De Nieuwe Taalgids. Jaargang 78
(1985)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 404]
| |
Geeraerdt van Velsen: ‘leugenaar’ of radicaal?H. DuitsIn zijn artikel ‘Een en ander over Hoofts treurspel Geeraerdt van Velsen’Ga naar voetnoot1 zet Lenselink uiteen dat de staatsrechtelijke opvattingen die in Hoofts treurspel naar voren komen, berusten op de politieke geschriften van de calvinistische monarchomachen of vorsten-bestrijders.Ga naar voetnoot2 De grote stroom van deze geschriften is vooral in Frankrijk ontstaan als een reactie op de gebeurtenissen van de nacht van 24 augustus 1572, de Bartholomeusnacht, toen in Parijs duizenden Hugenoten door hun katholieke tegenstanders werden omgebracht. Het bevel tot deze slachting was afkomstig van de Franse koning Karel IX, vooral door toedoen van diens moeder Catharina de Medici; zij vreesde de toenemende invloed van de Hugenotenleiders. Met deze achtergrond verbaast het dan ook niet dat in de geschriften van de monarchomachen vooral de vraag aan de orde werd gesteld hoe legitiem verzet tegen een tiran was. Het ging daarbij in het bijzonder om het verzet tegen de ‘tyrannus exercitio’, de vorst die, op wettige wijze aan de macht gekomen, vervolgens regeert tegen alle recht en billijkheid in, zonder zich iets aan te trekken van wetten en verdragen, waaraan hij zich door eed verbonden had. De diverse auteurs betogen, zij het met verschillende nuances, dat als een legitiem vorst op zodanige wijze over de schreef gaat dat er van tirannie kan worden gesproken, de representanten van het volk zoals keurvorsten, hoge adel en staten hem moeten waarschuwen en op zijn verplichtingen wijzen. Heeft zulks geen resultaat dan mag een dergelijk tiran door het volk, d.w.z. door de vertegenwoordigers van het volk, worden afgezet en eventueel zelfs berecht. Enkelingen of privé-personen hebben niet het recht de wapens op te nemen tegen de ‘tyrannus exercitio’, omdat deze niet door privé-personen maar door het gehele volk, via de wettelijke representanten ervan, is aangesteld.Ga naar voetnoot3 De monarchomachen gaan in het algemeen uit van een contract-theorie: de verhouding tussen vorst en volk berust op een geheel van wederzijdse verplichtingen waaraan beiden zich op plechtige wijze hebben verbonden. Ook in de Nederlandse politieke geschriften die de opstand tegen Filips II begeleidden, stond de contract-theorie, en het daaruit voortvloeiende ‘recht van opstand’ cen- | |
[pagina 405]
| |
traal, vooral in die welke uit de omgeving van Willem van Oranje kwamen. Deze kan dan ook worden beschouwd als de eigenlijke verspreider van deze denkbeelden hier. Een belangrijke bouwsteen in de argumentatie vormde steeds het recht tot verzet, vastgelegd in de Brabantse Blijde Inkomste [1356] en in het Groot Privilegie van Maria van Bourgondië [1477]. Maar minder dan bij de Franse auteurs was het in de Nederlanden uitgewerkt tot een afgerond systeem; de aanvoerders van de opstand hingen echter de contract-theorie aan en handelden er naar: De koning heeft gezworen zich aan de privileges te zullen houden, op die voorwaarde is hij aangenomen. Als hij zich daar niet aan houdt, krijgt het volk het overgedragen recht terug.Ga naar voetnoot4 Deze gedachte vinden we ook in het Plakkaat van Verlatinge waarmee de Staten-Generaal in 1581 hun legitieme vorst Filips II afzwoeren. Zij verklaren dat de Nederlanden altijd werden geregeerd en ook geregeerd moeten worden ‘navolgende den eedt by heure Princen t'heuren aencomen gedaen, na uutwijsen heurer privilegien, costumen, ende ouden hercomen; hebbende oock meest alle de voorseyde Landen haren Prince ontfangen op conditien, contracten, ende accoorden, die welcke brekende, oock nae recht den Prince vande heerschappije vanden Lande is vervallen.’Ga naar voetnoot5Mogelijk is deze staatsleer ook onderwerp van studie en discussie geweest aan de jonge Leidse universiteit,Ga naar voetnoot6 waar de student Hooft er in de jaren 1606 en 1607 dan kennis van heeft kunnen nemen, zo hij de geschriften van de monarchomachen al niet was tegengekomen in zijn vaders bibliotheek.Ga naar voetnoot7 In elk geval stelt Lenselink vast dat de bovenge- | |
[pagina 406]
| |
noemde staatsrechtelijke opvattingen de grondslag vormen van de politieke discussie die in het tweede bedrijf van Geeraerdt van Velsen wordt gevoerd tussen de gevangen graaf Floris en zijn drie tegenstanders Geeraerdt van Velsen, Harman van Woerden en Gijsbert van Aemstel. Toch stoot Lenselink op een uitspraak van Van Velsen, waarmee hij niet uit de voeten kan omdat hij buiten het kader van de gangbare politieke opvattingen valt, daarmee zelfs fundamenteel in strijd lijkt. De situatie is als volgt: tijdens de eerste confrontatie op het Muiderslot tussen Floris en zijn overweldigers werpen de laatsten hem zijn verschillende misstappen voor de voeten, die hem voor hen tot een tiran hebben gemaakt. In zijn poging tot zelfverdediging merkt Floris dan op: ‘Soo stelt my dan te recht voor 'tlichaem vande Staeten,
'Tgheen my mijn Kransse gaf, dat oordeel van mijn krans.’
[vss. 462/463]
waarop Geeraerdt hem toevoegt: ‘De minste van het volck is Halsheer des tyrans.’ [vs. 464]Ga naar voetnoot8
Het is deze uitval met de kracht van een sententieGa naar voetnoot9 die Lenselink niet kan plaatsen. Letterlijk schrijft hij hierover: ‘Hooft laat Velsen keihard liegen, hij laat hem een uitspraak doen die lijnrecht tegen de toen vigerende tirannentheorie indruiste, en met toen bedoel ik Hoofts eigen tijd.’Ga naar voetnoot10 Een paar pagina's verder vervolgt hij: ‘Hooft, die aan de Leidse academie uitvoerig zal zijn ingelicht over de leer van de “monarchomachen” [...] en die hun hele staatsrechtelijke ideeënwereld terugprojecteert naar het eind van de 13e eeuw, die heel goed het onderscheid kende tussen de tyranni absque titulo [de situatie waarbij iemand zich met geweld of door kwalijke praktijken van de macht heeft meester gemaakt en men dus kan spreken van een tiran zonder rechtstitel, een usurpator; tegen een dergelijk tiran mocht iedere onderdaan het zwaard opnemen H.D.] en de tyranni exercitio, laat met opzet Geeraerdt van Velsen dit verschil verwaarlozen: Met opzet, omdat de van haat en wraakzucht vervulde Geeraerdt Floris zijn bevoorrechte positie niet gunt. Het liefst zou hij de graaf ter plaatse hebben neergestoken - hij was nog wel iets meer dan de “minste van het volck” - maar het beraamde plan [om de graaf uit te leveren aan de Engelse koning H.D.] bood ook een definitieve oplossing.’Ga naar voetnoot11 Ongetwijfeld heeft Lenselink gelijk als hij stelt dat Geeraerdts uitspraak in strijd is met de heersende opvattingen over het verzet tegen een tirannie. Maar zijn vernietigende | |
[pagina 407]
| |
oordeel over de persoon van Van Velsen roept bij mij toch wel enige vragen op. Hangt Geeraerdts opvatting dat elke willekeurige onderdaan een tiran mag doden volledig in de lucht of kan hij zich daarvoor theoretisch rechtvaardigen? Met andere woorden: staat Floris' heftigste tegenstander inderdaad ‘keihard te liegen’ of zijn er misschien nog andere opvattingen dan die welke in de Franse monarchomachen-literatuur aan de dag treden? Draaft Geeraerdt alleen maar door, meegesleept door zijn emoties of spreekt hij een overtuiging uit? En waarop is die overtuiging dan gebaseerd? Hij durft immers nogal wat in de mond te nemen: een regelrechte legitimatie van tirannicide. Verwaarloost hij echt het verschil tussen de twee soorten tirannen en is hij inderdaad zo'n simpel man dat hij een dergelijke geladen uitspraak durft te doen alleen omdat hij Floris zijn positie ‘niet gunt’ en hij hem nu in zijn macht heeft? Natuurlijk, er is veel op Van Velsens karakter en op zijn handelingen aan te merken. De rei van het eerste bedrijf spreekt over een ‘antwoort alte straf’ [vs 285] dat de ‘altevrypostighe ridder’ [vs. 287] in het verleden aan Floris gaf toen deze hem wilde overhalen Floris' minnares te huwen. En zekere kortaangebondenheid en ongemanierdheid waren hem niet vreemd, ongetwijfeld tekortkomingen in zijn karakter.Ga naar voetnoot12 Hoe de verhouding tussen graaf en ridder daarvoor was, zegt de rei niet, wel dat Floris door dit barse antwoord in gramschap was ontstoken. De directe aanleiding voor Geeraerdts haat en wraakzucht waren echter de gerechtelijke moord die de graaf op Van Velsens broer had doen uitvoeren, de confiscatie van diens bezittingen en de persoonlijke smaad die hem in de verkrachting van Machtelt was aangedaan.Ga naar voetnoot13 Floris overschreed in deze gevallen zo duidelijk de grenzen van zijn bevoegdheden en toonde zozeer verachting voor zijn onderdanen, zelfs voor hen die na hem het hoogst in de hiërarchie stonden, dat hij daarmee voor Geeraerdt zijn hoge positie niet meer waard was. Dat was niet een kwestie van ‘niet gunnen’, voor Van Velsen had de graaf door zijn tiranniek beleid zijn positie verspeeld en was tot een ‘schandtvleck aller grooten’Ga naar voetnoot14 [vs. 397] geworden. In Geeraerdts visie werd ‘d'Opperoverheyt onordlijck [...] beliedt’ [vs. 755] en was het land tengevolge daarvan ‘ter doodt toe kranck’ [vs. 754]. Dat zijn visie op de persoon van Floris, op het landsbestuur en op de toestand van het land, alsmede zijn handelen, vooral worden bepaald onder invloed van de kwade passies haat en wraakzucht,Ga naar voetnoot15 kan de toeschouwer vaststellen vrijwel vanaf het eerste optreden van Geeraerdt van Velsen. De vraag is echter in hoeverre Geeraerdt zichzelf hiervan bewust is. In een gemoedstoestand als waarin Van Velsen verkeert, en dat al geruime tijd, is een zekere simplificatie van standpunten niet ongewoon. Maar dat hoeft nog niet te betekenen dat iemand volkomen onberaden te werk gaat zonder zich verder om de legitimiteit van zijn daden te bekommeren. De hele opzet van de samenzwering toont aan dat Van Velsen en Van Woerden met overleg te werk zijn gegaan, | |
[pagina 408]
| |
in samenwerking met de Engelse koning. Ongetwijfeld hebben zij daarbij ook de gevolgen van hun daad overwogen en de mogelijkheid van binnenlandse onrust onder ogen gezien. Zij weten dat de afloop van de zaak onzeker is en welke gevolgen die in het ernstigste geval voor hen persoonlijk kan hebben. Zij weten ook precies van welk deel van de plannen zij de veel legitiemer ingestelde Gijsbert van Aemstel onkundig moeten houden opdat deze zijn medewerking zal geven. Hij zal voor een fait accompli gesteld worden, waarbij terugkrabbelen onmogelijk is. Hoewel Geeraerdt dus weet welke persoonlijke risico's hij en zijn familie lopen, zal hij zijn plannen doorzetten. Het verwijderen van de tiran is voor hem een heilige missie geworden, een daad die toekomstige tirannen zal leren wat hun te wachten kan staan. Luister naar wat hij antwoordt als Machtelt wanhopig verzucht: ‘Van hoe veel quaets, helaes sal ick al oorsaeck wesen!’ [vs. 362]
‘Misschien oock van veel goedts: indien de Prinssen prat
Haer spieg'len willen maer. zy moghen leeren, dat
Niemant het recht ontwast.’ [vss. 363-365].
Dit is niet het antwoord van iemand die buiten de legitimiteit om handelt. Met zijn daad zal hij laten zien dat er niemand boven de wet staat, ook vorsten niet. Evenmin hangt zijn uitspraak dat iedere willekeurige onderdaan de tiran mag doden in de lucht, al is hij in strijd met de vigerende staatsrechtelijke opvattingen van de groep waartoe Geeraerdt van Velsen en Harman van Woerden behoren. Maar op het punt waar hij nu staat, heeft Geeraerdt deze opvattingen al achter zich gelaten; mede gedreven door zijn haat en wraakzucht is hij sterk geradicaliseerd en aanhanger geworden van veel extremer standpunten. Het opmerkelijke is dat hij zich daarvoor niet eens behoefde te verwijderen van de calvinistische monarchomachen. Bij zijn behandeling van de calvinistische politieke geschriften heeft Lenselink zich voornamelijk beperkt tot Theodorus Beza's De Jure magistratuum in subditos [1574] en de onder het pseudoniem Stephanus Junius Brutus verschenen Vindiciae contra tyrannos uit 1579.Ga naar voetnoot16 In beide geschriften worden standpunten ingenomen, waarin zeker geen plaats is voor individueel verzet tegen een tyrannus exercitio, laat staan voor tirannicide. Maar er zijn ook calvinistische auteurs geweest die tot radicaler standpunten kwamen; het meest radicale geschrift werd in 1579 gepubliceerd door de Schotse humanist George Buchanan onder de titel De Ivre regni apvd Scotos.Ga naar voetnoot17 Buchanan, vooral bekend als humanistisch geleerde en dichter, was tijdens een langdurig verblijf in Frankrijk diepgaand beïnvloed door het staatsrechtelijk denken van de Franse Hugenoten; zijn vriendschap met Theodorus Beza en Philippe Du Plessis-Mornay zal daar- | |
[pagina 409]
| |
aan niet vreemd zijn geweest. Na de met succes verlopen calvinistische revolutie in Schotland in 1560 keerde hij terug naar zijn geboorteland waar hij belangrijke functies zou vervullen onder andere als lid van de Generale Synode van de Church of Scotland.Ga naar voetnoot18 Aan zijn De Ivre regni apvd Scotos, het belangrijkste politieke geschrift dat in de zestiende eeuw in Schotland werd gepubliceerd, begon hij te werken naar aanleiding van de publieke discussie die in 1567 in zijn land ontstond, nadat de calvinistische Schotten de katholieke koningin Mary Stuart, hun legitieme vorstin, hadden afgezet en haar hadden doen opvolgen door haar zoon James VI, de latere James I van Engeland. Centraal in deze discussie stond uiteraard de vraag of een volk het recht heeft de legitieme vorst af te zetten. Hoewel Buchanans geschrift pas in 1579 werd gepubliceerd, waren gedeelten ervan al veel eerder bekend en sommige stukken waren in 1568 en 1571 al gebruikt als argumentatie door officieel afgevaardigde Schotse gezanten in Engeland, waar Mary Stuart werd gevangen gehouden.Ga naar voetnoot19 Alhoewel De Ivre regni apvd Scotos is gebaseerd op de specifieke Schotse situatie, werd het boekje snel in de rest van Europa bekend en vanaf het begin gerekend tot de geschriften van de monarchomachen,Ga naar voetnoot20 en dienovereenkomstig ook bestreden. Kort na de Latijnse editie verscheen er een Engelse vertaling, zodat een breder Schots publiek van Buchanans uiteenzettingen kennis kon nemen.Ga naar voetnoot21 Ook in de Republiek raakte het boekje bekend en nog in 1598 verscheen er een Nederlandse vertaling van de hand van Ellert de Veer, waarvan ik de titel hier volledig laat volgen: Tsamenspreeckinghe Vant recht der Coninghen ofte Overheyt over haer Onderdanen, ende der Onderdanen plicht tegens haer, deur onderlinge verbindinge. Daer wt men oordeelen mach: Oft de nadervereenichde Nederlanden, Rebellen des Conincs zijn geweest, oft de Coninck een Tyran over haer, ende daer door na Gods, der natuyren, ende aller volckeren wetten, verloren heeft, alle t'Recht der hooger Overheyt, dat hy over haer gehadt heeft, ende sy wederom ghestelt zijn, in haer oude vrijheyt.Ga naar voetnoot22 | |
[pagina 410]
| |
Blijkens de uitvoerige verklaring wil Ellert de Veer met zijn vertaling nog eens opnieuw nadrukkelijk de legitimiteit van de ‘verlatinge’ van Filips II in 1581 bevestigen. Mede daarom draagt de vertaler het geschrift op aan de Staten-Generaal, de Staten van de zeven afzonderlijke provincies en aan de Magistraten van de steden in de Republiek. Zonder een uitvoerige analyse van de inhoud te geven, wil ik op een paar aspecten van het geschrift wijzen. In de visie van Buchanan wordt de macht ontleend aan de gemeenschap en deze moet daarom worden uitgeoefend in overeenstemming met de wetten van de gemeenschap, waaraan iedereen is onderworpen, ook de vorst. Hij ontwikkelt een theorie van volkssouvereiniteit waarbij het volk als geheel de vorst onder voorwaarden zijn macht verleent. Overschrijdt de vorst de grenzen van zijn macht en onderdrukt hij het volk, dan kan hij door het volk worden afgezet en berecht. Deze opvatting over volkssouvereiniteit treffen we niet aan bij de politieke denkers uit het kamp van de Hugenoten. Zij hebben veel meer de theorie uitgewerkt dat het volk de souvereiniteit overdraagt aan zijn representanten, deze stellen de vorst aan en controleren hem, zij alleen hebben het recht tot gewapend verzet.Ga naar voetnoot23 Uit Buchanans opvattingen over de volkssouvereiniteit vloeit voort dat elke individuele onderdaan het recht en de plicht heeft zich te verzetten tegen een tiran. Tirannicide wordt daarbij nadrukkelijk gerechtvaardigd.Ga naar voetnoot24 Met dit laatste wijkt Buchanan fundamenteel af van de ideeën van de Franse monarchomachen en van de meeste andere politieke denkers uit de zestiende eeuw.Ga naar voetnoot25 Het geschrift handelt vrijwel uitsluitend over de tyrannus exercitio en diens bestrijding. Het boekje is opgezet als een dialoog tussen Bvchananvs en Matellanvs, waarbij de rol van de laatste veelal beperkt is tot uitlokker en aangever van Bvchananvs' argumenten. Luisteren we naar een stukje dialoog over de plicht tot verzet tegen een tiran: ‘B.
Maer soo de Coninck doet dat de Menschelijcke ghemeenschap gebroocken werdt, om welck te handthaven, hy verkoren, ende ghehuldt was, hoe sullen wy hem dan noemen.
M.
Ick achte, een Tyran.
B.
Maer een Tyran en heeft niet alleen geen behoorlijcke ghebiedt over t'volck, maer is des Volcx vyant.
M.
Ja hy voorwaer
B.
Ende tegens den vyant, voertmen een rechtvaerdich oorlogh, om de zware ende ondraechelycke lasten, daer mede hy den luyden verongelijckt.
M.
Ja voorwaer sulcke oorlogh is rechtvaerdich
| |
[pagina 411]
| |
B.
Wat is dan dat oorloch datmen voert, tegens den vyant vant menschelijck geslacht, dats tegens een tyran.
M.
Dat ist aldergerechtichste oorloch
B.
Alsmen dant oorloch wt rechtveerdige sake aengenomen heeft, so ist niet alleen den gantschen volcke, maer elck int bysonder toegelaten, den vyant om te brengen.
M.
Dat bekenne ick
B.
Wat sal dan van een Tyran zijn, een openbaren vyant, daermede alle vromen een gestadich oorloch voeren? Mach dan een yegelijck ondert gansche menschelijck geslacht, met goet recht hem niet met alle maniere van oorloochse straffinge vervolgen?
M.
Ick bevinde wel, dat meest alle volcken dat verstant ghehadt hebben, [...]’Ga naar voetnoot26
Buchanen spreekt hier een taal die niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is. Verzet tegen een tiran is te allen tijde gerechtvaardigd. Steeds weer legitimeert hij tirannicide, wie een tiran doodt bewijst daarmee de gemeenschap een dienst, zoals blijkt uit de woorden van Matellanvs: ‘Soo soudemense voor vyanden Godts ende der menschen houden, ende haer veel meer tellen onder t'gheslachte van wolven, beyren, ende andere verscheurende dieren, dan onder t'geslacht van menschen, de welcke soose yemandt opvoedt, die brengt over hem selfs ende meer anderen het verderff, maer diese doodt, die helpt niet alleen hem selfs, maer allen anderen int gemeen [...]’Ga naar voetnoot27 Iemandt die een tiran ombrengt moet volgens Matellanvs niet alleen onbestraft blijven, maar zelfs rijkelijk beloond worden: ‘ende den genen die haer om-brenghen konden, soude ick rijckelijcke belooninghe toesegghen, niet alleen van weghen het gantsche volck, maer van elck int bysonder, ghelijckmen ghemeenlijck den ghenen placht te belonen, die den wolven ofte beyren konden dooden,’Ga naar voetnoot28 Buchanan stelt dat men zich over de gevolgen van zijn verzet tegen een tiran niet druk hoeft te maken, want alles wat ‘met ge welt geschiedt machmen met gewelt wederstaen’,Ga naar voetnoot29 zelfs een burgeroorlog behoeft men niet uit de weg te gaan want die is ‘den Princen schadelijcker dan der Gemeynte’.Ga naar voetnoot30 Hij geeft ook goede raad hoe te handelen als men een tiran wil elimineren: ‘So moetmen eerst wel goeden Raedt pleeghen om te beginnen, int bestaen voorsichtighe wijsheyt, ende int vol-voeren, dapperheyt. Dese dingen bestaen in de wel-gelegentheyt des tijdts, der persoonen ende der plaetsen, ende andere beleydinghe der saecken, datse wel ghelucken ende ten besten commen, ofte te niet gaen, met grooten verderff ende schade.’Ga naar voetnoot31 Juist het volstrekt legitimeren van tirannicide heeft ertoe bijgedragen dat Buchanans | |
[pagina 412]
| |
geschrift vanaf de publicatie in 1579 fel werd bestreden, vooral op de Britse eilanden.Ga naar voetnoot32 Elders in Europa zal men niet gunstiger over het boek gedacht hebben, ook in de leidende regentenkringen van de Verenigde Provinciën niet. Omgekeerd heeft De Ivre regni apvd Scotos ook in Engeland de meeste invloed gehad, vooral op het politieke denken van John Milton.Ga naar voetnoot33 Keren we terug naar Geeraerdt van Velsen. Geplaatst tegen de achtergrond van Buchanans dialoog wordt het optreden van Geeraerdt verklaarbaarder, want de legitimatie voor zijn handelwijze vindt hij in de politieke ideologie van de Schot. Men zou bijna geloven dat hij de adviezen van Buchanan over hoe men te werk moet gaan, zorgvuldig heeft opgevolgd: de zaak is goed overlegd; men heeft een geschikt tijdstip gekozen en zich met betrouwbare personen omgeven al is een zekere misleiding en verhulling van de werkelijke plannen daarbij nodig geweest; men heeft een strategisch gelegen plaats, vlak aan zee, uitgekozen als uitvalsbasis naar Engeland: de burcht van Muiden. Wat kan er nog misgaan? Geeraerdts beruchte, sententieuze uitval in vs. 464Ga naar voetnoot34 is hem door Buchanan in de mond gelegd. Van Velsen staat niet te ‘liegen’ maar geeft simpelweg zijn overtuiging weer: iedereen mag een tiran, zowel een usurpator als een ty- | |
[pagina 413]
| |
rannus exercitio, uit de weg ruimen. Als de zaken straks dan ook lijken mis te lopen voor Geeraerdt en Floris hem uit handen dreigt te glippen, zal hij niet aarzelen om de graaf te vermoorden. Het is duidelijk waarom Geeraerdt van Velsen en Harman van Woerden zich in het stuk niet druk maken over de gevolgen die hun optreden voor het land zal hebben. Bij Buchanan hebben zij geleerd dat burgeroorlog niet vermeden hoeft te worden, want daarvan zal de vorst meer schade ondervinden dan degenen die zich tegen hem verzetten. Ook zijn persoonlijke risico's baren Geeraerdt geen zorg, want wat er ook moge gebeuren met hem en de zijnen, de geschiedenis zal hem achteraf rechtvaardigen. Deze is immers vol van: ‘Het lof der gener die haer Man, vader, soon ende na-vrienden, gedoot hebben, omdatse vyanden des vaderlandts ende Tyrannen waren.’Ga naar voetnoot35
Hooft zet een Geeraerdt van Velsen op het toneel die zo is geradicaliseerd dat hij het kamp der gematigden definitief heeft verlaten. Beheerst door zijn kwade passies haat en wraakzucht heeft hij het contact met de politieke werkelijkheid verloren en zijn heil gezocht in een ideologie die door de groep waartoe hij behoort volstrekt wordt afgewezen, omdat deze fundamenteel in strijd is met hun politieke overtuiging. Daarmee heeft hij zich politiek in een isolement geplaatst, zijn enige medestander, ook ideologisch, is zijn schoonvader Harman van Woerden. Zijn radicalisering leidt tot verblinding: om zijn doel, het elimineren van Floris, te bereiken, lapt hij de bestaande staatsrechtelijke opvattingen aan zijn laars zonder de gevolgen daarvan voor zijn eigen positie binnen de kring van potentiële medestanders te overzien. Dat hij door zo te handelen voor de buitenwereld, en zeker voor zijn standgenoten de hoge edelen, zijn ‘goedt recht’ tot ‘onrecht’ [vs. 1459] maakt, dringt niet meer tot hem door of kan hem niet schelen. Gelegitimeerd door Buchanan zal hij zijn doel bereiken. Het uiteindelijk resultaat van zijn handelen vernemen we van de Rey van Aemstellandsche Jofferen: ‘scheuring, nederlaegh, verwoesting, onderganck’ [vs. 1463] van de samenzweerders, heel Holland in rep en roer en de ‘heyligh' Eendracht’ [vs. 1474] die land en volk verlaat. De irenische Hooft had als ‘devoot Polityk’Ga naar voetnoot36 een afkeer van elk extreem politiek standpunt. In het personage Geeraerdt van Velsen laat hij zien waartoe extreme politieke opvattingen, die de grondslagen van een geordende staat kunnen aantasten, kunnen leiden voor land en volk, zeker als ze worden aangehangen door machtige en invloedrijke personen die sleutelposities innemen in politiek en landsbestuur. Dat hij dit personage in 1613 het toneel laat betreden in een stuk waarin zozeer het naderende politieke onweer van Hoofts eigen tijd doorklinkt, lijkt mij niet zonder politieke betekenis.
Hilversum, juni 1984 |
|