| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Achterbergkroniek 5 (1986)
1 nr. 8
bevat een uitvoerige bijdrage over De briefwisseling tussen Achterberg en Marsman, uitgegeven, ingeleid en toegelicht door R.L.K. Fokkema. -In pyama of in kamerjas is een bijdrage van Bert Veldstra over de ontstaansgeschiedenis van de ‘Ballade van de gasfitter’.
| |
Nr. 9
opent met de gedichten ‘Vestdijk I’ en II ter inleiding op een artikel van Rob Schouten, die Achterbergs kijk op Vestdijk onder de loep neemt, gevolgd door een deel van de briefwisseling tussen deze beide auteurs. - H. van der Ent onderzoekt het Vocalisme bij Achterberg. - In ‘Ik kwam een vrouw tegen van J. Bendien’ geven Frank van Doeselaar en Lidewijde Paris een analyse van Achterbergs gedicht ‘Potlood’. - Aad Kranendonk reageert in Dichter bij de werkster op het artikel van Jos Nijhof over het gedicht ‘Werkster’ (Vestdijkkroniek 5), waarna K. Zickhardt het nummer afsluit met Struikelen over een voegwoord, een reactie op bijdragen van H.J.C. Schaap (Achterbergkroniek 5) en A. Middel-dorp over de eerste 8 regels van het gedicht ‘Memoriam’.
| |
De boekenwereld 3 (1986)
nr. 2
In dit nummer onder andere: Michiel Buisman J.Fzn. (1891 - 1986), een herinnering aan de pionier van het Nederlandse populaire proza, door P.J. Buijnsters. - Verder een bespreking onder andere van: Dr. P. Schneiders, Papieren geheugen: boek en schrift in de Westerse wereld (door Sjaak Hubregtse).
| |
Bulletin 15 (1986)
nr. 139
opent met het artikel ‘De geschiedenis zal uitmaken of ik gelijk heb’, waarin Jan de Vries, beter bekend onder het pseudoniem Jan Cremer, zijn visie op zijn eigen werk en de reactie van de literaire wereld hierop uiteenzet. - Michel Boll heeft een gesprek met de schrijver Bouke Jagt en in Wie ontdekte Xerxes? onderzoekt Inge Suasso wat er waar is van Querido's bewering, dat Couperus het idee voor Xerxes van hem zou hebben.
Nr. 140
is vrijwel geheel gewijd aan Joods-Amerikaanse literatuur en bevat een achttal bijdragen over dit thema.
| |
Dietsche warande & Belfort 131 (1986)
nr. 8-9
is een dubbelnummer over de Literatuur in Vlaanderen. Volgens de inleiders Hugo Brems en Hugo Bousset, die literatuur behalve als kunst ook als sociaal-cultureel verschijnsel wensen te zien, hebben velen die tot die sector behoren ‘het gevoel dat zij werken in een kwijnend bedrijf, op de rand van het faillissement. (...) De literatuur is verziekt door ideologische tegenstellingen, door de greep van de politiek op de media, de uitgeverijen, het onderwijs.’ Marcel Janssens schetst de achtergronden die licht kunnen werpen op de (on)eigenheid van het literaire bedrijf in Vlaanderen, Guido Geerts buigt zich over de vraag of schrijvers iets over onze taal te zeggen hebben, Georges Adé belicht het verband tussen literatuur in
| |
| |
Vlaanderen en ideologische verzuiling, Patrick Dewael beschouwt het literatuurbeleid als een taak van de overheid en Monica van Paemel beschrijft het literatuurbeleid van de Vlaamse Gemeenschap. Het vertaalbeleid wordt onderzocht door Stefaan van de Brant, Greta Seghers bespreekt de zin van Vlaamse literaire uitgeverijen en Marc Reynebeau belicht de literaire kritiek in Vlaanderen. De rol van de media wordt besproken door Jean-Pierre Rondas. Koen Vermeiren belicht het wel en wee van de Vlaamse literaire tijdschriften en Frans Daems onderzoekt samen met Roger Roger de stand van zaken in het literatuuronderwijs. Gwij Mandelick karakteriseert de literatuur in de openbare bibliotheken en Carlo van Baelen neemt de relatie tussen literatuur en boek-handel onder de loep.
| |
Dokumentaal 15 (1986)
nr. 3
In De BNTL: autopsie en sneeuwbalsysteem vraagt Wim Hendriks aandacht voor het zojuist verschenen tweede deel in de zogenaamde ‘Retrospectieve reeks’ van de BNTL. - Hans Kienhorst en Herman Mulder buigen zich over Copiisten van Middelnederlandse literaire handschriften. - Jan Bervoets schrijft over Het archief-Gerretson in het Algemeen Rijksarchief. - Twee recentelijk verschenen letterkundige lexica worden besproken door A.M.J. van Buuren (Middeleeuwen en rederijkerstijd), P. Lammens-Pikhaus (1450 - ± 1775) en W.J. van den Akker (laatste twee eeuwen); het gaat hier om het Winkler Prins Lexicon van de Nederlandse letterkunde. Auteurs, anonieme werken, periodieken en De Nederlandse en Vlaamse auteurs van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs; onder hoofdredactie van G.J. van Bork en P.J. Verkruijsse. -
Siem Bakkers overzicht van de literaire tijdschriften wordt gerecenseerd door J.M.J. Sicking. - Het bovenstaande wordt gecompleteerd door nieuws van de vakgenootschappen en de rubrieken Gepromoveerd en Pas verschenen.
| |
Driemaandelijkse bladen 38 (1986)
nr. 2
Wat kan het werk van amateur-historici en genealogen betekenen voor de geschiedwetenschap? P.C.M. Hoppenbrouwers toont zich wat dit betreft nogal sceptisch in zijn artikel Regionale geschiedenis en de inbreng van amateur-historici; een discussiestuk en een rede. - Is ‘Starregesangh’ een oud Gronings lied?, vraagt F. Veldman zich af. - J. van der Kooi tenslotte geeft een aanzet tot Historisch volksverhaalonder-zoek.
| |
Dutch crossing 1986)
nr. 26
opent met een artikel van Herman Pleij over The function of literature in urban societies in the later Middle Ages. - Voorts een opstel van Yann Lovelock, die in ‘A painter with words’ the poetry of Willem M. Roggeman onderzoekt en een bijdrage van Elsa Strietman over The literary guilds in The Low Countries.
| |
De gids 149 (1986)
nr. 6
bevat onder meer een bijdrage van Rob Delvigne en Leo Ross over de briefwisseling tussen Jacob Israël de Haan en Frank van der Goes. - In de rubriek ‘Kroniek & kritiek’ schrijft Wiel Kusters over anagrammen in de poëzie van Gerrit Achterberg.
Nr. 7
bevat onder meer de tekst van een lezing van René van Hezewijk over Psychologie en bellettrie. - Philip van der Eijk schrijft in De schizofrenie van de schrijver over de status
| |
| |
van het geschapen kunstwerk en het scheppingsproces zelf. -
In de rubriek ‘Kroniek & kritiek’ legt Wiel Kusters verband tussen Nijhoffs ‘Het veer’ en Leopolds ‘Cheops’ en concludeert, dat Nijhoff met zijn gedicht op ‘Cheops’ heeft willen reageren.
Nr. 8
In de ‘Kroniek & kritiek’ - rubriek schrijft Wiel Kusters over de metafoor ‘kip tussen de vogels’ uit het gedicht ‘Geranium’ van Hans Vlek en bespreekt Remco Ekkers de bundel Een leem van Frans Budé.
| |
Interdisciplinair tijdschrift voor taal- en tekstwetenschap 6 (1986)
nr. 2
Een speciaal nummer over Partikels, onder redaktie van W. Abraham. Hoe krijgt een modaal partikel zijn betekenis?, vraagt Werner Abraham zich af. - S. de Vriendt en P. van de Craen schrijven Over plaatsingsmogelijkheden van schakeringspartikels. - Graadpartikels, modaliteit en alternativiteit vormen het studie-objekt van Willy Vandeweghe. - Jos Rombouts onderzoekt de Perspektiviteitswisseling en de polariteit van al, nog en meer. - Henning Westheide bestudeert de Routinisering bij het gebruik van hulpwerkwoorden van modaliteit en schakeringspartikels in Nederlandse en Duitse ‘conversational routines’. - Erika Niehaus brengt De markering door middel van partikels van de relationele funkties in de taalhandeling VERZOEKEN (AUF-FORDERN) in Nederlands, Inter-language, Duits in kaart. - H. Pander Maat, Chr. Driessen en H. van Mierlo bezien het gebruik van het woordje NOU: functie, contexten, vorm en betekenis. - Door middel van een ‘selectief-empirische heuristiek’ tenslotte onderzoeken Henk Pander Maat en Christoph Sauer vier Betekenissen van TOCH. Een exploratie aan de hand van rechtszaal-interacties.
| |
Levende talen
nr. 415
In Schooltaal thuistaal, de laatste les uit hun serie over taalvariatie, gaan Rik Zweistra en Ger Tempel in op de problemen die zich voordoen als op school en thuis verschillende talen gesproken worden. - Dat de methode-Braet tekortschiet op het gebied van de samenvattingstechniek, wordt volgens Wim Daniëls ruimschoots gecompenseerd door Studieteksten lezen en begrijpen van de Russische tekstwetenschapper en psycholoog L.P. Doplaev. Biedt dit boek Nieuwe mogelijkheden voor taalbeheersing in het V.O.?
| |
Literatuur 3 (1986)
nr. 6
opent met een bijdrage van Koos Hageraats, waarin hij de ontwikkeling in het werk van Jeroen Brouwers ‘van romanticus tot symbolist’ beschrijft. - Onder de titel Charlotte de Huybert en het gelijk schrijft Marijke Spies een bijdrage over de geleerde en werkende vrouw in de zeventiende eeuw. - Jos Biemans vraagt de aandacht voor Pater Bonaventura Kruitwagen en Jaap de Gier belicht Het herhalingsprocédé in het Wilhelmus. - In Minnelyriek als standsliteratuur concentreert G. van der Meulen zich op ‘literatuur en ideologie in Heinric van Veldekes minnelyriek’. - ‘Ik schrijf nog steeds niet zo snel als Hugo Claus’ is de titel van een bijdrage van Rudi van der Paardt, die een gesprek had met Paul Claes.
In de rubriek ‘Recensies’ boekbesprekingen van een vijftal bij Educaboek verschenen literatuurkaternen (door P.J. Koopman), Van Bredero tot Langendyk; een bloem
| |
| |
lezing uit de Nederlandse kluchten van het begin van de zeventiende eeuw tot 1730, ed. Ornée (door E.K. Grootes), Een hel vol weelde; teksten uit het werk van Willem van Swaanenburg (1679-1728), ed. Hanou, Janssens, Koops e.a. (door M.J. Blankman), J.H. Leopold, Gedichten II; nagelaten poëzie, ed. Van Vliet en Sötemann (door P.J. Verkruijsse), W.J. van den Akker, Een dichter schreit niet; aspecten van M. Nijhoffs versexterne poetica (door G.J. Vis), A. Middeldorp, De wereld van Gerrit Achterberg (door Frida Balk) en F. Boenders, Tekens van lezen; over schrijven en schrijven (door Henk Pröpper).
| |
Maatstaf 34 (1986)
nr. 9
In deze aflevering beschrijft Albert Helman onder de titel Was het Willem of Toon? zijn herinneringen aan Anton van Duinkerken.
Nr. 10
bevat een bijdrage van Huug Kaleis, die in Ik droeg een helm met vederbos zich op de achtergronden van het schrijverschap van W.F. Hermans concentreert. - Voorts een opstel van Harry G.M. Prick Over Couperus' ‘Chaussure’ en nog zo het een en ander, opgedragen aan Couperus' biograaf Frédéric Bastet. -W.S. Hubert geeft een biografische schets van de vergeten auteur George Kettmann (198-1970).
| |
Moer 1986
nr. 5
is een nummer rond het thema Taalbeschouwen en reflecteren en bevat een negental bijdragen over dit onderwerp, gevolgd door een (kritische) bibliografie.
| |
Neophilologus 70 (1986)
nr. 2
opent met een bijdrage van Matthias Prangel met Bemerkungen zur Denkfigur binärer Schematisierungen vom Typus realistisch-unrealistisch und Ratio-Gefühl in der Literaturgeschichte.
Nr. 4
bevat onder meer een artikel van A.W.G. Kingma-Eijgendaal over The ‘vanishing’ metaphor.
| |
NWT 3 (1986)
nr. 4
bevat een artikel van Tom van Deel over de poëzie van Simon Vestdijk, gevolgd door 13 ongepubliceerde gedichten.
| |
Ons erfdeel 29 (1986)
nr. 5
Eep Francken gaat de invloed van Multatuli 1820 - 1987 na. - Frida Balk - Smit Duyzentkunst vraagt aandacht voor Omega en alfa. De taal van Josepha Mendels. - M.P. de Bruin herdenkt Mijn vriend Pieter Jacobus Meertens. - Aan De poëzie van H.H. ter Balkt is de bijdrage van Jan van der Vegt gewijd. - Nomade in noemandsland. Over het werk van Hedwig Speliers gaat het artikel van Jean-Marie Maas. - Els Ruijsendael beziet De taal als spiegel van het maatschappelijk gebeuren. - Van de hand van A.J. Hanou: Literaire euthanasie. Het sterven der schilders in Weyermans ‘Levensbeschryvingen der konstschilders’. - Tot besluit de Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling LXXXVII, onder redactie van E.I.E. ter Mate - Schmidt.
| |
Ons geestelijk erf 69 (1986)
nr. 2-3
opent met een uitvoerige bijdrage van A. de Man, die Het leven van Sinte Lutgard door broeder Geraert als ‘een verwaarloosde bewerking van Thomas Cantimpratensis’ ‘Vita Lutgardis’ typeert. - In Het Katharijneconvent te Heusden beschrijft P.J. Margry een onderzoek naar het boekenbezit en boeken
| |
| |
gebruik van een tertiarissenklooster in de late Middeleeuwen. - Voorts een bijdrage van H. Verleyen over Benedictus van Haeften (†1648) als geestelijk schrijver en van P. Pelckmans over dood en rouw in Wolff en Dekens roman De historie van Willem Leevend.
| |
Onze taal 55 (1986)
nr. 10
Welke modes doen zich voor in het geven van voornamen? Hoe sterk is onze eigen naamcultuur? Renée Damstra beziet de Trends in voornamen. - In Taal van journalisten (4) doet J.J.C.T. Aarts een onderzoek naar spellingfouten in kranten. - De rubriek ParlemenTaal van C.A. van Beurden en L.J.M. Rutten. - Een diskussie over Er was es... tussen Prof. Dr. P.C. Paardekooper en Ina Schermer. - In zijn rubriek De toren van Babel presenteert H. Heestermans een tweede verzameling dooddoeners en stoplappen. - Waarom komt dat, tante ANS? Onder deze titel stelt H.P. Winkelman het vervagende onderscheid tussen omdat en doordat aan de kaak. De redaktie van ANS geeft bij monde van J. de Rooij haar motieven en overwegingen.
Nr. 11
De redaktie van de gezaghebbende ANS krijgt vaak het verwijt dat zij te tolerant is: zij zou niet vaak genoeg ‘fout’ hanteren. In Waarom het naamwoordelijke gezegde groen blijft laat J. de Rooij zien dat het tegenovergestelde ook voorkomt. - Volgens C.A. Zaalberg mag De inlas van ‘van’ zich in een toenemende populariteit verheugen. - In zijn rubriek De Woordenaar verwijst J.J. Bakker naar de Dictionary of Trade Name Origins van Adrian Room. - Naar het oordeel van E.J. van der Spek is het streven naar Effectieve voorlichtingsteksten: niet alleen een kwestie van woordkeuze. Daarbij doet hij verslag van een onderzoek door Jansen en Steehouder waarin verschillende instruktieve teksten over huursubsidie met elkaar vergeleken worden. - De konstruktie Er mist iets wint volgens Gerard Veldman steeds meer terrein. - In Wat een taal! bespreekt C.L. van der Pluijm de boekjes Het heden en Het verleden van Marlies Philippa. - De rubriek ParlemenTaal van CA. van Beurden en L.J.M. Rutten, waarin opnieuw de Troonrede centraal staat. - In Kunstmatige spraak inventariseert Wieke Eefting de problemen van een sprekende computer. - C.J. Manhave doet een Limoenvorsing en Marlies Philippa haakt met haar Limonofilie daarop in.
| |
Over Multatuli 1986
nr. 17
opent met Douwes Dekker, Willem III en Koningin Sophie, een bijdrage van H.H.J. van Leeuwe over Multatuli's Vorstenschool. - In Een ‘Roomsch’ intermezzo vraagt Wilfried Dierick de aandacht voor twee pas ontdekte, vroege brieven van E. Douwes Dekker. - Nop Maas reageert in Het pak van Havelaar op de kritiek van Hugo Bousset met betrekking tot de Stern-fictie in Max Havelaar. - Tomas Lieske belicht De gedichten van Multatuli en W.F. Hermans licht in Waarom een fotografische heruitgave van ‘Max Havelaar, vijfde druk?’ de beweegredenen toe die tot deze (door hem verzorgde) heruitgave hebben geleid.
| |
Revisor 13 (1986)
nr. 5
Deze aflevering bevat een drietal bijdragen over het werk van de dichter Hans Faverey. Maarten van Buuren belicht in Geen proces van onteigening Faverey's poëzie in algemene zin, C. van Minnen doet in Hans Faverey en de jacht op het
| |
| |
nietige een poging om de thematiek in zijn greep te krijgen en Herman Stevens beperkt zich in Faverney's eeuwige metamorfosen tot de bundel Hinderlijke goden.
| |
Spektator 16 (1986/'87)
nr. 1
De nieuwe jaargang opent met een themanummer over Literatuur en geschiedenis, onder gastredaktie van J.J.A. Mooij en Elrud Ibsch.
Elrud Ibsch plaatst kanttekeningen bij Het begrip ‘historiciteit’ -beslissingen van de literatuurhistoricus ten aanzien van de historische afstand. - Pieter de Meijer beziet De moderne historicus als literair verteller. - Het verband tussen Literatuurgeschiedenis en cultuurgeschiedenis staat centraal bij W. van den Berg. - Wie is er bang voor Virginia Woolf? Synchronie en diachronie in de literatuurgeschiedschrijving, is de titel van de bijdrage van Rien T. Segers. - K.F. Flippo buigt zich over Literatuurgeschiedenis in het voortgezet onderwijs. - Horst Steinmetz tenslotte gaat in op de Historische en literairhistorische verandering tussen struktuur en evenement.
| |
Spiegel der letteren 28 (1986)
nr. 3
opent met een bijdrage van M. Rutten over Karel van de Woestijne en André Gide, toegespitst op de wijze waarop beiden antieke mythen als moderne zelfexpressie hanteren. - Dina en Jean Weisgerber belichten in Hugo Claus en de kinderen van Saturnus uitvoerig diens roman Het verdriet van België. - In de rubriek ‘In margine’ vraagt Alie Blokhuis aandacht voor Van Ostaijens ‘Lied voor mijzelf’ in Catalaanse vertaling. - Voorts boekbesprekingen van Middeleeuwers over vrouwen, ed. Stuip en Vellekoop (door F. Willaert), Sandrijn en Lanslot, ed. Hüsken en Schaars (door W. Waterschoot), H. Miedema, Karel van Manders ‘Leven der moderne, oft dees-tijtsche doorluchtighe Italiaensche schilders’ en hun bron (door J. Muylle), M. Emants, Aantekeningen, ed. Maas (door Ph. Vermoortel), P. Minderaa, K. van de Woestijne; zijn leven en werken II (door F. van Elmbt), L. Simons, Geschiedenis van de uitgeverij in Vlaanderen 1 (door R.F. Lissens), C. Gothot-Mersch e.a., Narration et interpretation (door U. Musarra) en Mimesis in contemporary theory, ed. Spariosu (door E. Ibsch).
| |
Standpunte 39 (1986)
nr. 4
opent met een korte bijdrage van André P. Brink, die in 'n Literêre noodtoestand de gevolgen voor de literatuur van de politieke situatie in Zuid-Afrika belicht. - In Reisiger en vader bespreekt M.E. Smith de roman Die muur van die pes van André P. Brink. - J.C. Kannemeyer schrijft een artikel over de theorie en praktijk van Biografiese geskiedskrywing. - Van twee debute uit twee wêrelde is de titel van een opstel van Henriëtte Roos, waarin zij de aandacht vraagt voor de bundels Die waarheid gelieg van T.T. Cloete en Waar gebeurd en toch gelogen van Aart van Zoest. - Ernst van Heerden sluit het nummer af met een opstel over Die sluipskrywer as literêre verskynsel.
| |
Taalkundig bulletin 16 (1986)
nr. 3
Jan de Vuyst beschrijft Enkele recente ontwikkelingen in de formele tijdssemantiek. - In ‘Vrijwel’ heeft zijn grenzen vergelijkt Charles van Os de toepassingsmogelijkheden van ‘vrijwel’ en ‘hoogst’. - Een tijd geleden: de compositie der voltooide deelwoorden; daarover gaat het artikel van A.M. Duinhoven. - ‘Een tijd geleden’: Verwijspunten tenslotte door P.C. Paardekooper.
| |
| |
| |
Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 102 (1986)
nr. 4
Deze aflevering opent met een bijdrage van N. van der Blom: Dubbel-spel van Marnix met zijn naam. Een pseudoniem ontraadseld. - In Doctor Schasz en zijn ‘Reize door het Aapenland’ probeert P.J. Buijnsters te ontraadselen welke j auteur er achter dit pseudoniem schuilgaat. - De etymologie van staaien staat centraal in Het etymologiseren van ‘dubbel geïsoleerde’ dialectwoorden door A. Moerdijk. -J. Taeldeman werp Nieuw licht op intervocalistische > ng < vanuit de Vlaamse dialecten.
Boekbeoordelingen: Marcellus Emants, Aantekeningen. Uitgegeven, ingeleid en toegelicht door Nop Maas met medewerking van Pierre H. Dubois (door Clazien Verheul); C.A. Höweler en F.H. Matter, Fontes hymnodiae Neerlandicae impressi 1539 - 1700. De melodieën van het Nederlandstalig geestelijk lied. Een bibliografie van de gedrukte bronnen (door R. Breugelmans); H. Hulshof, C.H. den Hertog als grammaticus. Een hoofdstuk uit de geschiedenis van de Nederlandse taalkunde, in het bijzonder op het gebied van de schoolgrammatica in de laatste decennia van de negentiende eeuw (door L. van Driel); P.G.J. van Sterkenburg, Van woordenlijst tot woordenboek. Inleiding tot de geschiedenis van woordenboeken van het Nederlands (door G.R.W. Dibbets).
| |
Tirade 30 (1986)
nr. 306
Ook een vulgaire melodie is een weg naar het paradijs is de titel die Jaap Goedegebuure meegaf aan zijn bijdrage over het werk van Willem Brakman. - Jos Radstake wijst in J. van Oudshoorn en Judith op het verband tussen de Judith-passage in Tobias en de dood en het toneelstuk Judith van Friedrich Hebbel. - Aan de hand van drie brieven belicht Léon Hansen de relatie tussen Thomas Mann en Menno ter Braak. - In de rubriek ‘Poëziekroniek’ bespreekt Tomas Lieske de bundel Plaatsen van onherbergzaamheid van Hans Berghuis.
| |
Vestdijkkroniek 1986
nr. 52
opent met Vestdijks Cythera, een opstel van Hans van Stralen over Vestdijks gedicht ‘Embarquement pour Cythère’ naar een schilderij van Antoine Watteau (1718). - In Proust in de tuin onderzoekt J.H. de Ridder de invloed die Proust gehad heeft bij het schrijven van de roman De koperen tuin. - W.S. Huberts tracht in Simon Vestdijk, Gilles dé Rais en Blauwbaard te achterhalen welke bronnen Vestdijk gebruikt heeft bij het schrijven van de zes gedichten over Gilles de Rais en de novelle Blauwbaard en reus. - In De dode zwanen rusten nog niet reageert W. Bronzwaer op L.G. Abell-van Soests interpretatie van ‘De doode zwanen’ (VK 51). - Martin Hartkamp vindt in het artikel Vestdijk gereduceerd? dat J.J. Oversteegen zijn opstel in Maatstaf over ‘Identificatie en isolement’ verkeerd uitlegt en Harrie Bekkering sluit het nummer af met S. Dresden en Vestdijk: twee essayisten.
| |
Werkgroep 19e eeuw, Documentatieblad 10 (1986)
nr. 2
bevat onder meer een bijdrage van H. Reeser, getiteld Late Verlichting: Liberalisme of Romantiek?
| |
Wetenschappelijke tijdingen 45 (1986)
nr. 4
P. van Hees brengt Het Groot-Nederland van Busken Huet in kaart. - Dr. F. van Vinckenroye vraagt aandacht voor Emmanuel van Straelen. Met Tijd en Vlijt en de vervlaamsing
| |
| |
van de Limburgse pers in de negentiende eeuw. - P. Bentein beziet de rol van Het Dagblad ‘De Vlaamsche Stam’ en het ontstaan van het aktivisme in Nederland I. - Over De Franse Nederlanden in Nederlandstalige periodieken 1919 -1945 tenslotte een bijdrage van Dr. M. Nuyttens.
| |
De zeventiende eeuw 2, 1986)
nr. 1
In dit nummer zijn de op het eerste colloquium van de Werkgroep Zeventiende eeuw gehouden voordrachten gebundeld. G.C. Kuiper ziet De filologie als toetssteen, - Peter A.N.J. Rietbergen bespreekt het werk van Johan Nieuhof, auteur van reisbeschrijvingen. - K. van Berkel behandelt Problemen rond integratie en specialisatie in de wetenschapsgeschiedenis. - Jan Muylle beschouwt Schilderkunst en kunstenaarsbibliografieën als specula. -- J. van den Berg bespreekt De plaats van de kerkgeschiedenis in het geheel van de geschiedbeoefening. De rubriek Signalementen vestigt de aandacht op recente literatuur op het gebied van de zeventiende-eeuwse studies met interdisciplinaire reikwijdte.
nr. 2
M. van Vaeck behandelt Adriaen van de Venne's Sinnevonck op den Hollandschen Turf (1634). - K. van der Stighelen toont Portretjes in ‘Spaens loot’ van de hand van Anna Maria van Schurman. - O.P. Grell schrijft over The schooling of the Dutch calvanist community in London 1550-1650. - H.H. Kubbinga reageert op het artikel van Van Berkel in het vorige nummer waarop Van Berkel nog een voetnoot plaatst. E. Dekker schrijft over Sterrenkunde in de zeventiende eeuw en G. Vanpaemel behandelt het kosmologiedebat in Leuven. De rubriek Signalementen sluit het nummer af.
R.W.W.M.v.d. Drift
W. Merlijn
|
|