rmm) en Die Wrake van Ragisel. De structuur van Rmm vertoont grote overeenkomsten met die van bijvoorbeeld Chrétiens Erec en Yvain. Deze opbouw, die wel ‘Doppelwegstruktur’ of ‘bipartite structure’ genoemd wordt,Ga naar voetnoot20 bestaat uit twee avonturenreeksen. De eerste reeks wordt besloten door een periode van schijnbaar geluk. De verstoring van dit geluk leidt tot de tweede - zwaardere - tocht, die eindigt met een duurzamer harmonie. In Chrétiens Yvain fungeert een ‘don contraignant’ als middel om het schijngeluk te verstoren. Yvain is net getrouwd met Laudine. Na een gesprek met Gauvain, waarin Yvain zich er van bewust wordt dat hij het vrije ridderleven nog niet kan missen, wil hij haar voor enige tijd verlaten om op avontuur te gaan. Daar hij vreest dat zij hem niet zal laten vertrekken gebruikt hij een listig ‘don contraignant’ om haar toestemming te verkrijgen.Ga naar voetnoot21 Laudine stemt dan toe, op voorwaarde dat hij niet langer dan één jaar weg zal blijven. Yvain overschrijdt deze termijn en moet een lange, moeizame weg afleggen om Laudine's liefde te herwinnen. De bouw van RmmGa naar voetnoot22 is - uiterst beknopt - als volgt: in een eerste avonturenreeks wint de ridder met de mouw, een vondeling die zijn eigen naam niet kent, bij een toernooi aan Arturs hof zijn geliefde Clarette. Hij komt daar bovendien in contact met zijn moeder. Zijn geluk kan niet op. Dan wordt hij zich bewust van het feit dat hij zijn vader (en dus zijn afkomst) niet kent, waarna een tweede avonturenreeks volgt die hem tenslotte bij zijn vader brengt. In de centrale episode aan Arturs hof komt een toezegging voor die in verhaaltechnisch opzicht zeer functioneel is. | |||||||
[pagina 7]
| |||||||
In de overwinnaar van het toernooi herkent de moeder van de ridder met de mouw haar zoon. Zij vertelt hem dat zij zijn moeder is, dat zijn vader - wiens naam zij niet noemt - haar in de steek gelaten heeft toen zij zwanger was, dat zij hem haar land zal geven en dat zijn naam Miraudijs is. Miraudijs gaat heersen over haar gebied en huwt Clarette. Dit geluk wordt verstoord op een volgende hofdag. Galyas, een neef van Keye, wil de schandelijke nederlaag wreken die de ridder met de mouw zijn oom in het eerste deel van het verhaal toebracht. Hij vraagt koning Artur om een gunst: 2252[regelnummer]
‘Her her coninc, gi sult verstaen,
Ic hebbe u menegen dienst gedaen
Alse goet riddere doet sinen here.
Nu biddic u, her coninc, harde sere,
2256[regelnummer]
Dat gi mi doet hier ene bede
Dore uwe grote edelhede.’
Die coninc sprac: ‘Wat gi bid nu,
Bi mire cronen, ic geeft u.’
2260[regelnummer]
‘Here’, sprac hi, ‘God lone u daer of.
Soe magics mi houden an u belof,
Want conincs word mogen niet keren.’
Even later moet Artur, hoewel hij zijn instemming betuigt met het pak slaag dat Keye kreeg, toestaan dat Galyas de ridder met de mouw uitdaagt: 2280[regelnummer]
‘Her coninc, hout wet ende sede
Ende doet mi nu mine bede.’
‘Wat beden wildi hebben dan?’
‘Here, ic eysche u te campe den man,
2284[regelnummer]
Die mijn oem Keyen sloech.
Ic wille wreken dat ongevoech
Opten riddere metter mouwen.
Ic weet oec wel, bi mire trouwen,
2288[regelnummer]
Dat hi selve oec niet en weet,
Hoe dat hi anders heet
Noch wie dat sijn vader was.
Ic saels hem doen lien,Ga naar voetnoot23 sijt seker das.
2292[regelnummer]
Doetene mi hebben in enen crite
Ende sijt alder beden quite,Ga naar voetnoot24
Die gi mi gavet heden eer.’
Miraudijs neemt de uitdaging aan. Om het verwijt betreffende zijn onbekende afkomst (Galyas insinueert zelfs dat zijn verwekker een bovier is, een veehoeder) te logenstraffen gaat hij op zoek naar zijn vader. Net als in Chrétiens Yvain wordt in Rmm een ‘don contraignant’ gebruikt om de tweede serie avonturen in gang te zetten. | |||||||
[pagina 8]
| |||||||
De toezegging in Die Wrake van RagiselGa naar voetnoot25 bevindt zich in een episode die volgens de verteller uit het Frans overgenomen is (vergelijk ed.-Gerritsen vs. 1613), maar in de bron (de Vengeance Raguidel) ontbreekt: ‘Hoe Walewein wilde weten vrouwen gepens’. Misschien is deze invoeging een vertaling van een - niet overgeleverde - Oudfranse tekst, misschien is zij van Middelnederlandse origine.Ga naar voetnoot26 Het verhaal demonstreert de onbetrouwbaarheid van vrouwen. Walewein wil weten of zijn geliefde, Ydeine, hem trouw is. In de gedaante van een dwerg weet hij haar te verleiden: Nu es hi bi Ydeinen gelegen / Ende ginc van sinen spele plegen / Ende speelde daer dat soete spel / Eert dagen begonde IV werf wel. (vs. 1775-1778). Na de uitputtende nacht maakt de dwerg gebruik van de vraag naar een ongespecificeerde toezegging om een bewijs van Ydeine's ontrouw (namelijk de ring die haar geliefde Walewein haar gegeven heeft) te verkrijgen: 1781[regelnummer]
‘Joncfrouwe, hets tijt dat ic nu scede.
Woudi mi doen hier ene bede
Die ic nu hier an u sochte,
Ic souts u danken alsic mochte.’
1785[regelnummer]
‘Jaic here, soe wat soet es.’
Hoewel Ydeine de bede zonder voorbehoud verleent (vs. 1785), weigert zij in eerste instantie de gevraagde ring af te staan. Dat verandert zodra de dwerg dreigt de relatie te verbreken. Zij geeft hem onmiddellijk de ring en dringt er bij hem op aan haar snel weer op te zoeken. De auteur van deze episode maakt vernuftig gebruik van de toezegging: Walewein krijgt het bewijs van Ydeine's ontrouw in handen, terwijl bovendien haar trouweloosheid nog eens extra blijkt uit het gemak waarmee zij haar aanvankelijke verzet opgeeft. Dit past voortreffelijk in de antifeministische strekking van het verhaal. | |||||||
4 WaleweinIn de Walewein komt de toezegging met onvoorziene gevolgen voor bij de overgangen in de drieledige zoektocht, maar ook op enkele andere plaatsen. Wij zullen het gebruik van het motief bespreken aan de hand van het verloop van het verhaal, waarbij de nadruk zal liggen op de overgangsscènes. Walewein vindt het zwevende schaakbord bij koning Wonder. Deze ontvangt hem zeer gastvrij. Als de reden van Waleweins komst duidelijk geworden is, stelt Wonder voor dat Walewein het schaakbord in een tweegevecht op hem zal veroveren. Walewein wil hiervan echter niets weten. Dan komt de koning met een ander voorsteltGa naar voetnoot27: | |||||||
[pagina 9]
| |||||||
1258[regelnummer]
Die coninc seide: ‘Zuldi mi dan
Here Walewein, doen ene bede
1260[regelnummer]
Ende winnen tscaec up hovescede?
Dan saelt staen tuwen ghebode.’
Heer Walewein seide: ‘Bi Gode!
Ic sal doen dat ghi begaert.’
‘Heer Walewein, so moeti tswaert
1265[regelnummer]
Varen zoeken metten tween ringhen.
Wildi dat halen ende mi bringhen
So ghevic jou tscaec sekerlike.
Walewein kan het schaakspel in alle hoofsheid verkrijgen door Wonder een bede toe te zeggen. Hij verleent de ongespecificeerde gunst (vs. 1262-63), dan pas vertelt Wonder dat hij het zwaard met de twee ringen moet gaan halen. Deze gang van zaken wijkt duidelijk af van die in het sprookje. Er is geen sprake van een gevangenschap, die de held dwingt een nieuwe queeste te beginnen. De zoektocht naar het zwaard vergt meer van Walewein dan die naar het schaakbord, maar tenslotte komt hij bij koning Amoraen. In de overgangsscène die volgt is, net als in het eerste geval, de gevangenneming vervangen door de toezegging. Deze tweede overgang is echter veel uitgebreider beschreven dan de eerste. Koning Amoraen ontvangt Walewein zeer hartelijk. Hij kent diens reputatie en acht zich gelukkig dat hij gekomen is: 3224[regelnummer]
God selve na minen wane
3225[regelnummer]
Sende jou hier tote mi:
Mine mach niemen danne ghi
Ghehelpen van dat mi daert!’
Walewein sprac: ‘Lieve waert
So sect mi danne in Goods namen
3230[regelnummer]
Of ghijt ghebiet, uwe mesquame.
Sijnt saken die mi staen te doene’
- Sprac deer Walewein die coene -
‘Ende ict mach doen bi mire ere
Ic helpe jou gherne, coninc here.’
Walewein toont zich even behulpzaam als voorzichtig. Met meerdere slagen om de arm biedt hij zijn hulp aan. Amoraen wil echter Waleweins onvoorwaardelijke belofte. Hij poogt de voorbehouden (zie vs. 3231 en 3233) weg te werken door Walewein het zwaard met de twee ringen, waarvan hij de uitzonderlijke eigenschappen uitgebreid beschrijft, te beloven als tegenprestatie: 3306[regelnummer]
‘Here, dit zwaert willic jou gheven
Moochdi mi ere bede ghestaden.’
Deer Walewein seide: ‘Bi uwer ghenaden
Coninc, toghet mi dat zwaert!
3310[regelnummer]
Ic wille al doen dat ghi begaert
Indien dat ict vulbringhen mach.’
| |||||||
[pagina 10]
| |||||||
Ook deze laatste ontsnappingsclausule (vs. 3311: ‘als ik er toe in staat ben’) valt weg wanneer Amoraen Walewein het schitterende zwaard toont. Als de koning het zwaard uit de schede haalt blijkt dat Walewein uitverkoren is om het te dragen: het zwaard valt hem niet aan, terwijl het anderen in deze situatie doodde. In ruil voor het zwaard wil Walewein nu alles doen. Dan vraagt Amoraen hem nogmaals om zijn belofte de niet nader omschreven gunst te verlenen; híj formuleert de belofte: 3376[regelnummer]
Ende hi seide: ‘Wildi also
GhelovetGa naar voetnoot28 mi dan bi uwer trouwen
Bi rudderscepe, bi onser vrouwen
Dat ghijs niet ne sult onbarenGa naar voetnoot29
3380[regelnummer]
Daer ic jou sende, ghine zulter varen
Duer noot no duer ghene dinghen:
So ghevic jou tswaert metten .ij. ringhen;
Hen ware recht dor ene zake
Dat jou noot sin ghebrake:Ga naar voetnoot30
3385[regelnummer]
Noot sin breket al belof.’
‘Ic wille jou seker doen hier of’
- Sprac Walewein - ‘bi mire trouwe
Bi rudderscepe, bi onser vrouwe
Here coninc, van desen dinghen:
3390[regelnummer]
Ghevet mi tswaert metten .ij. ringhen.’
Nadat Amoraen Walewein het zwaard gegeven heeft brandt de held van nieuwsgierigheid naar de opdracht die hij moet vervullen: 3407[regelnummer]
‘Sect mi, here, waer ic sal varen:
In wils langher niet onbaren
Inne wille quiten mine trouwe!’
3410[regelnummer]
‘So moeti halen ene joncfrouwe
Her Walewein, die ghi niene kint.’
Het kost Amoraen meer moeite dan Wonder om Walewein tot de ongespecificeerde toezegging te verleiden. Dit is toepasselijk: de queeste naar Ysabele, waarvoor Amoraen Walewein strikt, is veruit de zwaarste. In de derde etappe van de zoektocht komen de laatste twee toezeggingen voor. Vlak na zijn vertrek van Amoraens hof ziet Walewein een ridder die een jonkvrouwe mishandelt. Hij valt de ridder aan en verwondt hem dodelijk. Bezorgd om het zieleheil van de stervende ridder, weet Walewein de mishandelde jonkvrouwe door middel van een ‘don contraignant’ zover te krijgen dat zij haar belager vergeeft (vs. 3773-4103). In ruil voor de belofte van de ridder om te komen als Walewein hem dat verzoekt, geeft hij hem een christelijke begrafenis. Walewein verjaagt bovendien de demonen die de ziel van de dode komen halen (vs. 4654-4915). Veel later in het verhaal komen | |||||||
[pagina 11]
| |||||||
de dode ridder en zijn belofte terug. Wanneer Walewein en zijn geliefde Ysabele gevangen zitten en hun situatie uitzichtloos lijkt voert de verteller de geest van de dode ridder op, die hen weet te bevrijden. Walewein en Ysabele zijn in de kerker terechtgekomen doordat Ysabele's poging Walewein met een ‘don contraignant’ uit de handen van haar vader te houden mislukte. Deze toezegging is op vaardige wijze ingebed in de structuur van het verhaal. Eerst wordt verteld hoe Walewein - op zoek naar Ysabele - er in slaagt het door twaalf muren en grachten omringde kasteel van haar vader, koning Assentijn, binnen te dringen. Dan neemt de verteller ons mee naar Ysabele en haar vader. Assentijn belooft zijn dochter een gunst, indien zij hem de droom die zij gehad heeft wil verhalen: Ene bede wert ju ghereet / Teerst dat ic die waerheit weet. (vs. 7117-7118). Ysabele vertelt haar droom (een voorspelling van Waleweins komst) en herinnert daarna haar vader aan zijn belofte: Ghi sijd mi scu[l]dich ene bede / Wanneer so ics u vermane. (vs. 7194-7195). Vervolgens meldt een bode dat Walewein de burcht binnengedrongen is. Assentijn vindt Walewein en neemt hem gevangen. Als hij zijn gevangene aan Ysabele toont begint zij weer over haar bede. De koning krabbelt wat terug, maar zij - op slag smoorverliefd op Walewein - vraagt: 7398[regelnummer]
‘Nu biddic u, vader, dor ghenade
Dat ghine mi gheeft tote morgen:
7400[regelnummer]
Ghine dorter niet omme sorgen
Ic ghevene u weder also goet.
Ende laet mi coelen minen moet
Over hem te nacht, ende morgen ghi.’
Die coninc seide: Dochter, dat si.
De zinsnede coelen minen moet is fraai dubbelzinnig: haar vader neemt aan dat Ysabele Walewein zal pijnigen, terwijl zij haar vurige liefde wil bevredigen. De gelieven worden echter bespied en verraden. Assentijn sluit hen op in de kerker, waaruit zij, zoals reeds vermeld, door de geest verlost worden. In de Walewein maakt Penninc veelvuldig en op een gevarieerde en gecompliceerde wijze gebruik van het ‘don contraignant’. Hij laat het een dubbelrol spelen bij de bevrijding van Walewein uit de handen van Assentijn: de gunst die Ysabele nog te goed had redt de held in eerste instantie, maar tenslotte moet de dankbare dode - wiens zieleheil door middel van een blanco toezegging gewaarborgd werd - te hulp komen. Het meest opmerkelijk is echter dat Penninc het motief gebruikt heeft om de gevangennemingen uit het onderliggende sprookje te vervangen. De reden voor deze vervanging kan vanzelfsprekend alleen veronderstellenderwijs gereconstrueerd worden, maar zij zou gelegen kunnen zijn in het verschil tussen de held van het sprookje en de hoofdfiguur van de ridderroman. De eerstgenoemde is jong en onervaren. Hij slaat met hebberige onhandigheid steeds weer de raadgevingen van de vos in de wind tot hij door schade en schande wijs geworden is. Nu is het in de ridderroman niet ongebruikelijk dat de held door zijn avonturen wijzer wordt, maar dit geldt | |||||||
[pagina 12]
| |||||||
juist niet voor Walewein. Hij, der avonturen vader,Ga naar voetnoot31 is in de stereotiepe rolverdeling van het genre de meest hoofse en ervaren ridder, de maatstaf waaraan anderen hun ridderschap afmeten.Ga naar voetnoot32 In dit vaste beeld past geenszins de door het sprookje aangedragen mogelijkheid dat Walewein zich herhaaldelijk op een onhandige wijze gevangen zou laten nemen. Penninc vond in het motief van de toezegging met onvoorziene gevolgen een hoofs alternatief dat Waleweins reputatie en geloofwaardigheid geen geweld aandoet, dat uitstekend past in de hoofs-ridderlijke aankleding die hij aan het sprookjesschema gaf en dat bovendien in verhaaltechnisch opzicht de voortgang van het verhaal waarborgt. Wanneer Walewein tenslotte in de zwaarste fase van zijn zoektocht toch gevangengenomen wordt is dit het tegenovergestelde van een bewijs van onvermogen: de overmacht is zo enorm dat zelfs Walewein, die Xx waghene al vol gheladen (...) met doden (vs. 7664 - 66) veroorzaakt, het onderspit moet delven. Zijn gevangenschap bij Assentijn biedt bovendien een uitstekende gelegenheid voor de amoureuze verwikkelingen tussen Walewein en Ysabele. | |||||||
5 BesluitChrétien de Troyes heeft in zijn werk de verhaaltechnische mogelijkheden van het ‘don contraignant’ volop getoond. Het motief werd één van de meest populaire ‘tricks of the trade’ van de Arturroman. De vertaalde/bewerkte Middelnederlandse romans nemen het getrouw uit de Franse voorbeeldteksten over. Van de Walewein is geen Franse bron bekend. Het is om die reden niet mogelijk met zekerheid te zeggen waar Penninc het motief vond, dat hem zo goed van pas kwam bij het herscheppen van een sprookje tot een ridderroman. Het lijkt echter aantrekkelijk om te veronderstellen dat de Lancelot en prose, waarin het ‘don contraignant’ veelvuldig voorkomt, een sterke invloed heeft uitgeoefend. Dat sluit aan bij andere gegevens die in dezelfde richting wijzen.Ga naar voetnoot33 Het is een bewijs van de dichterlijke vermogens van Penninc dat de oorspronkelijk Middelnederlandse Walewein ten opzichte van de andere Arturromans opvalt door het genuanceerde en doordachte gebruik van vaak gecompliceerde toezeggingen met onvoorziene gevolgen. |
|