| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Bzzlletin 13 (1985), nr. 127
Onder de titel Boudewijn B¨ch en het eiland Dood heeft Michel Boll een interview met deze auteur over tien jaar schrijverschap. - ‘Hart van mij’ is de titel van een bijdrage van Marie de Bruyn Ouboter-Kist over brieven en teksten van Maria Dermout uit de periode 1950-1960. - A. Ruitenberg-de Wit trekt in Op naar het slot met Achterberg en Kafka enige grove lijnen van overeenkomst in het werk van beide auteurs. - Voorts een opstel van Warn de Moor over De prozakritiek en de academische benadering en het vierde deel uit de reeks Musico-literaire opstellen van Jaap T. Harskamp.
| |
Dokumentaal 14 (1985), nr. 2
P.J. Buijnsters vraagt aandacht voor De studie van de Nederlandse Spectators. - Van de hand van G.F.L. Peeters een aankondiging en voorbeschouwing van de BNTL: zoeklijst periodieken 1960-1964. - Walter Haeseryn presenteert een Systematische bibliografie van de ANS. - A.M.J. van Buuren geeft in Joachim van Babylon en Sint Jan verdwaald een stukje vermakelijke bibliografica ten beste. - Verder nog de rubrieken Gepromoveerd en Pas Verschenen.
| |
Driemaandelijkse bladen 37 (1985), nr. 1
Onder de titel: Letterkundige geschiedenis en streektaalliteratuur vraagt H. Entjes aandacht voor Geschiedenis van de Groninger Literatuur van P.J. van Leeuwen. - Verder gaat hij de betekenis en herkomst na van Staf - verstaft - verstaffen. - In Woordvorming en Umlaut stelt J. Nijen Twilhaar een aantal woordvormingsprocessen in het Hellendoorns aan de orde en gaat hij na, welke rol de regel voor umlaut daarbij speelde/speelt. - S. Höschen onderzoekt de verhouding tussen Dialect en standaardtaal in de regio Groningen/Oostfriesland. - Tot besluit de uitgebreide mededelingenrubriek Kortom.
| |
Dutch crossing 1985, nr. 25
bevat een bijdrage van Cees Nooteboom Speaking at University College London. - Robert Potter schrijft een opstel over Man's desire and fleeting beauty; a sixteenth-century comedy en Theodoor Weevers belicht The beginnings of Dutch studies in the university of London.
| |
Forum der letteren 26 (1985), nr. 2
S.C. Dik bespreekt in Nederlandse nominalisaties in een funktionele grammatika de manier waarop twee soorten Nederlandse nominalisaties (respektievelijk van het type het dalen van deprijzen en de daling van de prijzen) behandeld kunnen worden binnen het kader van de Funktionele Grammatica. - Wilbert Voets beziet De cabarettekst in retorisch perspectief. - D. Geeraerts vraagt aandacht voor Semantische polygenese: een bijzondere vorm van historische betekenisvariatie; na een omschrijving van dit verschijnsel (dezelfde betekenis komt in de geschiedenis van een woord tweemaal op onafhankelijke gronden tot ontwikkeling) presenteert hij een mogelijke typologie en bespreekt hij de theoretische konsekwenties van het fenomeen. - Ton Anbeek geeft in Roman en maatschappij een kritische beschouwing van Zima's L'Etranger-analyse, ge- | |
| |
volgd door een korte verkenning van de literatuursociologische methode van historisch-letterkundigen als Pleij e.a., waarna hij deze laatste aanpak probeert over te planten naar een modernere casus: de opkomst van de zgn. ‘negatieve’, ‘ontluisterende’ roman in Nederland na de Tweede Wereldoorlog en het leespubliek voor die romans. - Onder de titel: De Moor in de drup stelt Ben van der Have de teloorgang van een literatuurdidacticus aan de orde die ‘Wat vind je ervan?’ een betere beginvraag voor het onderwijs van een literaire tekst zou vinden dan ‘Wat staat erin?’, dit aan de hand van een triolet van Drs. P.
Boekbesprekingen: T. Givón, Syntax. A functional-typological introduction. Volume I. (door John W.M. Verhaar S.J.); Jacqueline Rose, The Case of Peter Pan, or the Imposibility of Children's Fiction (door Mieke Bal); Ronald Landheer, Aspects linguistiques et pragma-rhétoriques de l'ambiguité (door A. Moerdijk); Douwe Fokkema en Elrud Ibsch, Het Modernisme in de Europese letterkunde (door Sophie Levie); T.S. Eliot, Gedichten. Keuze uit zijn poëzie met commentaren, samengesteld door W. Bronzwaer, m.m.v. Kees Fens en Johan Kuin. Tweetalige editie (door Tj. A. Westendorp).
| |
De gids 148 (1985),
nr. 3-4
Dit dubbelnummer heeft in de rubriek ‘Kroniek & kritiek’ een bijdrage van Aleid Truijens en Rik Planting over De Amerikaan in het Nederlandse proza. In Twee wandelingen belicht Wiel Kusters het gedicht ‘Wandeling naar Parfondeval’ van R. Campert en een gedicht uit Hans Favery's bundel Lichtval. - In de rubriek ‘Buitenlandse literatuur’ tenslotte een artikel van Hugo Pos over De tweedeling van de Surinaamse literatuur.
| |
nr. 5
In deze aflevering een uitvoerige bijdrage van Jean Weisgerber met een analyse van Hugo Claus' Het verdriet van België. - In de rubriek ‘Kroniek & kritiek’ voorts Van hond tot palm, waarin Wiel Kusters enige gedichten uit B. Zwaals Fiere Miniature met gedichten van Gorter en Van Ostaijen associeert.
| |
Interdisciplinair tijdschrift voor taal- en tekstwetenschap 5 (1985), nr. 1
Tweetaligheid in Friesland en taalsociologisch onderzoek is de titel van een bijdrage van Durk Gorter, waarin hij de ontwikkeling van het taalsociologisch onderzoek in Friesland schetst aan de hand van de twee belangrijkste publikaties op dit gebied. - Kan een verzoek met ‘Ja’ worden geaccepteerd? Aan de hand van een aantal fragmenten uit telefoongesprekken laat Hanneke Houtkoop-Steenstra zien dat een enkel ‘ja’ als reaktie op een verzoek om een bepaalde handeling te verrichten (‘Weet u hoe laat het is’?), veelal niet geldt als een akseptatie van dat verzoek. - In zijn artikel Begripsanalyse van de pragmatische functie topic geeft Reinier Lugtenburg een overzicht en systematische indeling van de verschillende definities van de pragmatische functie topic die in de literatuur voorkomen, waarbij hij tevens onduidelijkheden en tekortkomingen signaleert. - Pierre Winkler tenslotte schrijft over Pragmatische en stilistische functies van het passief. Hij laat zien dat het passief een retorisch middel is dat gebruikt wordt om te voldoen aan persuasieve en stilistische behoeften en dat het niet primair bepaald wordt door regels van tekst- of zinsstruktuur.
| |
| |
| |
Levende talen nr. 402
Taalkunde, taalbeschouwing of toch maar ontleden?, vraagt Frank Jansen zich af. - In de rubriek Nieuws uit het vakgebied: Taalbeheersing een bijdrage van Carel Jansen over Schrijven. - In De geheimzinnige begunstigd beziet Jos Boven de rol van de narratologie in het literatuuronderwijs. - Jan Lepeltak signaleert Valkuilen en vergezichten in ‘Computertaalland’ - De rubriek Computertaalland van Ton Talmon en Inge Bochardt behandelt ditmaal het Schematiseren met de computer.
Boekbesprekingen: Ton Dijkstra en Gerard Kempen, Taal in uitvoering. Inleiding tot de psycholinguïstiek (door Paul Bogaards); J.A. le Loux-Schuringa, Samenhangrelaties in de 19e-eeuwse zinsgrammatica in Nederland (door Hans Hulshof); M. Adriaensen-Busch en P. Adriaensen, Het onderwijzen van Nederlands als tweede taal (door Els Hamel).
| |
Literatuur 2 (1985), nr. 4
opent met een bijdrage van Paul Claes over Hugo Claus: de geletterde ketter. - In Jacob van Maerlant: een herwaardering roept F.P. van Oostrom de lezer op om Van Maerlant nu eens niet op zijn didactische maar op zijn dichterlijke kwaliteiten te beoordelen. - Beklaag den armen sukkel is de titel van een opstel van Rudolf Geel over de invloeden van de Beweging van '80 op het schrijfvaardigheidsonderwijs. - K. Beekman schrijft over De duurzaamheid van de avantgarde en Vincent Krah belicht de achtergronden bij de curieuse Middelnederlandse tekst, de Grimbergse oorlog. - Jan J. van Herpen wijst in Zeven dichters en een Hilversumse prijsvraag in 1936 op het feit dat ‘enkele gedichten in de Nederlandse letterkunde zijn ontstaan door een radioprijsvraag uit 1936’. - Tenslotte recensies van Het blokboek van Sint Servaas, ed. Kolleweij-Pesch (door Herman Pleij), Ridderverhalen & Dierdicht en geestelijke epiek (door Ludo Jongen), Koninklijke Soevereine Hoofdkamer van Retorica ‘De Fonteine’ de Gent, Jaarboek 1982-1983 (door Piet J.A. Franssen), Wort und Bild in der niederländischen Kunst und Literatur des sechszehnten und siebzehnten Jahrhunderts, ed. Vekeman-M¨ller Hofstede (door M. van den Haak), G.A. Bredero, Moortje, ed. Minderaa-Zaalberg (door P.M.M. Kroone), Bredero, onder red. van M.A. Schenkeveld-van der Dussen (door Paul Koopman), Cornelis Paradijs, Grassprietjes, ed. Luger (door T. van Deel), J.H. Leopold, Gedichten uit de nalatenschap, ed. Dorleijn (door T. Anbeek), Hij droeg de zee en de verte aan zich mee; de briefwisseling dr. P.H. Ritter-J.J. Slauerhoff (1930-1936), ed. Van Herpen (door Arie Pos), Lexicon van Literaire termen, ed. Van Gorp e.a. (door P.J. Verkruijsse) en R.T. Segers, Over-lezen; een literatuurmethode voor het onderwijs en Visie op
onderwijs (door G. de Vriend).
| |
Maatstaf 33 (1985), nr. 4
bevat een bijdrage van Marijke Stapert-Eggen over Louis Couperus over Groningen en zichzelve; een zoektocht naar de auteur en zijn ‘vriend Jaap’. - Voorts een opstel van E.B. de Bruyn over De ‘strofen’ van Andries de Hoghe.
| |
nr. 5
Paul Aalbers geeft een reeks Gesprekken met Adriaan Morriën over W.F. Hermans veer. - In Lodewijk van Deyssel en Johan de Meester: 1883-1902 belicht Harry G.M.
| |
| |
Prick een episode uit hun vriendschap. - Kees Joosse beschrijft in J.H. François, anders dan anderen vooral de receptie van diens boek Anders (1918), verschenen onder het pseudoniem Charley van Heezen.
| |
Moer 1985, nr. 3
opent met een drieluik over computers en moedertaalonderwijs. Thera van der Heijden geeft een overzicht van de stand van zaken in Nederland, Martin Valcke doet dit voor Vlaanderen en Jan Lepeltak betoogt dat moedertaalonderwijs zich meer met de informatica moet bezighouden. - Voorts een bijdrage van Johan Eimers, die een gesprek had met Theo Jansen en Anne-Ruth Wertheim over tien jaar open projectonderwijs in Wageningen. - Het hanteren van emoties bij dramatische expressie wordt beschreven door Jacques de Vroomen. - Tenslotte wordt de discussie over spellingsvereenvoudiging voortgezet met een bijdrage van Annerieke Freeman-Smulders en een antwoord van Jan Berits aan Wim Ruitenbeek en Annerieke Freeman.
| |
Neophilologus 69 (1985), nr. 3
opent met een artikel van Penny Sullivan over The education of the heroine in Chrétien's Erec et Enide. - Voorts een opstel van Martin Gosman over Le ‘Roman d'Alexandre en prose’; un remaniement typique.
| |
Onze taal 54 (1985), nr. 7/8
Volgens Prof. Dr. W. Drop bieden Tekstmodellen: steun bij het schrijven. - In de rubriek Wat heet...? ontmaskert Rob Rentenaar ‘Geleerde’ familienamen. - F. de Tollenaere tekent voor Nogmaals plaatsnamenpolitiek. - In de rubriek Van woord tot woord geeft Marlies Philippa een etymologische verklaring van Penningen met muntwaarde. - Verder wordt deze aflevering opgesierd door diverse taalspelletjes.
| |
De revisor 12 (1985), nr. 3
In dit nummer vervolgt Piet Meeuse zijn reeks Pythagoras, of de metamorfose van een hersenschim.
| |
Spiegel der letteren 27 (1985), nr. 1-2
opent met een uitvoerige bijdrage van W.M.H. Hummelen over De mise-en-scène van de ‘Spaanschen Brabander’. - P. Tasiaux onderzoekt de Neoromantiek en psychografie in J. Slauerhoffs ‘Het eind van het lied’. - De rubriek ‘In margine’ bevat een opstel van W.E. Hegman over het Hs. Brussel K.B. IV-775 en een bijdrage van W.H. Stenfert Kroese met Kritische bedenkingen bij L.H. Mosheuvels ‘Een roosvenster’. - Voorts boekbesprekingen van Historische letterkunde, ed. Spies (door F. Willaert), F. Willaert, De poëtica van Hadewych in de Strofische Gedichten (door E. Hertog), Die destructie vander Stat van Jherusalem, ed. Braekman (door W. Waterschoot), A. Plokker, Adriaen Pietersz. van de Venne (1589-1662), De grisailles met spreukbanden (door J. Muylle), P.J. Verkruijsse, Mattheus Smallegange (1624-1710); descriptieve persoonsbibliografie (door W. Waterschoot), H. Anten, Van realisme naar zakelijkheid; proza-opvattingen tussen 1916 en 1932 (door P. Schampaert), Briefwisseling Gerretson-Van Eyck, ed. Van Hees-Puchinger (door C. Bittremieux), U. Musarra,
| |
| |
Narcissus en zijn spiegelbeeld (door A. Verhaeghe) en M. van Buuren, De boekenpoeper; over het groteske in de literatuur (door J. Flamand).
| |
Standpunte 38 (1985), nr. 3
In deze aflevering het derde en tevens laatste deel van J.J. Degenaars Betekenis, struktuur, horison; 'n filosofiese verkenning. - Henriette Roos belicht in Roman en (as) geskiedenis John Miles' jongste roman Blaaskans. - In ‘Brandend van den Heiligen Geest’ onderzoekt M. Nienaber-Luitingh het religieuze aspect van het dichterlijke woord in de poëzie van Gerrit Achterberg.
| |
Taal en tongval 37 (1985), nr. 1/2
Van de hand van J.B. Berns een In Memoriam Dr. Otto Kieser 1891-1985. - De samenhang tussen stemkenmerken: een vergelijking tussen Amsterdam en Nijmegen geeft de resultaten weer van en onderzoek dat Renée van Bezooyen deed naar de interne samenhang van de stembeschrijvingen van 32 Nijmeegse en 32 Amsterdamse mannen. - Het Corpus Amsterdamse Spreektaal (246 bandopnamen) van het P.J. Meertens-Instituut vormde het uitgangspunt voor het onderzoek van Henriëtte F. Schatz Tussen standaardtaal en stadsdialekt: de norm van vrouwen; daarbij komt ze o.a. tot de bevinding dat vrouwen zich méér van standaardvarianten bedienen dan mannen van gelijke leeftijd en status. - Jan Nijen Twilhaar beziet de Morfonologische aspecten van het Hellendoornse adjectief. - Amand Berteloot tracht een geografische ordening te scheppen in Werden - warden - worden: een Middelnederlandse chaos?
In Hai stoat op stoul doet Trudi Noordermeer verslag van een onderzoek naar de benamingen voor de preekstoel, waarbij ze nagaat of een godsdienstige tegenstelling tot uiting komt in de woordenschat. - J.B. Berns geeft een toelichting op het door Naarding geïntroduceerde begrip Dialectografie. - Volgens Johan Taeldeman wordt De rijksgrens: een in kracht toenemende dialektgrens. - T. van Veen oordeelt ‘Staal’ en Zuidhollandisme en ‘staling’ een Noordhollandisme (grondbetekenis: onderlaag). Boekbesprekingen: J. Boersma, It wylde dierte. List fan nammen fan fisken, amfibyen, reptilen en sûchdieren (door Drs. Har Brok); G.F. Kooyman, Thematisch Woordenboek van het Tungelroys (door J.B. Berns); J. de Baets en K. Pynckels, Eekloos Galektwoordenboek (door J. van Keymeulen).
| |
Taalkundig bulletin 15 (1985), nr. 2
Theo A.J.M. Janssen vervolgt zijn bijdrage Composiete temporele modificatie: suprematie van semantische categorieën (II). - Ton van der Wouden doet verslag van Een computerlinguïstische vingeroefening: VUN (Voorspelling Uitspreekbaarheid Nonsenswoorden).
| |
Tirade 29 (1985), nr. 298
Poëziekroniek belicht Tomas Lieske Destinaties van Martin Veltman, Klem van Kees Ouwens en Geachte Muizenpoot en achttien andere gedichten van F. Harmsen van Beek.
| |
nr. 299
Hierin een bijdrage van Wies Rosenschoon, die in Ut pictura poesis ‘enige suggesties
| |
| |
naar aanleiding van Nijhoffs picturale bronnen bij Het Veer’ geeft. - In de Poëziekroniek vraagt Tomas Lieske de aandacht voor Een reisgenoot van Sjoerd Kuyper en Bestaan zonder tijd van Salvador Hertog.
| |
Vestdijkkroniek 1985, nr. 47
opent met Mnemosyne in de Bachzaal, een inleidende bijdrage over een lezing van Vestdijk in 1946, waarbij hij uit zijn episch gedicht ‘Mnemosyne in de bergen’ voordroeg, gevolgd door de tekst van deze lezing. - In Maar dat dit alles wàs geeft Martin Hartkamp een analyse van Vestdijks gedicht ‘De uiterste seconde’. - W.S. Hubert gaat een Woordenwisseling met Wynia aan over het gedicht ‘De vogel’. - Voorts een bijdrage van G.H. Wynia Over twee ‘gespleten’ gedichten van S. Vestdijk, en wel ‘Port Said’ en ‘De vogel’. - J.H.W. Veenstra hervat met Nog eens Simone Sechez de daarover lopende polemiek met L.F. Abell (zie Vestdijkkroniek 46), gevolgd door een Reactie van L.F. Abell en een Slotwoord van J.H.W. Veenstra.
| |
Werkgroep 19e eeuw, Documentatieblad 9 (1985), nr. 2
In deze aflevering een bijdrage van A.J. Hanou over Kinker en ‘Vooruitgang door wetenschap’. - Voorts een opstel van Peter van Zonneveld over Nicolaas Beets en de Leidse Jagers en het Literatuuroverzicht.
| |
Wetenschappelijke tijdingen 44 (1985), nr. 1:
Mark Hanson gaat terug naar Pioniers van de moedertaal in de Westvlaamse colleges tijdens het episcopaat van F.R. Boussen (1834-1848).
R.W.W.M.v.d. DRIFT
W. MERLIJN
|
|